DE ZIEKE MAN VAN EUROPA

Tot eind 18e eeuw was het Osmaanse Rijk een van de machtigste staten in Europa, een serieuze bedreiging voor Rusland en Oostenrijk. In de zestiende eeuw hadden de Osmanen de Balkan en het grootste deel van Hongarije veroverd. In 1529 was een eerste poging Wenen in te nemen mislukt, waarna een lange periode begon van slepende oorlogen, lange bestanden en kortdurende vredes. In 1683 stonden de Osmaanse legers, in totaal 138.00 man sterk, weer aan de poorten van Wenen, de hoofdstad van het aartshertogdom Oostenrijk in te nemen. Het was toentertijd ook de residentie was van keizer Leopold I van het Heilige Roomse Rijk en de zetel van de Habsburgse Monarchie. Het Beleg van Wenen begon op 14 juli 1683 en eindigde op 12 september 1683 toen de belegeringsmacht verslagen werd door een ontzettingsleger van 80.000 soldaten van de Duitse vorsten. De Osmanen sloegen op de vlucht, waarna de Grote Turkse Oorlog volgde waarin heel Hongarije voor hen verloren ging. In 1684 werd op het initiatief van de paus een Heilige Liga gevormd voor een gezamenlijke strijd van het christelijke westen tegen de islamitische Osmanen. Daarbij koos Frankrijk, het grootste christelijke land, om geopolitieke redenen de kant van de Osmanen. Het mislukte beleg van Wenen in 1683 wordt dan ook wel gezien als het begin van het einde van het Ottomaanse Rijk.

Eigenlijk was het vanaf omstreeks 1850 op sterven na dood. Het Osmaanse Rijk werd beschreven als ‘de zieke man van Europa’,  een begrip dat zo is ingeburgerd dat het tegenwoordig in allerlei minder florissante situaties wordt gebruikt. Ook werd wel gesproken over De Grote Oosterse Kwestie, waarmee werd verwezen naar het vraagstuk wat er met de grondgebieden van het Osmaanse Rijk moest gebeuren, wanneer dit eindelijk de geest zou geven.Van de machtige positie in Oost-Europa van de Osmanen was weinig meer over. In de jaren 1815-1830 werden Servië en Griekenland onafhankelijk, de Fransen hadden in 1799 Egypte al bezet en verwierven later Dalmatië (nu onderdeel van Kroatië), plus kreeg men steeds meer invloed in Libanon. De Russen drongen met een aantal oorlogen met het Osmaanse Rijk steeds verder op naar het zuiden, steeds nieuwe stukken land aan hun rijk toevoegend. Rusland wilde graag een ijsvrije haven in de Middellandse Zee. De tsaar wist de sultan grote gebieden afhandig te maken, maar moest vaak na bemiddeling van andere mogendheden zijn eisen matigen. In de Krimoorlog kwam het zelfs tot een confrontatie tussen Rusland enerzijds en Frankrijk en Groot-Brittannië anderzijds. De Britten zetten alles in het werk om hun routes naar Indië en het Oosten te beschermen, waarvoor het soms ook nodig was wat territorium toe te eigenen. Oostenrijk-Hongarije wilde de controle over de Balkan verwerven en stelde zich in die fase op als vriend en beschermer van Servië. De kleinere Balkanstaten wilden graag hun gebied uitbreiden door streken waarin hun etnische minderheden woonden aan het eigen grondgebed toe te voegen. Dat onderlinge gekibbel tussen Serviërs, Grieken, Bulgaren, Roemenen, etc wordt omschreven als De Macedonische Kwestie voort, met allerlei oorlogen en vetes die nog steeds niet zijn opgelost. En dan waren er nog de Duitsers, laatkomers op koloniaal vlak. Het wilde zoals de andere mogendheden mondiale invloed en overzeese gebiedsdelen en trachtte dit met invloed in het Osmaanse Rijk te compenseren, dat immers strategisch was gelegen. De Duitse industrie verwierf in het land winstgevende orders en had er dus alle belang bij het Osmaanse Rijk stand te laten houden. Eind 19e eeuw werd het onderwerp ook voor de zionisten van groot belang, want zij wilden een nationaal joods tehuis in Palestina. Ze trachtten hiertoe via een charme-offensief steun te winnen, zowel bij de sultan als bij landen die de Osmanen onder druk konden zetten of wellicht de toekomstige eigenaren van het gebied zouden worden.

In de jaren 1877 en 1878 werd de tiende Russisch-Ottomaanse Oorlog uitgevochten, die in een catastrofale nederlaag voor de Osmanen leidde. Het gevolg was dat bij de Vrede van San Stefano de volledige onafhankelijkheid van Roemenië, Servië en Montenegro werd vastgelegd, dat Dobroedzja en Bessarabië toevielen aan Rusland en dat het vorstendom Bulgarije ontstond, dat bedoeld was als een Osmaanse vazalstaat, maar de eerste twee jaar nog militair door Rusland zou worden bezet. De andere grote mogendheden waren verbijsterd door de toegenomen macht van Rusland. Groot-Britannië maakte zich zorgen voor de veiligheid van het Suezkanaal (en van de gigantische aandelen die de Britten er hadden). Er dreigde een algemene Europese oorlog te ontstaan, maar Von Bismarck als ‘eerlijke makelaar’ wist via het Congres van Berlijn de geschillen bij te leggen en ‘de Oosterse Kwestie’ op te lossen. Hij had Groot-Brittannië, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk-Hongarije, Italië en het Osmaanse rijk uitgenodigd op het Congres van Berlijn. Hier zou de kwestie worden opgelost en de wereld opnieuw worden ingedeeld. Officieel zouden alle mogendheden op voet van gelijkheid aan tafel zitten, maar in werkelijkheid kwamen slechts de landen aan het woord die Bismarck aan het woord wilde laten. De Osmanen waren slechts uitgenodigd om hun grondgebied af te staan en werden verder genegeerd en vernederd. Een van hun afgevaardigden, Mehmed Ali Pasha, was van huis uit een Duitser en werd om die reden door Bismarck als verrader gezien en consequent genegeerd. Andere landen mochten al blij zijn als hun diplomaten op culturele evenementen rondom de conferentie aanwezig mochten zijn. Slechts de Grieken werd het veroorloofd een halfuur te spreken. De Roemenen konden dit slechts via hun beschermheer Italië; Bulgarije via Rusland. Servië had het bij de Russen verbruid en werd vrijwel genegeerd.

De grote mogendheden kregen alle ruimte hun belangen te behartigen. De Franse expansieplannen in Afrika werden ook aangekaart. Groot-Brittannië en Italië klaagden over de Russische invloed in de Middellandse Zee en Oostenrijk-Hongarije en Italië waren ongelukkig met de Russische uitbreiding in de Balkan. Daarna werd eerst vakkundig de Vrede van San Stefano uitgekleed. Rusland moest een groot deel van zijn overwinningen afstaan aan de grootmachten. Groot-Bulgarije werd verdeeld onder het Ottomaanse rijk, Servië en Roemenië. Slechts een klein semi-onafhankelijk Noord-Bulgarije bleef over. Oostenrijk-Hongarije kreeg, zeer tegen de zin van Servië – het toezicht op Bosnië en Herzegovina. Meteen na het congres trokken Oostenrijkse troepen Bosnië en Herzegovina binnen, waar ze als vijanden werden ontvangen. Aan Oostenrijkse zijde vielen vele doden en gewonden. In Wenen werden allerlei noodhospitalen ingericht, onder andere in het paleis Schönbrunn. Groot-Brittannië kreeg Cyprus in bezit, de Russen kregen als compensatie de Kaukasus aangeboden en omdat de Fransen hier een probleem in zagen, werd hun Tunesië aangeboden. Dat was weer tegen het zere been van Italië, dat hier grote economische belangen had en dat land zelf als kolonie wenste, maar Rome moest zich hier toch bij neerleggen. Thessalië werd aan Griekenland gegeven, de Dobroedzja ging naar Roemenië, maar dat land moest dan wel Bessarabië afstaan aan Rusland. Men zou zeggen dat hiermee iedereen tevreden was gesteld, maar het tegendeel was het geval. Niemand was blij met wat men had gewonnen, maar ontevreden over wat men niet had gekregen. Slechts Bismarck kon tevreden zijn: een mogelijke oorlog was afgewend, hij had de diverse landen vakbekwaam tegen elkaar uitgespeeld en de kans op een anti-Duitse coalitie verkleind. Vooral de Osmanen voelden dat ze nog slechts wat tijd konden rekken om hun rijk overeind te houden en de Russen was duidelijk gemaakt dat ze vooral een paar toontjes lager zingen. Rusland ging zich hierna minder op het Osmaanse Rijk richten en wende haar blik naar Centraal- en Oost-Azië.

Het Osmaanse Rijk bleef na 1878 slechts bestaan alleen omdat de Britten, Fransen en Russen het elkaar niet gunden dat een van hen de genadeslag toebracht. Zo gauw als het er naar uitzag dat door toedoen van een van deze militair veel sterkere landen nu het definitieve einde in zicht kwam sloten de andere twee snel een verbond met de Turkse sultan om zijn instortende rijk weer te versterken. Het resultaat was dan dat bij een nieuw vredesverdrag wel weer een stukje Ottomaanse grondgebied afgestaan werd maar dat het rijk verder toch betrekkelijk ongemoeid werd gelaten. De grote mogendheden zouden niet meer direct deelnemen aan oorlogen tegen het Osmaanse Rijk, ervan overtuigd dat het rijk de kleine landen op de Balkan wel de baas kon zijn. Tot hun verbijstering was dat echter niet het geval. Twee Balkanoorlogen leidden in 1912 en 1913 tot de opdeling van wat er nog resteerde aan Osmaans bezit op de Balkan. Servië, Griekenland, Bulgarije en Montenegro trokken hun eigen plan en wisten hun gebied uit te breiden. Gedurende de Eerste Wereldoorlog kozen de Osmanen de kant van de Duitsers. Na afloop van de oorlog werden de restanten van het eens zo machtige rihjk onder de overwinnaars verdeeld. Slechts het hartland Anatolië en de regio rond Istanboel resteerde, waar onder leiding van Mustafa Kemal Atatürk een westers georiënteerde seculiere Turkse staat werd gevestigd.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: