LEENDERT LAFEBER
Leendert Lafeber (Schoonhoven, 21 oktober 1894 – Hoogeveen, 9 mei 1967) was een Nederlandse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was eewas huisschilder en woonde met zijn vrouw Immigje Kiers (Hoogeveen, 29 oktober 1892 – Hengelo, 27 september 1982) in een klein huis aan de Schutstraat 155 te Hoogeveen. Vanaf het uitbreken van de oorlog was het echtpaar actief in het verzet. Tijdens de mobilisatie was Lafeber actief voor de Luchtbescherming en in de oorlog hielp hij vluchtelingen onderdak te komen. Student Wim Dekker uit Warmond was drie jaar lang onderduiker in hun huis. Lafeber verschool de radio van de gemeenteontvanger en daar luisterden hij, Wim Dekker en huisarts Piet Kooiman naar de BBC. Piet Kooiman (Het Bildt, 27 november 1891 – Hoogeveen, 23 februari 1959) zat ook in het verzet. Hij had aan de Universiteit van Amsterdam medicijnen gestudeerd en vestigde zich in 1917 als huisarts te Hoogeveen. In 1931 richtte Kooiman met een aantal anderen de Vrijzinnig Democraten op, die met één zetel in de gemeenteraad vertegenwoordigd was. In 1935 ging de partij samen met de Liberale Staatspartij onder de naam Onafhankelijke Democratische Kieskring en werden twee zetels in de Hoogeveense gemeenteraad behaald die ingenomen werden door Kooiman en Salomo Polak. In 1939 werd er nog een zetel bijgewonnen en kwam J. Koning uit Noordscheschut er bij. Vanaf het begin van de Duitse bezetting was Kooiman betrokken bij het verzet. Hij kwam in contact met Leendert Lafeber toen hij bij hem thuis illegaal naar de BBC kon luisteren.
Het drietal besloot de uitzendingsteksten uit te typen op de grote Remington typemachine van Kooiman en te verspreiden als illegaal blad in een oplage voor honderd adressen. De verzetsman Jan de Jonge zorgde regelmatig voor papier en carbon. Kooiman maakte doorslagen van de teksten, die door de vrouw van Lafeber en hun twaalfjarig zoontje Leendert Lafeber junior in giro-enveloppen werden gedistribueerd in Hoogeveen. Hun huis werd ook een doorgangs-onderduikadres, waarbij Kooiman, mede dankzij zijn vele beroepsmatige contacten met de inwoners van Hoogeveen, ervoor zorgde dat Joodse inwoners konden worden ondergebracht bij Leendert Lafeber. Vanuit het ziekenhuis kwam hoofdzuster Tinie Zijlstra aan met mensen die enkele dagen onderdak behoefden. Het waren joodse en niet-joodse onderduikers en door de Duitsers gezochte verzetsmensen. In 1942 dook voor langere tijd het Joodse echtpaar Frits en Lida van Buuren uit Haarlem bij hen onder. Piet Kooiman vroeg hun of zij dit wilden doen. De aardappelkelder van het huis van Lafeber was ook een opslagplaats voor grote hoeveelheden gestolen distributiebonnen die door de Knokploegen van Meppel en Hoogeveen werden gepleegd of door het duo Nico-Victor. Lafeber zorgde ook voor de distributie onder de vele onderduikadressen. Ook werd het huis gebruikt door het verzet om tijdelijk wapens te kunnen opslaan. Het huis werd zo een bekend sleuteladres voor het illegaliteitsnetwerk van Meppel en Hoogeveen.
Omdat Lafeber een bescheiden man was die niet graag pronkte met wat hij gedaan had, zweeg hij na de oorlog jaren over zijn werkzaamheden. Hij kreeg enkel het Bernhardsspeldje na de oorlog, maar wilde dit nooit dragen in het openbaar. Pas jaren later, op 27 februari 1996 volgde internationale erkenning voor de vele werkzaamheden van Leendert en zijn vrouw toen beiden postuum van de staat Israël de Yad Vashem onderscheiding onderscheiding ontvingen voor hun werk en hun kinderen deze in Israël in ontvangst kwamen nemen.
