CORNELIS VLOT (35)
Cornelis Vlot (Koudekerke, 29 november 1906 – Haarlem, 26 oktober 1944) was een Nederlandse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was bedrijfseconoom van beroep en voor de oorlog voorzitter van het Nederlands Jongeren Verbond. Aan het begin van de oorlog was hij gewestelijk commissaris van de Nederlandse Unie in de provincie Utrecht; hij was een van de medeoprichters van de Unie. Toen in december 1941 de Unie echter op bevel van de bezetter werd verbonden, raakt Vlot betrokken bij de illegaliteit. Zijn eerste streven was de onderlinge contacten tussen de leden van de nu verboden Unie in stand te houden, waarvoor hij in mei 1942 samen met Johan Wüthrich met een landelijk informatieblad, het Bulletin genaamd, voor de oud-Unieleden. Dit blad ging samen met het illegale krantje B.C. Nieuws in februari 1943 op in een ander illegaal blad, Je Maintiendrai. Het nieuwe blad had een oplage van enkele tienduizenden exemplaren per keer en verscheen twee keer per maand. Er was veel aandacht voor de actualiteit en nieuwsfeiten en in tegenstelling tot de andere grote verzetskranten Vrij Nederland, Trouw, Het Parool en De Waarheid was Je Maintiendrai niet verbonden aan een bepaalde levensbeschouwelijke zuil. Qua politiek gedachtegoed kwam het blad namelijk voort uit de politiek-neutrale Nederlandsche Unie. Men bepleitte voor de naoorlogse samenleving dan ook voor een ontzuilde samenleving met brede, niet-confessionele volkspartijen. Kort na de Tweede Wereldoorlog hield het blad op te bestaan. Naar schatting waren er bij de redactie, productie en distributie van Je Maintiendrai in de periode 1943 – 1945 drie- tot vierduizend mensen betrokken geweest. Dat blad had wel een zekere samenwerking met het rooms-katholieke blad Christofoor, waarvan ook prof. dr. Jan de Quay artikelen schreef.
Op 15 augustus 1944 ontdekte de Sicherheitspolizei in Utrecht het hoofdkwartier van Je Maintiendrai aan het Neude, wat ertoe leidde dat Vlot werd gearresteerd en opgesloten in het Amsterdamse Huis van Bewaring aan de Weteringschans. Op 26 oktober 1944 werd hij samen met negen anderen (W. de Boer, W. Böhler, C. Brends, G. Fambach, R. Loggers, F. Maaswinkel, K. Tempelman, J. de Vries en J. Wüthrich) per vrachtwagen naar Haarlem overgebracht en aan de voet van de Sint-Bavokathedraal doodgeschoten. Deze executies waren onderdeel van een Duitse represaillemaatregel voor de dood van de politieman Fake Krist (1904-1944), die de dag ervoor door het Haarlemse verzet was geliquideerd. Deze Krist werkte sinds 1932 bij de Haarlemse politie en was lid van het Rechtsfront, een NSB-organisatie. Krist was zeer actief in het opsporen van Joden, onderduikers en verzetslieden; hij was ook betrokken bij diverse represaillemaatregelen in Haarlem. Op 25 oktober 1944 werd Fake Krist door een knokploeg doodgeschoten, omdat hij bij een geplande overval toevallig opdook en zeer achterdochtig bleef rondfietsen. Het boek De aanslag van Harry Mulisch is gebaseerd op de aanslag.
Cornelis Vlot, die een vrouw en drie jonge kinderen achterliet, werd nog dezelfde dag gecremeerd in het Crematorium Velsen op de begraafplaats Westerveld. Bij Koninklijk Besluit No. 17 van 7 mei 1946 werd hem postuum het Verzetskruis 1940-1945 toegekend; Hij kreeg ook het Verzetsherdenkingskruis. In 1949 werd naar de Sint-Bavokathedraal te Haarlem, in een plantsoen aan de Westergracht, het monument Treurende Vrouw onthuld ter herinnering aan de negen gefusilleerden verzetsstrijders. De naam van Cornelis Vlot staat op het monument. Het stenen beeld is twee meter hoog en beeldt een ‘treurende, peinzende, enigszins verbitterde, in zichzelf gekeerde vrouw’ uit. Het werd ontworpen en gemaakt door Oswald Wenckebach en is jaarlijks de plaats van handeling in Haarlem bij de Nationale Dodenherdenking op 4 me.