HET VERHAAL VAN DOMINEE HAMBROEK 3

In essentie zijn er twee versies mogelijk om het verhaal van dominee Hambroek te kadreren. Het eerste is als onderdeel van onze vaderlandse geschiedenis, waarin de koloniale periode als een vanzelfsprekendheid aan bod komt, omringd met heldhaftige verhalen over onverschrokken helden die onbevreesd Spanjaarden, Portugezen en inheemse volkeren tegemoet kwamen. Die versie is in deel 1 (Wikipedia) en deel 2 (Historische Vereniging Oud-Schipluiden) al aan bod gekomen. In dit derde en afsluitende deel de beschrijving van Ewald Vanvught zoals die wordt gegeven in zijn boek ‘Roofstaat’, dat de terechte ondertitel heeft ‘Wat iedere Nederlander moet weten’. Het geeft een ontluisterend portret van de manier waarop Holland en Zeeland door de eeuwen heen opereerden in/op West- en Zuid-Afrika, Ambon, de Molukken, Suriname, Curaçao, Japan, Ceylon, Formosa, Cochin, Zuid-West India, Makassar, Bengalen en alle andere steden, streken en landen waar ze ooit aankwamen. Een compleet ander beeld dan dat van eerlijke handelaren, begeleid door priesters en dominees om het christelijk geloof te verspreiden en onder de deskundige leiding van rechtvaardige leiders. Vanvught besteedt twee hoofdstukken aan het vaderlandse verblijf op Formosa, het huidige Taiwan. Hij bespreekt het jaar 1652, toen een massaslachting op het eiland plaatsvond en het jaar 1662, toen de Chinezen in opstand kwamen, enkele priesters werden vermoord (en later in de nationale geschiedenis uitgroeiden toto koloniale martelaren) en Formosa voor de VOC verloren ging. Slechts tien jaar verbleef de VOC op het eiland. Tien catastrofale jaren voor het eiland.

1652: Massadoding op Formosa (Taiwan)
De Nederlandse pogingen om bij de kust van China op de Pescadores een fort te vestigen waren door de Chinese machthebbers verijdeld. Inmiddels hadden VOC-officieren zakenrelaties met de gouverneur van de kustprovincie Fujian (Fukien) opgebouwd, en hij gaf de raad naar het nabijgelegen eiland te gaan. Het Ilha Formosa of Prachtige Eiland, zoals de Portugezen het noemden, het tegenwoordige Taiwan, is ongeveer zo groot als Nederland. Anders dan de Pescadores was het eiland vruchtbaar begroeid en ruim bevolkt met mensen en dieren. Met geweld en diplomatie vestigde de VOC hier in 1624 een eerste fortje.
Opnieuw zijn hedendaagse historici weinig gul met mededelingen over hoe de Nederlanders hun gezag vestigden en handhaafden. Eind 1636 toonden de dorpen in het westelijk laagland va Formosa zich bereid het gezag van de VOC te aanvaarden. Alleen de formidabele krijgers van het naburige eilandje Lamey boden nog hevig verzet. ‘Met behulp van de bondgenoten werden zij over de kling gejaagd. De overlevende vrouwen en kinderen werden in Formosa over verschillende dorpen verspreid’. ‘Over de kling gejaagd’: in vier woorden beschrijft de voornaamste hostoricus van de VOC in China de uitroeiing van de mannelijke bevolking van Lamey.
Na haar vroegrijpe omhelzing met de vaandrig Cotenhoeff was Sara Specx door Coen hard gestraft: haar minnaar was onthoofd en zij was in het openbaar gegeseld. Na terugkomt van haar vader Jacques Specx, de nieuwe gouverneur-generaal, met zijn vrouw en twee zussen, was sara met voldoende rust opgegroeid om zoals gebruikelijk in de tropische samenleving al jong te trouwen. Door zijn voortwoekerende ruzie met andere hoge VOC-officieren werd Specx al in 1632 naar Nederland teruggeroepen. In hetzelfde jaar huwde Sara in Batavia met de befaamde dominee Georgius Candidius.
Candidius was de eerste dominee op Formosa en had als tolk bij militaire expedities en bij het aanwerven van inheemse hulptroepen al veel goed werk voor de Compagnie verricht. Hij was een van de zeldzame voorstanders van huwelijken tussen Europeanen en Aziaten en met de Japans-Nederlandse Saartje Specx als vrouw gaf hij zelf het voorbeeld/ Het paar woonde in Sinkan op Formosa. Hier is Sara Specx in 1636 op ongeveer negentienjarige leeftijd overleden.
Candidius en de andere dominees werkten aan de spirituele inbezitneming van Formosa en tegelijk aan de militaire verovering. Met name de Rotterdamse dominee Robert Junius toonde zich oorlogszuchtig. Hij was bereid de inheemse hulptroepen aan te voeren mits hij de beschikking kreeg over een korps musketiers: soldaten met vuurwapens. Deze troepen landden uiteindelijk in 1634.. Zij vergezelden Junius en zijn inheemse huurlingen op veldtochten die eind 1636 leidden toto de onderwerping van de dorpen in Zuidwest-Formosa.

Fort Zeelandia in 1635

In november 1636 begon een volgende gebiedsuitbreiding op Formosa te noorden van Fort Zeelandia. Hier hadden de inheemsen een paar Nederlanders vermoord, die zonder toestemming op herten hadden gejaagd. Op 24 november vertrok gouverneur Paulus Traudenius met een leger van 400 Nederlandse soldaten en 300 Chinese huurlingen voor een strafexpeditie naar de dorpen Davolé en Vavoralangh. In het dorp Poncan versterkte dominee Junius de hoofdmacht van soldaten en matrozen met nog 1400 inheemse hulptroepen. In Davolé sneuvelde minstens 30 weerspannige dorpelingen, alle 150 woningen met ongeveer 400 rijstschuren gingen in vlammen op. Onder de Formosaanse hulptroepen brak ruzie uit over de verdeling van de buit en Traudenius stuurde allen naar huis. Met de rest van het legertje ging hij naar Vavoralangh, met 4.000 inwoners het grootste dorp van het eiland. Ook hiervan bleef biets over dan as.
Kort erna, op 11 januari 1642, ging Traudenius met een strijdmacht van 225 Nederlanders een 110 Chinezen naar de oostkust. In het dorp Pimaba haalden ze lokale hulptroepen op, met wie ze gezamenlijk het dorp Tammacalauw aanvielen en vernielden. Deze strafexpeditie duurde zes weken, tot 23 februari. Een Nederlandse historicus vat de complete vernietiging van het dorp huselijk samen: ‘Ook Tammacalauw moest eraan geloven’.
Het harde optreden loonde, rond 1650 was Formosa uitgegroeid tot een bloeiende kolonie. De winsten van de VOC bedroegen dat jaar meer dan anderhalf miljoen gulden, n die tijd een onvoorstelbaar hoog bedrag.
Als gevolg van de invasie van de Mantsjoes vluchtten veel gezinnen uit China naar Formosa. Door de snelle groei van de Chinese landbouw zagen de Formosanen hun jachtvelden slinken. Sinds 1640 waren Chinese kolonisten verplicht aan de VOC een maandelijkse belasting te betalen, in 1651 werd dit hoofdgeld zelfs verhoogd naar een halve reaal per maand. Een jaar later ontketende de dorpsleider Guo Huaiyi, bij de Nederlanders bekend als Fayet, een opstand op het platteland. Op 8 november 165 overvielen en vernielden Chinese boeren het Nederlandse gehucht Provintia.
Hollandse troepen en Formosaanse krijgers ondernamen meteen de volgende dag een tegenaanval. De Duitse soldaat Johann Merklein, die in deze tijd in Azië was, noteerde dat gouverneur Nicolaes Verburgh VOC-troepen onder N. Donker uitstuurde om de rebellie te onderdrukken, waarbij 2.000 gedoopte inheemsen moesten meevechten. Op 12 september 1652 pleegde dit leger een volgende slachting in de reeks waarop de koloniale onderneming was gebouwd en in stand gehouden. Die dag werden ‘3 bis 4000 Chinesen niedergemacht‘. Eén historicus schreef zelfs dat ‘zeker niet minder dan 4000 mannen en 5000 vrouwen het leven lieten’. Tegen Europese buskruitwapens konden de sterkte inheemse krijgers niets doen dan sterven of vluchten. Over deze gebeurtenis is de gewaardeerde , eerder aangehaalde historicus iets uitvoeriger: ‘Meer dan 4000 boeren lieten hierbij het leven. Zo werd de opstand in bloed gesmoord, of zoals een pamflet uit die dagen het zei: ‘Ja, gij zegt er Chinese oorlog tegen, zeg liever Chinese moord, zo geef je het kind de ware naam…’