In de Hoogeveensche Courant van 30 april 1999 verscheen onderstaand artikel van Lammert Huizing over Leendert Lafeber en Immigje Kiers, met de wrange conclusie dat slechts het Nieuw Israëlitisch Weekblad melding maakte van hun hoge onderscheiding en dat het verzet van het echtpaar in Hoogeveen zelf na een halve eeuw gedegradeerd was tot vergeten geschiedenis.
Hij was maar klein van postuur en woonde in een kleine woning, aan de Schutstraat, langs het kanaal, tegenover het oude ziekenhuis Bethesda. Hij was huisschilder : Leendert Lafeber. Een man die in het verzet deed wat zijn hand vond om te doen. Hij maakte geen deel uit van het georganiseerde verzet, maar kon geen mensen in nood laten zitten. Zijn afschuw voor NSB’ers en landwachters liet hij duidelijk blijken. Zijn collega Thie Katerberg uit de Bentinckslaan keek hij niet meer aan. Als deze hem groette, keek hij de andere kant op. Katerberg liep met een NSB-speldje op en ging nogal eens weg met de trein. Katerberg was een van de eersten, die met de bevrijding door de Binnenlandse Strijdkrachten werd opgepakt. Hij werd overgebracht naar de Hervormde school aan de Bentinckslaan, waar veel delinquente NSB’ers met hun gezinnen werden opgeborgen.
Na een uur was hij weer vrij. Katerberg bleek als infiltrant voor de ondergrondse jarenlang te zijn binnengedrongen in de NSB en had bij de Duitsers informatie los gekregen, waar het verzet mee werken kon.
Tijdens de mobilisatie was Leendert Lafeber actief voor de Luchtbescherming. In de oorlog zette hij zich in voor hulp aan evacuees. Wim Dekker uit Warmond, die oude talen studeerde in Leiden, was drie jaar lang de vaste onderduiker in huize Lafeber. Toen hij kwam, in 1942 nadat de radio’s moesten worden ingeleverd, kwam er grote honger naar nieuws van de overkant. Iedereen wilde weten wat voor berichten er waren op de Engelse zender. Bij Lafeber was de radio ondergebracht van de gemeente-ontvanger Sjieuwe Snoek, die samen met zijn vrouw met een deel van de gemeentekas en papieren was verdwenen. Ook hun piano en gasfornuis stonden bij Lafeber. Dat wist Piet Kooiman, de huisarts. Dagelijks kwam hij op bezoek bij Lafeber om via de BBC te horen, waar de duitsers weer een pak slaag hadden gekregen. Lafeber nam op een dag Kooiman apart. “U bent een beste brave kerel, dokter Kooiman”, zei -hij, “maar niemand in Hoogeveen gelooft, dat u elke dag als arts op visite komt, terwijl wij allemaal gezond en wel hier rondlopen.”
Immigje Lafeber-Kiers
Toen kwam Wim Dekker met het idee, om dagelijks de berichten van de BBC uit te tikken op een schrijfmachine. Dat gebeurde. Hij maakte meteen doorslagen en Kooiman gaf adressen door, waar die berichten in een giro-enveloppe konden worden bezorgd. Zo ontstond een netwerk van tegen de honderd mensen, die dagelijks de berichten van de Engelse Zender aan huis bezorgd kregen. Dat gebeurde door de 12-jarige Leendert Lafeber junior en zijn moeder. Mevrouw Lafeber mocht zich niet te vaak aan de Hoofdstraat laten zien. Het zou opvallen als zij daar iedere dag zou lopen winkelen. Lege giro-enveloppen werden door deelnemers van de lezerskring bij toerbeurt gehaald op het postkantoor. Lafeber kon dat niet doen, want zoals de meeste Hoogeveners had hij geen girorekening.Dun papier en carbon werden geleverd door Jan de Jonge, lid van de bekende verzetsfamilie, terwijl Kooiman zorgde voor een degelijke schrijfmachine een grote Remmington. Vanuit het ziekenhuis kwam regelmatig de hoofdzuster Tinie Zijlstra met mensen, die voor een of twee dagen onderdak moesten hebben. Het waren onderduikers of door de Duitsers gezochten, voor wie een plaats moest worden gezocht. Ook voor een aantal joden werd Huize Lafeber als doorgangshuis gebruikt.
Op een dag kreeg dokter Kooiman bezoek van Frits van Buuren uit Haarlem als joodse jongen oorspronkelijk afkomstig uit Hoogeveen. Hij was met zijn vrouw Lida ondergedoken in Uitgeest. Hun baby van tien dagen oud hadden ze zogenaamd te vondeling gelegd op een duikadres. Een keer in de veertien dagen konden zij het kind zien, maar ook dat werd te gevaarlijk. Frits kwam op een dag via via terecht bij dokter Kooiman. Voor de dokter zelf was het te riskant om onderduikers te herbergen, omdat de Duitsers hem, meer dan iemand anders, in de gaten hielden. Mevrouw Kooiman trok naar Lafeber, of die raad wist. Na overleg met zijn vrouw en hun vaste onderduiker, zeiden ze: Laat hem maar hier blijven. “Je kunt niet iemand de straat de opsturen, als je weet dat hij kan worden doodgeschoten” zei mevrouw Lafeber. De zondag daarop reisde Leendert Lafeber naar Uitgeest, om Lida op te halen. Lida wilde vier grote koffers mee, want je weet maar nooit hoe lang zo’n onderduik gaat duren. Twee kleine mensen met twee reuze koffers arriveerden die avond Hoogeveen. Een week later ging Lafeber alleen naar Uitgeest om de beide andere koffers te halen. In Utrecht stapten enkele Duitsers en een Nederlandse SS’er de trein binnen voor koffercontrole. “Ik weet niet wat er in de koffers zit”, zei Lafeber naar waarheid. Zijn kleingeld, spoorkaartjes en sleuteltjes stopte hij altijd ergens in een zak zonder te onthouden waar. Hij zocht zich wezenloos naar de sleuteltjes. “Je hoeft niet zo zenuwachtig te worden”, kreeg hij te horen. “Als jullie niet zenuwachtiger zijn dan ik, dan mag je het er voor doen”, antwoordde hij. Alle vier waren ze intussen razend nieuwsgierig, wat er voor de dag zou komen. Eindelijk ging een van de koffers open. Hij zat helemaal vol, maar dan ook helemaal met maandverband. Allemaal uit de verpakking, omdat er dan meer in kon. Zelfs de Duitsers bloosden en de andere koffer hoefde niet meer open.
Regelmatig werden er jute zakken gebracht, vol met distributiebonnen, afkomstig van een kraak, gepleegd door de Knokploeg Meppel-Hoogeveen of door het duo Nico-Victor (de NV). Ze werden in de kelder gegooid bij de zakken met aardappels. Lafeber zorgde er een of twee dagen later voor, dat de bonnen verder kwamen om te worden verdeeld onder de honderden onderduikers in en rond Hoogeveen. Soms ook we werden er ’s nachts na een bekend klopsignaal op de zijdeur zakken met wapens gedeponeerd die een dag later werden afgehaald. Schutstraat 155 was een sleuteladres in het illegaliteitsnetwek in Hoogeveen.
Na de oorlog zweeg Lafeber over wat er in al die jaren in zijn huis was gebeurd en waarbij hij betrokken was. De armband van de Binnenlandse Strijdkrachten wilde hij niet dragen omdat er naar zijn smaak te veel BS’ers waren, die nooit in het verzet hadden gezeten : de zogenaamde meikevers. Hij kreeg later het zogenaamde Bernardspeldje zoals alle BS’ers, maar heeft het nooit willen dragen. Op 27 februari 1996 worden Leendert Lafeber en zijn vrouw door de Israëlische regering posthuum onderscheiden met de Yam Vashem medaille voor hun voorbeeldige inzet in moeilijke jaren. Hun kinderen nemen het ereteken in ontvangst. Het ontgaat de plaatselijke en regionale media. Alleen het Nieuw Israëlitisch Weekblad maakt melding van de bijzondere gebeurtenis. In Hoogeveen is na een halve eeuw het verzet van het echtpaar Lafeber-Kiers gedegradeerd tot vergeten geschiedenis.