MAX, FRIEDRICH EN ADOLF
Prins Max von Baden zit het grootste deel van de dag ongeduldig te wachten op nieuws van keizer Wilhelm II.
Prins Max is een goed verzorgd man, die op elke foto de onheilspellende blik etaleert van iemand die veel heeft meegemaakt, niet snel onder de indruk is en weinig illusies over zijn medemensen koestert. Hij heeft een ongebruikelijke reputatie als linkse Duitse prins. Dat was de reden waarom hij in oktober op eenenvijftigjarige leeftijd tot kanselier van het Duitse rijk werd benoemd. Later zal hij op droge toon verslag doen van zijn ervaringen, waarbij hij laat doorschemeren hoezeer hij zich heeft gestoord aan vrijwel iedereen met wie hij te maken kreeg: de keizer, de generaals, de gematigde en de radicale socialisten.
Prins Max’ probleem is dat de keizer, de erfelijke monarch wiens familie vanaf de vijftiende eeuw vanuit Berlijn heeft geregeerd, niet kan beslissen om af te treden. Duitsland raakt steeds meer in de greep van de revolutie, en elke minuut telt. Telkens wanneer Max opbelt naar het legerhoofdkwartier in Spa in België, waar de keizer op dat moment verblijft, wordt hij afgescheept. De prins wil van de oude orde redden wat er te redden valt. Hij weet dat de revolutie aan de winnende hand is. Ze kan niet worden ‘neergeslagen’, maar ‘misschien kan ze wel worden gesmoord’. Het enige wat hij kan doen, is de revolutie binnen de perken te houden door Friedrich Ebert, de leider van de gematigde sociaaldemocraten, op bevel van de keizer tot kanselier te benoemen.
Ebert zal hoe dan ook spoedig kanselier worden, zo redeneert Max. Benoemt de keizer hem niet, dan zullen de revolutionairen van de straat hem op het schild hijsen. ‘Als de meute Ebert aan mij presenteert als de Tribuun van het Volk, zullen we een republiek hebben,’ houdt hij zichzelf voor. Het kan nog erger. Als de meute in plaats van Ebert de radicalere, onafhankelijke socialist Karl Liebknecht tot kanselier maakt, ‘zullen we ook nog het bolsjewisme hebben’. Mocht keizer Wilhelm evenwel als laatste regeringsdaad Ebert benoemen, ‘dan blijft er nog een minieme hoop voor de monarchie bestaan. Misschien lukt het ons dan het revolutionaire elan via de wettelijke kanalen van een verkiezingscampagne de goede kant op te sturen.
Prins Max is niet op de hoogte van het drama dat zich in het hoofdkwartier van de keizer afspeelt. In Spa begrijpt veldmaarschalk Paul von Hindenburg, de opperbevelhebber van het Duitse leger, twee dingen heel goed: de keizer moet aftreden en Hindenburg zelf mag niet het verwijt krijgen dat hij hem dit besluit heeft opgedrongen. De keizer speelt met het idee om aan het hoofd van zijn leger terug te keren naar Duitsland en de revolutionairen te verpletteren. Hindenburg begrijpt dat dit tot een rampzalige burgeroorlog zal leiden. Daarvoor wil hij niet verantwoordelijk zijn. Hindenburg is evenwel ook een monarchist. Hij weet dat andere monarchisten hem in de toekomst misschien voor de voeten zullen werpen dat hij zijn koning niet heeft gesteund. Hindenburg is de held van Tannenberg, een van de weinige grote Duitse overwinningen in deze verloren oorlog. Hij kan nu niet toestaan dat zijn reputatie bezoedeld raakt.
Hij lost het probleem op door de klus over te dragen aan zijn onderbevelhebber, de eerste kwartiermeester-generaal Wilhelm Groener. Groener zegt botweg tegen de keizer dat het leger in vrede en onder zijn eigen commandanten naar Duitsland zal terugkeren, ‘maar niet onder bevel van uwe Majesteit, omdat het uwe Majesteit niet langer steunt’. Hindenburg begint in alle stilte voorbereidingen te treffen voor de ontsnapping van de keizer naar het neutrale Nederland, waar hij veilig zal zijn.
Deze gebeurtenissen vestigen een patroon. Meer dan tien jaar later zal Hindenburg nog steeds worstelen met het probleem van een mogelijke burgeroorlog. Hij zal nog steeds een manier proberen te vinden om het leger buiten het binnenlandse conflict te houden en tegelijkertijd zijn eigen reputatie te bewaken. Hij zal nog steeds onaangename taken overdragen aan zijn ondergeschikten.
Wanneer een beslissing in Spa uitblijft, verliest prins Max zijn geduld en besluit hij de zaken in eigen hand te nemen. Hij zal zelf de abdicatie van Wilhelm aankondigen. Prins Max ontbiedt Ebert en vraagt hem of hij bereid is een regering te vormen in overeenstemming met ‘de monarchale grondwet’. Ebert is een ongewoon conservatieve sociaaldemocraat, die het liefst de monarchie wil behouden. Er lijkt echter geen weg terug meer. ‘Gisteren had ik een onvoorwaardelijk ja kunnen geven,’ zegt hij tegen prins Max. ‘Vandaag moet ik eerst met mijn vrienden overleggen.’ Prins Max vraagt hem of hij een regentschap wil overwegen. Ebert antwoordt dat het daarvoor ‘te laat’ is. Volgens Max’ vermoeide schriftelijke verslagen herhalen de andere sociaaldemocraten die achter Ebert in de kamer staan: ‘Te laat, te laat!’
Intussen staat Eberts collega Philipp Scheidemann op een balkon van de Rijksdag en roept uit: ‘Lang leve de republiek!’ Men vat dit op als een verklaring dat Duitsland een democratische republiek is geworden, hoewel Scheidemann later zal zeggen dat hij het alleen had bedoeld als een ‘belijdenis van (zijn) geloof’ in het idee.
In het koninklijk paleis, zo’n achthonderd meter ten oosten van de Rijksdag, roept de radicale Karl Liebknecht Duitsland uit tot een ‘socialistische republiek’. Inmiddels is Wilhelm eindelijk afgetreden als keizer van Duitsland.
Op het eind van de middag heeft prins Max een laatste bespreking met Ebert. Ebert vraagt de prins om aan te blijven als ‘bestuurder: met andere woorden als regent. Prins Max antwoordt stijfjes: ‘Ik weet dat u op het punt staat een overeenkomst te sluiten met de onafhankelijken (de radicalere onafhankelijke sociaaldemocraten) en ik kan niet werken met de onafhankelijken.’ Op weg naar buiten draait hij zich om voor een laatste opmerking: ‘Herr Ebert, ik plaats het Duitse rijk onder uw hoede!’
Ebert antwoordt ernstig: ‘Ik ben twee zonen aan dit rijk kwijtgeraakt.’
Het is 9 november 1918.
Twee dagen later treedt een wapenstilstand inwerking die is overeengekomen tussen Duitse politici en geallieerde legerofficieren. De Eerste Wereldoorlog is voorbij. Voor de meeste Duitsers komt de nederlaag als een plotselinge schok.
Een van hen is een gewonde soldaat die van een gifgasaanval herstelt in een ziekenhuis in Pasewalk, een stadje in Pommeren op zo’n honderdtwintig kilometer ten noordoosten van Berlijn. ‘Het was dus allemaal tevergeefs geweest,’ schrijft hij. ‘Tevergeefs alle offers en ontberingen (….) zinloos de dood van twee miljoen gesneuvelden …’ Hadden de soldaten van Duitsland alleen maar gevochten ‘om een meute verachtelijke misdadigers de hand te laten leggen op het Vaderland?’ Hij heeft niet meer gehuild sinds de dag van zijn moeders begrafenis. Nu strompelt de jongeman terug naar de ziekenzaal en begraaft zijn ‘brandende hoofd in zijn dekens en kussen’.
Zijn naam is soldaat eerste klas Adolf Hitler.