De overgave van Fort Zeelandia aan Coxinga, 10 februari 1662

1662: Koloniale martelaren en Formosa verloren
Formosa (Taiwan) was de enige plaats ter wereld waar de Hollanders de ‘spirituele verovering’ die de Portugezen in de Filippijnen toepasten, met enig succes hebben herhaald. In de zeventiende eeuw werkten wel dertig Europese dominees in dienst van de VOC op het eiland. Ze waren niet alleen de geestelijke leidslieden van duizenden inheemse en geïmmigreerde Chinezen, maar deden tevens zeer praktisch en werelds werk als ronselaars van huurlingen voor het VOC-leger. Met hun kennis van de taal waren zij tolken tussen VOC-officieren en inheemse hulptroepen en sommigen – onder wie prominent Robert Junius – traden zelf op als aanvoerder van soldaten op oorlogspad.
het Nederlandse bewind op Formosa is tegenwoordig zo compleet ‘vergeten’ dat de ware gebeurtenissen fantastisch lijken. Weinig Nederlanders (willen) weten dat een nationale held als Willem IJsbrantsz Bontekoe in opdracht van een andere held, Jan Pietersz Coen, tienduizenden mensen in Zuid-China uit hun dorpen opjoeg en duizenden weerlozen als slaven meenam naar Banda en Batavia.
Hun eigen pijn koesterden zij met herdenkingen, maar naar de menselijke aard konden zij het onrecht en het verdriet dat zij anderen aandeden makkelijk ‘vergeten’. Als een Duitse soldaat deze massamoord niet in zijn reisverslag had genoteerd, zouden de meer dan 4.000 slachtoffers van het Nederlandse geweld op Formosa op 12 september 1652 spoorloos uit de geschiedenis zijn verdwenen. Nog altijd wordt dit bloedbad door Nederlandse historici in het geheel niet of hooguit in een paar regels genoemd.
Tijdens de verjaging van de Nederlanders uit Formosa raakte dominee Antonius Hambroek (1607-1661) met vrouw en twee kinderen in de macht van de Chinese bevelhebber Zheng Chenggong (of Coxinga in het Nederlands). Hij wilde de predikant dwingen naar het VOC-fort te gaan en zijn landgenoten tot overgave te bewegen, maar Hambroek weigerde. Op 5 juli 1661 liet Chenggong de dominees Antonius Hambroek, Arnoldus Vincemius, Leonardus Kampen en Petrus Mus onthoofden. Onmiskenbaar hadden zij de bevolking tot collaboratie met de Hollanders aangezet. Door hun dramatische dood werden zij voorbeeldige koloniale martelaren die hun leven gaven voor voor het christendom, de VOC en het vaderland. Zij worden toto op heden in geschriften en met prenten en schilderijen herdacht. Het verhaal van dominee Hambroek en de Nederlanders op Formosa verscheen in 1661 op een grote ets met tekst en zeventien plaatjes, toegeschreven aan Chrispijn van de Pase, waaronder zes afbeeldingen van de wreedheden gepleegd door de Chinezen op de Nederlanders. Het Rijksmuseum bezit het schilderij Zelfopoffering van dominee Antonius Hambroek op Formosa (1810) door Jan Willem Pieneman. Ook in de negentiende-eeuwse reeks schilderijen Helden van het Vaderland (1859), geschilderd door A.P. Dominicus en nu eigendom van het Amsterdam Museum, is dominee Hambroeks opoffering van zijn gezin en zichzelf op Formosa in het belang van de nationale zaak, deel van het nationale beeldverhaal.
De gewelddadige levenseinden van landgenoten overzee zijn door de eeuwen heen met afbeeldingen, gebeden en gedichten als helden van het kolonialisme verankerd in het nationale geheugen. In schril contrast met het zorgvuldig levend houden van de eigen doden worden de slachtoffers van de eigen misdaden moeiteloos ‘vergeten’.

Nicolaas Verburch, die tijdens de Chinezenmoord in 1652 gouverneur van Formosa was, bekleedde nog een rij andere hoge posten in het VOC-bestuur. Na 38 jaar onafgebroken dienst in Azië nam hij voorgoed afscheid van de Oost. Vanuit Batavia bereikte hij Nederland in 1675 met spullen ter waarde van ruim 3,3 miljoen toen gangbare guldens.
Nadat de VOC alle bezittingen op Formosa had moeten opgeven en de slavenaanvoer vanaf de Chinese kust werd bemoeilijkt, kreeg Batavia van de Heren Zeventien de opdracht arbeidskrachten in Oost-Afrika te gaan kopen. De inkoopreizen vanuit Kaapstad naar West-Afrika werden gestaakt. Een van de vele Duitse VOC-soldaten, Johann Christian Hoffmann, deed in de jaren verslag van een VOC-expeditie naar Madagaskar met als Haupt-Zweck een aantal slaven te verwerven. Naast 2.700 pond koraal bestond de inkoop uit zes mensen, veel te weinig. Vervolgens voer men naar Mozambique in de hoop daar de instructie te kunnen uitvoeren.
.
.
Wollebrant Geleynsen de Jonge (1594-1674) en twee zwarte bedienden door Caesar van Everdingen (1674, olieverf op doek, 2145 x 1822 mm, Stedelijk Museum Alkmaa). Opgegroeid in het weeshuis van Alkmaar trad hij in dienst van de VOC en tussen 1613 en 1648 brachthij het werkzaam in Azië tot directeur van de handel in Perzië. In 1848 kwam hij rijk terug aar zijn geboortestad en was hij nog een kwart eeuw zeer actief in het maatschappelijk leven. Hij staat afgebeeld met commandostaf en – zoals voor een commandant gewoon was – in gezelschap van twee in slavernij gehouden Afrikanen

Naschrift
Andere interessante site om hiervoor te raadplegen. Aardig wat Engelstalige sites, want zoals Ewald Vanvught in zijn boek overvloedig aangeeft: de Nederlandse historici stonden en staan er blijkbaar niet om te springen om de donkere pagina’s van het koloniale boek eens goed te belichten. Dus: koop vooral dat boek van Ewald Vanvugt – Roofstaat, het standaardwerk over Nederlandse gruweldaden in de loop der eeuwen. 
Fort Zeelandia
De Slag om Fort Zeelandia / The Siege of Fort Zeelandia
Toen Formosa in het Nederlands bestuurd werd door een Brusselaar
De VOC-site: Formosa
Dutch Formosa
The Lamey Formosa Massacre
Guo Huyyi Rebellion

 

Dit item was geplaatst door Muis.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: