DRIE FONTEINEN & MARLY
Antwerpen had de eerste Olympische Zomerspelen na de Eerste Wereldoorlog gekregen. De stad had hiervoor al in 1912 bod uitgebracht. Er waren drie andere kandidaten voor de organisatie (Amsterdam, Rome en Boedapest), maar vanwege de oorlog kwam het niet tot een stemming. Na de oorlog meldde Lille zich even als vijfde kandidaat, maar trok zich ook weer snel terug. Boedapest, dat voor de oorlog de beste papieren leek te hebben, viel af omdat Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en Turkije niet werden uitgenodigd. Ook Rusland ontbrak, dit vanwege de burgeroorlog die het land verscheurde. Er meldde zich echter vier overzeese kandidaten (Cleveland, Philadelphia, Atlanta en Havana), maar al vrij snel na de wapenstilstand gaf het IOC de voorkeur aan Antwerpen indien de stad de organisatie rond kregen. Bij de stemming op 5 april 1919 in Lausanne werd Antwerpen benoemd als organisator. Ze hadden gehoopt de financiering rond te krijgen via gulle gaven van reders en diamantairs, maar in het naoorlogse België dat economisch geruïneerd was door de oorlog, was dat ijdele hoop. De Spelen waren niet het gehoopte populaire succes. Het slechte weer hield veel publiek weg, maar vooral de hoge toegangsprijzen schrikten het grote publiek af. Voor een toegangsticket voor de volksplaatsen moest bijvoorbeeld 3 frank worden betaald en een loge op het tennistoernooi kostte een heel fortuin: 3500 frank. Het organisatiecomité nam alle schulden op zich, maar weigerde elke extra uitgave, zelfs de publicatie van een gedenkboek. De openingsceremonie vond plaats op 20 april 1920 in het nieuwe stadion van Beerschot. De Spelen vonden plaats tussen 14 augustus 1920 en 12 september 1920: er deden 2.591 mannen en 78 vrouwen mee aan de 22 sporten waarvoor medailles beschikbaar waren én de demonstratiesport korfbal.
Een van die deelnemers van Frits Eijken (Jakarta, 30 juni 1893 – Zwolle, 6 juni 1978), een Nederlands roeier die deelnam aan het roeionderdeel skiff en daarbij als vierde eindigde. De roeiwedstrijden vonden plaats op het kanaal Brussel-Charleroi, vlakbij Vilvoorde en tussen de gehuchten ‘Drie Fonteinen’ en ‘Marly’. Laat ik daar toevallig vorig jaar geweest zijn. Het domein Drie Fonteinen (dat vroeger ook wel Park Orban werd genoemd) is een parkdomein in de Belgische gemeente Vilvoorde en is waarschijnlijk een van de oudste landschappelijke parken van België. Geweldig park. Het gehucht Marly is al lang van de aardbodem verdwenen. Het domein Drie Fonteinen werd genoemd naar het gelijknamige gehucht, waarvan de naam hoogstwaarschijnlijk zijn oorsprong vindt in een gigantische fontein die in het gehucht aan het vroegere Sas van Ransbeek stond. Deze fontein had vier spuitkoppen in de vier windrichtingen. De schippers konden telkens maar drie spuitkoppen zien, waardoor men over het sas van Drie Fonteinen ging spreken. Bij de sluis bevond zich ook het kasteel van Mariansart, dat in feite een uitgebouwde hofstede was. De sluis verdween bij de moderniserings-werken aan het kanaal die startten in 1900. Ook van het kasteel is geen spoor meer te vinden. In 1921 werd het gebied waartoe Ransbeek behoorde geannexeerd door de stad Brussel en in 1930 verdween het gehucht. De historische Lendrikkapel werd door Daniël Campion verhuisd naar zijn domein De Drie Fonteinen in Vilvoorde. In 1932 werd er op de vrijgekomen terreinen, waarop zich ook het gehucht Marly bevond, een enorme cokesfabriek, de Cokeries de Marly, gebouwd door drie firma’s: de Société Belge de l’Azote (SBA), de Compagnie de Gaz et d’Electricité (‘Gazelec’) en de Société Métallurgique Hainaut-Sambre. In 1931 bouwt de Chemin de Fer Industriel over het zeekanaal Brussel-Rupel de Budabrug zodat de cokesfabriek zijn cokes via het spoor van de CFI kan afvoeren. De grondstoffen (steenkool) werden aangevoerd per boot. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw werd Cokeries de Marly gesloten omdat er niet langer behoefte was aan cokes. Het terrein lag er decennialang deplorabel bij, maar eind 2015 werd er op het terrein van de voormalige cokesfabriek gestart met de bouw van een groot nieuw postsorteercentrum van Bpost.
Het domein De Drie Fonteinen, ongeveer vijftig hectare groot, wordt gekenmerkt door een groot reliëfverschil en is heeft meer de kenmerken van een Engelse landschapstuin dan van een Franse tuin. Omstreeks 1865 kocht Jean Joseph Walckiers de Gammerage, een Brusselse bankier, alle gronden ten westen en zuiden van het gehucht Drie Fonteinen op. In 1778 legde hij er een Engelse tuin aan van tien hectare, een van de eerste Engelse parken op het Europese continent. Het spectaculairste onderdeel van de tuin was een galerijbrug met twee dekken over de noordelijke uitloper van een vijver. De brug bestaat vandaag nog steeds en worden vaak de ‘bloedgrotten’ genoemd; ze is opgebouwd als een cyclopisch metselwerk van ruwe zandsteenknollen. In 1780 liet Walckiers een kasteel optrekken. Er zijn twee ijskelders bewaard op het voormalige domein. Na Walckiers wisselde het domein verschillende malen van eigenaar. Nadat Walckiers in de jaren in financiële problemen raakte, vluchte hij in 1799 naar Frankrijk. In hetzelfde jaar verkocht hij het domein aan Peter Frans Stevens, die het in 1810 doorverkoopt aan Louis Wellens, die later baron en burgemeester van Brussel zou worden. In deze akte worden beelden van Gilles-Lambert Godecharle vermeld, die ook beelden maakte voor het park van Wespelaar. De zoon van Louis de Wellens, Jules Wellens zou in 1825 burgemeester worden van Vilvoorde. Louis zelf weigerde aangezien hij liever in Brussel bleef wonen en Drie Fonteinen slechts een buitenverblijf was voor hem. In juli 1837 moet de aan lager wal geraakte Louis de Wellens zijn domein Drie Fonteinen openbaar verkopen. Guillaume Van Volxem, de nieuwe eigenaar, zou het jaar nadien ook burgemeester van Brussel worden en nog later minister van Justitie. Net als Wellens zou Guillaume Van Volxem Drie Fonteinen enkel gebruiken als buitenverblijf. Toen Van Volxem in 1868 overleed erfde zijn tweede vrouw het domein. Omdat de krasse dame haar beide zonen overleefde, kwam het bij haar dood in het bezit van de dochter van Guillaume’s zoon bij zijn eerste vrouw, Jeanne Félicité Van Volxem (1863-1956). Zij trouwt met Alfred Orban (reden waarom het domein soms ook Park Orban werd genoemd). Het was Jeanne Van Volxem die de laatste grote wijzigingen aan het park liet aanbrengen waarmee het domein zijn huidige vorm kreeg. Over het domein verspreid bevinden zich de al genoemde barokke Lendrikkapel, die vanuit het vroegere gehucht Ransbeek-Heembeek werd overgebracht, en enkele aanhorigheden van het voormalige kasteel Mariansart van rond de eeuwwisseling: de voormalige toegangspaviljoentjes, het koetshuis met stallingen, de oranjerie (soms Paola-Paviljoen genoemd) en de neerhoeve met een jachtpaviljoen. In de loop der jaren verslonsde het domein echter, wat ondanks de grootschalige renovatie in 2007 hier en daar nog steeds te zien is. Wat niet wegneemt dat het een bezoek meer dan waard is.