WILLEM DOLLEMAN
Willem Frederik Dolleman (Gorssel, 29 juli 1894 – Kamp Amersfoort, 13 april 1942) was één van de belangrijkste personen binnen de revolutionair-socialistische beweging in het interbellum. Het arme hervormde arbeidersgezin in het Gelderse dorp Gorssel waarin hij opgroeide verhuisde in 1897 naar Den Haag. Hij bezocht daar de lagere school en leerde daarna het bakkersvak, hetzelfde beroep dat zijn vader had en net als hij heeft hij dat beroep tot zijn dood heeft uitgeoefend. Zijn zusje overleed in 1915 op 11-jarige leeftijd aan tuberculose. Een ziekte die in de volksmond ‘de tering’ werd genoemd. Mensen met genoeg geld wisten meestal aan deze ziekte te ontsnappen door betere voeding, medicijnen en sanatoria. Willem is bedroefd én razend: ‘Met bleek pijnlijk gezichtje lag je op je sterfbed, de oogen gesloten. Even deed je ze open toen ik een kus – de laatste – op je voorhoofd drukte. Met je lieve blauwe oogen keek je me nog eenmaal aan, om ze enkele uren later voorgoed te sluiten. Arme kleine! Hooger slaan de vlammen van haat in mij op, ik zal je wreken! Met verdubbelde kracht en energie zal ik den strijdbijl hanteren en mocht ooit de vijand trachten met sluwe list mij van den juisten weg, den onverzoenlijken strijd af te houden, zal ik steeds denken aan jou, jouw korte leven en droeve dood!’. Een belofte waar Willem zich aan zou houden.
Al op erg jonge leeftijd was hij actief in de arbeidersbeweging via het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) en in de Jongelieden Geheelonthoudersbond (JGOB), waarvan hij rond 1910 lid werd. Kort daarna sloot hij zich aan bij de socialistische jeugdorganisatie De Zaaier en in 1912 bij de Sociaal-Democratische Partij (SDP). De veel grotere Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) is hem te gematigd. Hij trekt veel op met Louis de Visser, ook bakker en de latere partijleider van de Communistische Partij in Nederland (CPN). Na de breuk tussen Stalin en Trotski in 1927 zou De Visser Stalin volgen en koos Dolleman voor Trotski. Willem zit vol energie. Hij plakt affiches, kalkt leuzen, colporteert, schrijft en organiseert discussie-avonden en acties. Bijvoorbeeld tegen de krotwoningen in de stad, maar ook voor de bevrijding van Nederlands-Indië. Bovendien bakt hij zestig uur per week brood voor anderen om het zelf op de plank te krijgen.
In De Zaaier vervulde hij afdelingsfuncties en in 1914 werd hij landelijk voorzitter. In De Zaaier, waarin hij tot 1923 actief bleef, ontmoette hij Metta Mater, schoonmaakster en huisvrouw, met wie hij op 2 juli 1919 trouwde en drie zoons kreeg. In 1919 volgde hij zijn overleden vriend Andries van Gool (Van Amstel) op als redacteur van het orgaan De Jonge Socialist. Van ongeveer 1920 tot 1927 was Dolleman secretaris van de Haagse afdeling van de Communistische Partij in Nederland (CPN). In 1927 verliet hij die partij en behoorde hij tot de oprichters van het Revolutionair Socialistisch Verbond (RSV), waaruit in 1929 de Revolutionair Socialistische Partij (RSP) voortkwam, die in 1935 met de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP) zou fuseren tot de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij (RSAP). De kracht van de theoretisch onderlegde Dolleman lag vooral in het schrijven van artikelen en brochures en het geven van scholing en inleidingen voor partijleden. Hij was redacteur en/of vaste medewerker van de verschillende bladen van RSP en RSAP, waarvoor hij onder meer de parlementaire verslaggeving verzorgde. De RSAP wil een socialistische revolutie en zet zich sterk af tegen kapitalisme en fascisme, maar ze keert zich ook fel tegen reformisme en stalinisme. De RSAP stelt echt iets voor: Sneevliet komt in de Tweede Kamer. De partij krijgt 4 zetels in de Provinciale Staten en 23 zetels in verschillende gemeenteraden. Willem Dolleman maakt deel uit van het partijbestuur van de RSAP, zit in het Haagse afdelingsbestuur, is actief in het NAS en schrijft voor diverse bladen. En hij bakt nog steeds 60 uur in de week brood, is echtgenoot en vader. Zijn huis aan de Van Beijerenstraat in de Schilderswijk is een trefpunt voor buurtbewoners en linkse activisten. Er worden acties tegen de huurverhoging voorbereid en er wordt gerepeteerd door een arbeiders-harmonie-orkest.
Op 14 mei 1940, een dag voor de capitulatie van het Nederlandse leger, werd de RSAP opgeheven, maar onmiddellijk werd het Marx-Lenin-Luxemburg-front (MLL-front) opgericht als ondergrondse verzetsorganisatie om vanuit de illegaliteit met ongeveer vijfhonderd leden te strijden voor een democratisch socialisme. Al in 1938 was namelijk al in het geheim besloten om bij een eventuele Duitse bezetting direct ondergronds te gaan. De leiders van het MLL-front waren Henk Sneevliet, Willem Dolleman en Abraham Menist. Dolleman werd penningmeester en hield zich bezig met het schrijven van propaganda.Het front steunde de Februaristaking, werkte samen met verzetsorganisatie De Vonk en gaf het blad Spartacus uit, de eerste illegale krant in Nederland tijdens de bezetting. De oplage liep op tot 5.000 stuks en verscheen om de veertien dagen. Het front probeerde ook in contact te komen met Duitse soldaten die tegen de oorlog waren. Voor andere verzetsbewegingen was dit soort contact uit den boze. Binnen het front ontstond politieke onenigheid, vooral over de vraag of de Sovjet-Unie moest worden ondersteund of juist niet, waartoe Trotski had opgeroepen. Sneevliet zag de oorlog tussen de USSR en nazi-Duitsland als een oorlog tussen twee imperialistische mogendheden, maar Dolleman bleef achter de Sovjet-Unie staan. Dolleman onderhoudt ook contact met kameraden die worden opgepakt. Soms slaagt hij erin die te voorzien van ‘een grote zelfgebakken boterkoek’. Hij steunt hun familieleden.
Willem Dolleman, Ab Menist, Henk Sneevliet en zijn vrouw, Jan Edel, Jan Koeslag, Cor gerritsen, Jan Schriefer en Rein Witteveen van het MLL-Front werden op 2 maart 1942 op verschillende adressen gearresteerd. Voor het Deutsche Obergericht in Amsterdam worden de acht kameraden ter dood veroordeeld. Cor Gerritsen pleegde daarna zelfmoord in zijn cel. Willem Dolleman schrijft een afscheidsbriefje aan zijn jongste zoon Frans: ‘Je sigaren heb ik heerlijk opgerookt, hoor. Ondanks alles zijn toch deze laatste dagen heel mooi. Ik ben erg blij dat jullie allen zo goed begrijpen, dat ik niet anders kon dan ik deed en dat jullie allen overtuigd zijn, dat ik eerlijk en moedig leefde en ook zo zal eindigen. Nu Frans, een laatste zoen en een stevige handdruk van je kameraad en vader. Wees moedig en sterk!’
Op 12 april 1942 worden ze naar kamp Amersfoort gebracht en de volgende ochtend, 13 april 1942 om twintig minuten na negen uur in de ochtend, door de Waffen-SS gefussilleerd vlakbij de locatie waar nu het monument De Stenen Man staat. Sneevliet schreef in een afscheidsbrief aan zijn zus: ‘Voor de zwakken onder mijn naasten gaf ik mijn krachten, ten slotte ook het leven zelf. Meer dan dat heb ik niet.’ Het zevental zou de Internationale hebben gezongen tijdens de uitvoering van het vonnis. Op 10 november 1945 werden de stoffelijke overschotten op het crematorium te Velsen gecremeerd. Duizenden mensen kwamen bij die herbegrafenis afscheid van hen nemen. Een monument, waarin hun urnen zijn bijgezet, werd in 1946 onthuld en herinnert aan deze mannen.
De rest van de MLL-groep splitste zich op in het Comité van Revolutionaire Marxisten en de Communistenbond Spartacus. Na de oorlog werd de RSAP niet heropgericht. Negen leden overleefden Kamp Vught niet.