AREND BONTEKOE (42)
Arend Andries Bontekoe (Naarden, 13 oktober 1895 – Sachsenhausen, 13 januari 1945) was een Nederlandse kapitein der infanterie van het Indische leger en verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was het achtste en jongste kind van Andries Bontekoe (Wanswerd, 12 november 1860 – Rotterdam, 11 mei 1943), een uit Friesland afkomstig adjudant-administrateur., die in mei 1881, nog maar twintig jaar oud, in Leeuwarden in het huwelijk was getreden met Klaske Biegel. De meest van hun acht kinderen zouden vroegtijdig sterven; zes werden niet ouder dan 1 tot zes jaar oud, één broer van Arend zou 21 jaar oud worden. Slechts het achtste kind, Arend Andries, zou uiteindelijk overblijven.
Arend Andries Bontekoe begon zijn militaire loopbaan te Kampen bij het instructiebataljon op 6 februari 1912, zijn opleiding werd voltooid op de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Hij werd achtereenvolgens korporaal, sergeant en vaandrig bij het 4e en 15e regiment infanterie. Hij slaagde in september 1920 als onderofficier voor het toelatingsexamen voor de hoofdcursus, die hem opleidde voor de rang van tweede luitenant bij het wapen der infanterie in het Indische leger. In augustus 1921 slaagde hij voor het overgangsexamen en in december 1921 werd hij bevorderd tot vaandrig titulair. In augustus 1922 slaagde Bontekoe voor de hoofdcursus en op 4 september 1922 werd hij benoemd tot tweede luitenant. Op 31 oktober 1922 trouwde hij in Leiden met Adriana Maria Voorbroot (Leiden, 13 maart 1892). Een maand later, op 18 november 1922, vertrok de 27-jarige Bontekoe en zijn echtgenote met het stoomschip Patria naar Nederlands-Indië. Daar werd hij bij het veertiende bataljon te Buitenzorg (het huidige Bogor op West-Java) geplaatst en vervolgens overgeplaatst van Sigli naar het zevende bataljon te Magelang, een stad op Midden-Java, gelegen tussen de gebergten Merbabu en Sumbing en de rivieren Progo en Elo. Al in de VOC-tijd was hier een militaire post gevestigd en gedurende de gehele koloniale tijd was Magelang een belangrijke militaire garnizoensstad. Zijn echtgenote zal in de stad op 2 mei 1925 overlijden aan kraamvrouwenkoorts. Een dag eerder was dochtertje Klaske Wilhelmina Bontekoe geboren. Die zal op 20 april 1945 in Batavia vlak voor haar twintigste verjaardag overlijden, onwetend dat twee maanden eerder haar vader is overleden. Een andere dochter, Adriana, zal wel de volwassen leeftijd bereiken.
Adriana Voorbroot (1895-1925)
Vanaf 4 september 1925 had Bontekoe de rang van eerste luitenant; in februari 1926 werd hij van de staf te Magalang overgeplaatst bij de kaderschool in dezelfde plaats. Op 23 december 1926 trouwde hij in Magalang voor de tweede keer, nu met Hillegonda Jordaan, die in augustus 1903 was geboren in Doerensawit, Tegal (Java) waar haar vader eindredacteur was van het Indisch Bouwkundig Tijdschrift. Tegal was indertijd de hoofdstad van een gelijknamig regentschap en gold als de hoofdstad van de koloniale suikerindustrie. Niet lang daarna kreeg hij een verlof naar Nederland, waarvan als huwelijksreis, waarvan hij in het najaar van 1929 per stoomschip Slamat terugkeerde. In oktober 1929 werd hij geplaatst bij het tweede marechausseebataljon te Soerabaja. Daar overleed op 11 april 1930 zijn dochtertje Elisabeth, iets minder dan een maand na de geboorte. Op 16 december 1930 werd hij belast met het bestuur over de onderafdeling Pasir op Borneo en op 16 oktober 1934 werd hij bevorderd tot kapitein. In de tussenliggende periode was hij wegens ziekte een tijd teruggekeerd naar Europa, waar hij als patiënt verbleef in het Nederlands Sanatorium te Davos (Zwiterland). Op eigen verzoek werd Bontekoe op 31 november 1937, nog maar 42 jaar oud, gepensioneerd in de rang van kapitein. Hij verbleef op dat moment opnieuw in Davos, in pension Alpensonne.
Vlak na de Nederlandse capitulatie werd Bontekoe, dan in functie als administrateur van de Amsterdamse Vereniging voor Luchtbescherming, actief in het verzet. Deze functie had het voordeel dat hij zich tamelijk vrij kon verplaatsen. Hij leidde het verzet in Amsterdam-West, was betrokken bij de verspreiding van het illegale blad Vrij Nederland, hielp geallieerde piloten, zamelde geld in voor het verzet, was betrokken bij wapendroppings en verzorgde de distributie van bonkaarten voor onderduikers. Aanvankelijk was Bontekoe lid van het Legieon van Oud-Frontstrijders (LOF), een geheim leger dat in 1941 zou opgaan in de illegale Ordedienst (OD). Dat zou de belangrijkste ondergrondse organisatie met een militaire achtergrond worden, die zich opmerkelijk genoeg niet zozeer richtte op verzet maar vooral op de bevrijding. Bij de OD ging men er optimistisch vanuit dat Duitsland de oorlog binnen een jaar zou verliezen en dan moest de OD klaar staan om in de chaotische overgang van de bezetting naar de bevrijding de orde te bewaren en waar nodig de orde te herstellen. In juli 1941 werd Bontekoe van deze OD de commandant Groep West van Gewest 10-OD (Amsterdam). Op 14 juli 1944, net voordat hij wilde onderduiken, werd hij door de Grüne Polizei gearresteerd en kwam via het Huis van Bewaring in Amsterdam, het Oranjehotel te Scheveningen in het interneringskamp te Vucht trecht. Daar was hij in de periode 19 juli tot 4 september ernstig ziek. Hij was er opgesloten in een smerige gevangenis, waarschijnlijk omdat het politie-onderzoek tegen hem nog volop gaande was. Bij de ontruiming van het kamp Vught op 6 september werd hij afgevoerd naar het concentratiekamp Oranienburg en van daaruit naar het concentratiekamp Sachsenhausen. Daar overleed hij op 13 januari 1945 aan de ontberingen en werd in een massagraf begraven. Na de oorlog werd in Amsterdam het Arend Bontekoeplantsoen naar hem vernoemd en ontving hij tevens postuum het Verzetskruis 1940-1945 (Koninklijk Besluit van 23 januari 1953). De onderscheiding werd door koningin Juliana overhandigd aan zijn dochter Adri Bontekoe. Edward Neve, het pseudoniem van schrijver en verzetsstrijder Jean Lenglet, besteedde in zijn boek De Glorieuzen aandacht aan Bontekoe en zijn verzetswerk.