MARIE BECKER
Marie Alexandrine Becker, met als bijnaam de Zwarte Weduwe, werd op 14 juli 1879 in Wamont (België) geboren. Ze is een van de grote Belgische massamoordenaars. Ze werd ter dood veroordeeld voor het vergiftigen van elf personen tussen 1932 en 1936. Omdat de doodstraf sinds 1863 in België niet meer werd uitgevoerd, werd dat automatisch omgezet naar een levenslange gevangenisstraf. Marie Becker stierf op 11 juni 1942 in de gevangenis.
Tot haar 53e verjaardag leidde Marie Becker een onopvallend leven in Luik. Ze overzag toen haar levens eens en concludeerde dat het allemaal wel erg middelmatig en saai was geweest. Haar hele leven was ze de brave huisvrouw geweest en ze realiseerde zich dat ze maar weinig tijd had hierin nog verandering te brengen. Die overpeinzingen zullen ongetwijfeld te maken hebben gehad met een ontmoeting met een zeker Lambert Bayer, een notoire rokkenjager. Marie viel echter als een baksteen voor de veel jongere Lambert en waande zich een tijdlang in de zevende hemel. Ze moest de affaire met Bayer, waarin ze eindelijk kon experimenteren met allerlei seksuele fantasieën, weliswaar goed verborgen houden voor haar saaie echtgenoot, maar een tijdlang werd dat voldoende gecompenseerd. Op een gegeven moment werd ze de stiekeme bezoekjes aan Bayer echter beu en ging ze meneer Becker steeds meer zien als een vreselijke sta in de weg voor het leventje dat ze eigenlijk wilde leiden. Een echtscheiding was in die tijd niet aan de orde, dus besloot Marie dat ze een manier moest verzinnen om haar echtgenoot uit de weg te ruimen. De oplossing lag in het gebruik van het middel digitaline.
Na een korte periode van rouw kon ze openlijk met Bayer aan de zwier gaan. Nadat het verboden karakter echter verdwenen was, bleek ook dat snel saai te worden voor haar. Ze wist nu echter hoe ze dat soort problemen moest oplossen. In november 1934 stierf Bayer totaal onverwacht. Door deze tweede erfenis raakte ze in goede doen en ging ze nog meer van het goede leven genieten. Haar oude vrienden en kennissen stonden verbaasd dat de vrouw op leeftijd zich constant wist te omringen met jonge en attractieve mannen, die haar zoons hadden kunnen zijn. Ze had nu het leven dat ze wilde, maar op deze manier was ze snel door haar geld heen. Ze moest opnieuw een list verzinnen om niet terug te vallen in haar oude saaie bestaan. In de daarop volgende twee jaren stierven kort na elkaar heel wat van haar vrienden, maar vreemd genoeg bleef ze lang buiten elke verdenking.
In oktober 1936 ontving de Luikse politie echter twee anonieme brieven waarin Becker ervan werd beschuldigd twee oudere vriendinnen te hebben vergiftigd. Het onderzoek dat daarop werd opgestart leverde meerdere verdachte sterfgevallen in Becker’s direct omgeving op. Steeds was Becker degene de belangeloos de verzorging van een zieke vriend of vriendin op zich had genomen, vaak ook degene die de betreurde overledene voor het laatst in leven had gezien. Bij een onderzoek in haar huis trof de politie massa’s kleding en juwelen aan die voorheen hadden toebehoord aan de overleden vriendinnen. Bij haar arrestatie werd in haar handtas een klein groen flesje gevonden. De digitaline, een geneesmiddel dat indertijd veel door hartpatiënten werd gebruikt. In grote doseringen was het echter dodelijk, een gegeven dat bij de politie algemeen bekend was. Autopsie op de lijken leerde de politie snel dat ze allen waren overleden aan een overdosis digitaline. Tijdens haar proces bleef de Zwarte Weduwe halsstarrig beweren dat ze onschuldig was, maar de jury vond overtuigend bewezen dat ze de massamoordenares was van elf personen. Ze werd vervolgens ter dood veroordeeld, wat automatisch werd omgezet naar een levenslange gevangenisstraf. In 1942 overleed ze op 62-jarige leeftijd in de gevangenis. Na de grote aandacht voor haar proces pas enkele jaren eerder, was er nu amper aandacht voor. Het grote oorlogsleed vergde nu alle aandacht.
Geert De Vriese schreef onderstaand artikel, getiteld ‘De gifmengster van Luik’, dat op 17 december 2014 in P-magazine werd gepubliceerd.
Vingerhoedskruid, erotische dansen, gigolo’s en moord.
Haar man, haar minnaar, minstens drie vriendinnen, een handvol klanten en wellicht nog minimaal tien mensen van wie we het nooit zullen weten. De Gifmengster van Luik keek in de jaren 30 niet op een slachtoffer meer of minder. Haar wapen? Het sterke gif digitaline. Haar motief? Mannen moesten verdwijnen voor nieuwe minnaars, vrouwen waren een bron van inkomsten.
“Elf moorden in nog geen vijf jaar tijd! Een genadeloze gifmengster, zomaar in de straten van Luik! Een liederlijk leven, onder meer met het geld van haar vele slachtoffers!” In 1938 is het proces van Marie Becker sensationeel nieuws tot ver buiten onze landsgrenzen. Haar veroordeling tot levenslang – eigenlijk tot de doodstraf, maar die wordt dan al twintig jaar niet meer uitgevoerd in België – houdt iedereen maandenlang in de ban. Maar dan begint de wereld te rommelen en raken de exploten van Marie overschaduwd door de veel grotere gruwel van de Tweede Wereldoorlog. De Gifmengster van Luik overlijdt midden in die wereldbrand, in haar cel en in relatieve anonimiteit. Net zoals het grootste deel van haar leven voor de oorlog ook onopgemerkt is voorbijgegaan.
Tot haar 53e is er niets dat opvalt aan Marie-Alexandrine Petitjean. Ze leidt een rimpelloos, onopvallend leven met haar tweede man, de brave pantoffelheld en meubelmaker monsieur Becker. In hun bescheiden huisje in Luik doet zij het huishouden, naast haar werk als kleermaakster. En ze ziet eruit als een doorsnee, grijzende vrouw van middelbare leeftijd. Gelukkig? Misschien. Tevreden? Zo lijkt het in elk geval wel. Maar er wringt iets. Het leven kabbelt haar net iets te rustig verder. Ze herinnert zich andere, levendigere tijden. Toen ze als meisje van zestien naar de grote stad kwam, overdag zwoegde in een naaiatelier en ’s avonds de Luikse bals afdweilde. Ze trouwde ook op jonge leeftijd met de erfgenaam van een houtzagerij en zette als jonge weduwe de bloemetjes buiten met de erfenis die ze had opgestreken. Sinds ze hertrouwd is, blijft er niets meer over van die frivole, beloftevolle tijd.
Net als de verveling haar te machtig dreigt te worden, ontmoet ze in 1932 – ze is net 53 geworden – Lambert Beyer aan een groentekraam. Hij is een heel stuk jonger dan zij en een notoir rokkenjager. Ze valt meteen voor zijn wat goedkope charmes en stort zich in een passionele affaire vol seksuele experimenten. Uiteraard clandestien, in het Luik van de jaren 30. Maar dat vindt Marie niet erg. Integendeel: dat het allemaal stiekem moet, maakt het avontuur nog zoveel opwindender. De relatie bevrijdt een kantje dat Marie al heel lang verborgen heeft moeten houden. Ze kan maar niet genoeg krijgen van de verboden vrucht, die zoveel extra pit in haar leven heeft gebracht.
Maar er is natuurlijk nog altijd haar saaie echtgenoot. Marie beseft dat hij altijd in de weg zal staan, tussen haar en het leven dat ze eigenlijk wil leiden met Beyer. Een echtscheiding, dat is in die tijd uitgesloten. Er zit dus maar één ding op: Becker moet dood. En het wapen heet digitaline, het extract van vingerhoedskruid. In kleine dosissen een afdoend medicijn voor hartlijders, maar dodelijk in een grotere hoeveelheid of bij herhaaldelijk toedienen. En het is, met de beperkte technische mogelijkheden van de jaren 30, niet makkelijk op te sporen. In de herfst van 1932 roert Marie een forse dosis door de thee van haar man. Ze heeft het gewoon bij de apotheek kunnen kopen, met de smoes dat ze een hartkwaal heeft. Later zal uit het onderzoek blijken dat ze in totaal liefst achttien flesjes digitaline heeft gekocht, zonder dat ze ooit aan een apotheker heeft moeten aantonen dat ze dat zelf nodig had.