03 – JULIANAKANAAL (2)

Gisteren aandacht geschonken aan de historische ontwikkeling van het Julianakanaal. Hieronder eerst een beschrijving die een kleine twintig jaar geleden over het kanaal werd geplaatst in De Volkskrant, als onderdeel van een serie columns over bijzondere waterwegen. Daaronder een fotografische sfeerimpressie van het kanaal. 

Limburgs kolenkanaal

Ten noorden van Maastricht mag de Maas haar gang gaan. Zwierig meandert ze omhoog naar Maasbracht. Ze hoeft alleen maar grens te zijn, tussen België en Nederland. En grind te leveren. Het Julianakanaal is er voor de serieuze doorvaart.
Het begon met steenkool, die moest naar het noorden, en glas, keramiek, cement, papier, het kwam allemaal uit Limburg. Transport was een groot probleem. Het Julianakanaal was het antwoord. Jaren hebben de Belgen en Nederlanders geruzied om de Maas gezamenlijk te kanaliseren, tot Nederland tussen 1925 en 1935 een apart kanaal groef op eigen grondgebied.
Het Julianakanaal ligt tussen hoge flanken. Vanaf de weg is alleen een grashelling te zien, het dak van een boot schuift voorbij. Boven op de dijk fietst een echtpaar over het asfaltlint. Een verveloos schip, de Kasia uit Werkendam, dobbert dwars op het water terwijl een groen sleepbootje in zijn zij port en van inspanning zwarte rookwolken uitstoot. Op het dek begeleiden twee mannen met walkietalkies de manoeuvre. De Kasia moet naar scheepswerf Maasdok in de insteekhaven. In de verte komt uit Maastricht MS Santana aangegleden, ze maakt lome golven in het water.
Nevel en zon wisselen elkaar af. Op de rechteroever duikt een idylle op: een deftig park met Kasteel Elsloo, een weggetje dat omhoog kronkelt het dorpje in. Frankrijk zou ik gokken. Maar de fanfare heet hier De Maasgalm. Plezierjacht Ria vaart met vrolijk geheven boeg naar het zuiden. De vrouw des huizes klopt roze lakens uit over de reling.
De Maas komt hier zo dicht naar het kanaal gekropen dat er nog slechts plaats is voor een B-weggetje. Het landschap is oud en agrarisch, met slingerende dijkjes en tijdloze dorpjes. Als een mes doorsnijdt het kanaal het Maasdal, langs zijn oevers industrieterreinen en wijkjes met arbeidershuizen van een Belgische armelijkheid. Een wielrenner racet voorbij, koeien grazen op de glooiende dijk. Hoog op de brug achter een duwbak vol steenkool zit een schipper in een directeursstoel aan het roer.
In Born vaart de Santana de sluiskolk binnen. Schipper Bienenmann vaart van Luik naar het Brabantse Son, met kalksteensplit. ‘Ik kan 522 ton hebben’, zegt hij, ‘maar ik laad maar 370 ton, omdat het kanaaltje bij Son maar 1,90 diep is.’ De Santana is een Kempenaar. Met haar maten past ze precies in het Kempens Kanaal. ‘Mijn opa heeft hem laten bouwen, mijn vader heeft ermee gevaren en sinds drie jaar vaar ik ermee.’ Binnenschipper is hij al twintig jaar. Over het Julianakanaal doet hij zo’n 3,5 uur. Heeft hij alle sluizen mee, dan is hij in negentien uur van Luik in Son.
Auto’s kruisen de sluis, die tevens verkeersbrug is. Vanaf de weg kun je via een betonnen trappenhuis naar de voet van de sluis. Ik aarzel bij het bordje Verboden toegang. ‘D’r is toch niks te seen‘, zegt een van de schooljongens die bij de trap staan te roken. De treden zijn bezaaid met peuken, lege weedzakjes, asresten, de muren beschilderd met graffiti.
Beneden op de kade heb je goed zicht op de kolossale sluisdeuren. Dunne straaltjes sissen door de kieren. Plots begint het water langs de betonnen muren te schuimen. Onzichtbaar stroomt uit de sluiskolk – via omloopriolen en een woelkelder – water het kanaalpand in, 26 duizend kubieke meter, bij elke schutting weer. Brullend spat het water tussen de betonnen muren, om even verder tot rust te komen in het spiegelgladde kanaal. Koude stijgt op. De lucht vult zich met de mossige geur van bewegend water. Elk water heeft zijn eigen geur, zeggen kenners. Dit is dus de geur van de Maas. Langzaam komt de kolkende massa tot bedaren. Het ruisen sterft weg. Als de sluisdeuren opengaan, daalt een gordijn van druppels glinsterend in het zonlicht neer.
In de haven van Born staat een terrein volgestouwd met gloednieuwe Daewoo’s. Een berg afval iets verderop bestaat uit geplette auto’s. Overal staan containers gestapeld. Ze worden hier overgeslagen op het spoor. Als Den Haag met geld over de brug komt, verhuist de haveningang en worden de bruggen bij Roosteren en Echt verhoogd. Dan zal de terminal van Born bereikbaar zijn voor de vierlaagscontainervaart. Een stapje in het MoMaRo-project van Rijkswaterstaat: modernisering Maasroute.
Verder naar het noorden steken de verkeersportalen van de A2 net boven de dijk uit. Daken van vrachtwagens zoeven voorbij. Het water ligt hoger dan de snelweg, het is ‘in ophoging’ gegraven. Dat scheelde werk: de grond uit de sleuf is gebruikt voor de dijken. Het kanaal moest toch waterdicht worden gemaakt omdat het anders zou leeglopen. Rechts komen de twee dikke koeltorens van de Clauscentrale in zicht.
In sluis Maasbracht zijn om zeven uur ’s avonds 101 schepen geschut. Sluismeester Gerard Jansen houdt acht monitoren in de gaten. De radio begint te kraken. ‘Ja, goedenavond Dennis F.’, zegt hij. ‘Kom maar door aan bakboord.’ Hij heeft hem op de computer, die is verbonden met de andere sluizen, al zien aankomen. ‘Kijk hier: vijfhonderd ton veevoer van Amsterdam naar Java in België.’
Zelf is Jansen ook binnenschipper geweest. ‘Ik was veertig toen ik landrot werd. Er zitten hier veel oud-schippers. Ik heb schriftelijke cursussen gedaan, scheepvaartmeester A en B, veel wetskennis. Dat was hard werken, ik heb niet meer dan lagere school gehad.’ Sluis Maasbracht heeft het grootste verval in Nederland zegt hij ten afscheid met trots: twaalf meter. En de binnenhaven van Maasbracht herbergt de meeste schepen.
Buiten vaart in de verte de Santana weg. Tussen kanaal en grindgat loopt een kasseienweggetje. Onder de brug over de rijksweg A2 loopt het dood in een maisveld, precies daar waar het Julianakanaal zich weer verenigt met de Maas.

Pauline de Bok
De Volkskrant, 31 oktober 1998


Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: