HET KEIENMONUMENT APELDOORN 1
Als in september 1944 Zuid-Nederland is bevrijd neemt in de rest van het land het verzet toe. Allerlei groepjes gaan zich formeren en gaan verzetsactiviteiten ontplooien. Om enige structuur in het geheel te krijgen en te zorgen voor goed onderling overleg en afstemming leek het koningin Wilhelmina wel een aardig plan te bevelen dat het verzet moest worden gecentraliseerd. Al heel snel werd die beslissing van Wilhelmina gekenschetst als ‘een betreurenswaardige domheid’. Een snoeihard oordeel die nog stamde uit een tijd dat eerbied voor het koningshuis nog vanzelfsprekend was. Het grensde haast aan majesteitsschennis om dit hardop te zeggen. Toch was dat oordeel toen al goed verdedigbaar want het besluit heeft honderden verzetsmensen het leven gekost. Het was zo’n desastreus besluit omdat Wilhelmina zo goed als niets wist over het verzet en de onderlinge strijd die zich daarbinnen afspeelde tussen katholieken, gereformeerden, communisten en allerlei andere stromingen.Het was ook niet zo handig om schoonzoon prins Bernhard te bestempelen als de chef van de verenigde verzetsgroepen. Het klonk wel imposant: Bevelhebber der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten en Bernhard heeft er later ook veel voordeel mee kunnen doen. Wilhelmina deed dat met een vastomlijnd doel voor ogen, namelijk de indruk gegeven dat het Oranjehuis onder de moedige leiding van Bernhard een fors aandeel in de bevrijding van het vaderland had gehad. Het zou de monarchie weer steviger dan ooit in het zadel helpen. De noodzaak van de grootst mogelijke geheimhouding snapte ze al evenmin. Koeriers gingen op pad met schriftelijke uitnodigingen voor vergaderingen waarin adressen, namen van deelnemers alsook de tijd en plaats van samenkomst stonden. In het echte verzet ging dat soort dingen mondeling, zonder dat er een snipper papier aan te pas kwam. Het werd voor de Duitsers een koud kunstje het verzet te infilteren en honderden mensen ‘kalt zu stellen‘.
De ondergrondse zag niets in haar plan, maar werkte toch tegen heug en meug mee. Via prins Bernhard kreeg Henri Koot, het hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) de opdracht de krachten te bundelen. De Binnenlandse Strijdkrachten (BS), Raad van Verzet (RVV), de Ordedienst (OD) en de Landelijke Knokploegen (LKP) zouden moeten opgaan in één organisatie. Op grond daarvan wil Albert Krikke, de BS-commandant van het gewest Utrecht, in zijn gewest een vergadering beleggen. Op 22 november 1944 waren in het gebouw van de Kamer van Koophandel te Utrecht diverse kopstukken van het vaderlandse verzet aanwezig. Dat zijn onder meer Seerp Postma, Jan van Zanten, Jacob Vos en Gerrit Westdijk. De Duitsers zijn echter op de hoogte van de vergadering, omdat ze de 19-jarige koerierster Lenie Mostert bij toeval hebben kunnen arresteren. Deze had zo’n schriftelijke een uitnodiging voor deze vergadering bij zich toen ze door de Sicherheitsdienst werd aangehouden. Het gevolg was dat Krikke zelf en nog zes anderen werden gearresteerd. Om nu verzetsmensen die in de Willem III kazerne opgesloten zaten te bevrijden werd een bevrijdingspoging ondernomen door de verzetsleiders Sam Esmeijer, Frank van Bijnen en Huibert Verschoor. De poging werd een faliekante mislukking: Van Bijnen en Esmeijer kwamen om het leven, Verschoor werd gearresteerd. De verzetslieden die ze hadden willen bevrijden werden geëxecuteerd.
Huibert Verschoor werd op 8 maart 1903 in Almkerk geboren en woonde bij het aanbreken van de Tweede Wereldoorlog in Badhoevedorp waar hij als landbouwer werkte bij een ontginningsbedrijf. Zijn oudere broer Arend sneuvelde op 10 mei 1940 als soldaat bij het bombardement op de Alexanderkazerne in Den Haag. Tijdens de Duitse bezetting sloot hij zich aan bij de Landelijke Knokploegen, als lid van KP-Haarlemmermeer. Op 22 november 1944 werd een groep Utrechtse verzetsstrijders door de Duitsers gearresteerd en vastgezet in de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn. Verzetscommandant Jan van Bijnen, schuilnaam ‘Frank’, komt met het plan om de groep op eigen initiatief te bevrijden. Samen met de Rotterdamse verzetsstrijder Samuel Esmeijer (‘Paul’) en Huib als chauffeur rijden ze op 28 november naar de kazerne om de situatie te observeren. Dan worden ze echter door een Duitse patrouille verrast en onder vuur genomen. Samuel wordt op slag gedood en Jan zwaargewond naar het ziekenhuis afgevoerd waar hij later aan zijn verwondingen bezwijkt. Huib wordt echter door de Sicherheitspolizei (Sipo) gearresteerd en vastgezet in kamp Amersfoort. Op 4 februari 1945 komt hij aan in concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg en wordt doorgezonden naar een buitenkamp in Wittenberge. Onder erbarmelijke omstandigheden wordt hij daar als dwangarbeider aan het werk gezet in de chemische fabrieken. Hij maakt er lange dagen van zwaar en gevaarlijk werk terwijl hij voortdurend blootstaat aan de mishandelingen door de bewakers. De rantsoenen zijn niet alleen volstrekt ontoereikend, maar ook nauwelijks eetbaar. Met honderden tegelijk worden de gevangenen in barakken ondergebracht, vaak met meerderen op een smerige brits. Onderdak, kleding, hygiëne en medische zorg schieten schromelijk tekort zodat besmettelijke ziektes snel om zich heen grijpen en tot massale sterfte leiden. In de fabrieken zelf lopen de gevangenen door hun verzwakte toestand grote kans bij ernstige ongelukken betrokken te raken. Voor Huib worden de ontberingen uiteindelijk te veel. Hij bezwijkt op 42-jarige leeftijd op 14 april 1945 tijdens transport naar een ander kamp.
Samuel Esmeijer (Driebergen, 20 december 1920 – Apeldoorn, 28 november 1944) groeide op in Driebergen, maar het gezin verhuisde uiteindelijk naar Rotterdam. Na het behalen van zijn HBS-diploma keerde Esmeijer in de herfst van 1941 terug naar Driebergen. Hij ging als klerk aan de slag bij de plaatselijke politie en volgde in zijn vrije tijd een opleiding tot politie-inspecteur. Hij begon zijn carrière in de ondergrondse “carrière” in de zomer van 1942 met het helpen van Joodse onderduikers. In 1943 keerde hij weer terug naar Rotterdam. In Driebergen had hij verschillende keren verzetsmensen gewaarschuwd voor een op handen zijnde politieactie. Het was de korpsleiding daardoor ook wel duidelijk geworden dat ergens gelekt werd, waardoor Esmeijers positie langzaam onhoudbaar wordt. Bovendien zou hij op korte termijn naar Schalkhaar moeten gaan, waar politiemannen verder werden opgeleid gebaseerd op de nationaalsocialistische leer. Bij de politie volgde oneervol ontslag. In Rotterdam leidde Esmeijer een kleine recherchegroep in Rotterdam voor de organisatie Trouw, die in januari 1944 tot knokploeg omgevormd werd. Hij stond bekend als bezielend KP-leider en beramer van doeltreffende plannen. Onder zijn leiding werden bijvoorbeeld het Huis van Bewaring aan de Noordsingel, het Hoofdbureau van Politie aan het Haagse Veer, en het distributiekantoor op het Afrikaanderplein succesvol overvallen. In het kader van Aktion Silbertanne werd op 18 juli 1944 zijn vader door het hoofd geschoten. Hij werd in eerste instantie opgehaald door vier mannen die zich identificeerden als leden van de politie. Zij zeiden hem te willen verhoren over zijn zoon, maar lieten hem vervolgens onderweg uit de auto stappen en schoten hem in het achterhoofd. Vader Esmeijer overleefde de aanslag echter en werd later door zijn zoon bevrijd uit het ziekenhuis. Als wraak werd het huis van zijn vader door de Duitsers platgebrand. Toen op 22 november 1944 een aantal contactpersonen van Esmeijer in Utrecht werden gearresteerd en gevangen zaten in de Koning Willem III-kazerne werd hij door Jan Van Bijnen gevraagd mee te doen aan een bevrijdingsoperatie. Op 28 november 1944 ging het duo, samen met chauffeur Huib Verschoor de kazerne verkennen, maar ze werden opgemerkt. Toen de Duitsers tot fouillering wilden overgegaan, ontstond er een vuurgevecht. Esmeijer werd dodelijk getroffen, Van Bijnen raakte zwaargewond en overleed enkele dagen later in het Duitse Kriegslazarett en Verschoor werd afgevoerd naar kamp Amersfoort. In 1952 werd aan Esmeijer postuum het Verzetskruis 1940-1945 toegekend. In Rotterdam en Driebergen zijn straten naar hem genoemd en sinds 28 november 1984 kreeg een deel van de Nederlandse Politieacademie te Apeldoorn de naam Samuel Esmeijer Instituut.
Johannes Arnoldus van Bijnen (Oosterhout, 31 mei 1910 – Apeldoorn, 1 december 1944) bezocht in Bergen op Zoom de Hogere Handelsschool en haalde daar in 1930 het diploma. Aansluitend vervulde hij zijn dienstplicht te vervullen. Hij volgde er de opleiding voor reserveofficier aan de School voor Reserve-Officieren in Kampen. In 1931 werd hij benoemd tot reserve-tweede luitenant bij het wapen der Infanterie. In 1935 werd hij bevorderd tot reserve-eerste luitenant. Tijdens de crisisjaren had hij diverse betrekkingen. Zo hield hij onder meer de boekhouding bij van een groep kleine middenstanders. In 1938 kreeg hij als ambtenaar een aanstelling bij de afdeling Sociale Zaken bij de gemeente Bergen op Zoom en kreeg er zeer snel de leiding van deze dienst. Hij bleek goed leiding te kunnen geven en vooral personen met contrasterende karakters bij elkaar te kunnen brengen en te laten samenwerken. Tijdens de mobilisatie 1939-1940 werd hij opgeroepen en gelegerd in Odiliapeel. Op 2 januari 1940 trad hij in het huwelijk. In juni 1940, na de demobilisatie van de krijgsmacht, hervatte Van Bijnen zijn werkzaamheden bij de gemeente Bergen op Zoom. In 1941 sloot Van Bijnen zich samen met Peter Borghouts (1910-1966) aan bij het Nederlands verzet. Van Bijnen en Borghouts waren tijdens hun schooltijd met elkaar bevriend geraakt. Het toeval wilde dat Borghouts in april 1941 hoofd werd van de Algemeene Arbeidsbemiddeling bij het Rijksarbeidsbureau in Bergen op Zoom. Op grond van hun werkzaamheden gingen Van Bijnen en Borghouts nauw met elkaar samenwerken. Beiden raakten betrokken bij de hulp aan onderduikers. Door deze activiteiten kwam Van Bijnen in 1942 opnieuw in contact met Kees Ninaber van Eijben, die in Odiliapeel zijn compagniecommandant was geweest en nu actief was als leider van het district Driebergen van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Op 21 juni 1943 moest Van Bijnen onderduiken omdat hij door de Duitsers werd gezocht. Hij vestigde zich met zijn gezin in Driebergen, waar ook zijn vriend Peter Borghouts zat ondergedoken.Vanwege de erewoordverklaring voor militairen groeide het leger onderduikers zeer snel en dus ook de behoefte aan onderduikadressen, levensmiddelenbonnen, persoonsbewijzen en baar geld. In 1942 werden daarom enkele overvallen op distributiekantoren uitgevoerd. In een latere periode gingen losse knokploegen (KP) voor de LO aan de slag door het plegen van overvallen op distributiekantoren, gemeentehuizen en banken. Dat leide met enige regelmaat tot arrestaties en met dezelfde regelmaat tot bevrijdingsacties. In het voorjaar van 1944 kwam Jan van Bijnen in contact met Liepke Scheepstra, die deel uitmaakte van een viermanschap dat de leiding van de LKP in handen had. De overige leiders waren: Hilbert van Dijk, Izaak van der Horst en Leendert Valstar. Vanaf dat moment vergaderde Van Bijnen en Scheepstra bijna wekelijks om te brainstormen over de noodzaak en aard van gewapend verzet. Op 25 augustus 1944 werd Van Bijnen door de leiders van de Landelijke Knokploegen (LKP) benoemd tot Landelijke Sabotage Commandant (LSC). Van Bijnen vestigde zijn hoofdkwartier in Rotterdam. Op 3 september 1944 werd door de radiozender Radio Oranje namens koningin Wilhelmina de mededeling uitgezonden dat ze prins Bernhard had benoemd tot Bevelhebber der Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (NBS) onder het bevel van generaal Dwight D. Eisenhower (1890-1969) en dat prins Bernhard hierbij de leiding van het gewapend verzet op zich had genomen. Vanaf dat moment vonden drie clandestiene droppings van wapens en sabotagematerieel plaatsgevonden, waaraan het verzet grote behoefte had. Toen eind augustus 1944 door de Nederlandse regering in Londen de opdracht werd gegeven om over te gaan tot het saboteren van de spoorwegverbindingen in Nederland waren alleen de knokploegen van Van Bijnen gereed om over te gaan tot actie. Dankzij de wapendroppings beschikte hij namelijk over voldoende explosieven beschikte om diverse knokploegen grootscheepse spoorwegsabotage te laten plegen, waarmee het Duitse spoorwegverkeer zwaar werd ontregeld. Vanaf september 1944 moest enerzijds als Landelijk Sabotage Commandant van de LKP het gevecht leiden tegen de Duitse bezetter leiden en anderzijds binnen het georganiseerd verzet proberen de zelfstandigheid van zijn knokploegen te waarborgen. Van Bijnen moest namelijk niets weten van de beoogde eenwording van het verzet. Vanaf oktober 1944 kwam de samenwerking binnen de Binnenlandse Strijdkrachten in een stroomversnelling, maar een maand later kwam er een behoorlijk kink in de kabel. Op 22 november 1944 werden te Utrecht een aantal bekende verzetsmensen in Utrecht door de Duitsers waren gearresteerd en in de Koning Willem III kazerne te Apeldoorn gevangengezet. Van Bijnen maakte plannen om deze mensen te gaan bevrijden. Zijn poging op 28 november 1944, samen met de Rotterdamse verzetsstrijder Samuel Esmeijer (1920-1944) en de chauffeur Huib Verschoor, om de boel goed te verkennen liep op een mislukking uit. Het drietal werd door een Duitse patrouille verrast en bij het vuurgevecht dat volgde werd Verschoor gearresteerd, werd Esmeijer direct gedood en raakte Van Bijnen zwaar gewond. De Duitsers brachten hem naar een lazaret, waar hij enkele dagen later aan zijn verwondingen bezweek. Het stoffelijk overschot van Jan van Bijnen werd op 6 december 1944 door de SD overgedragen aan de Gemeentepolitie van Apeldoorn. Hij werd begraven in Apeldoorn en in een later stadium werd hij herbegraven in Driebergen. Jan van Bijnen kreeg op 24 november 1950 de Militaire Willems-Orde 4e klasse en kreeg de Amerikaanse onderscheiding Legion of Merit. In diverse steden zijn straten naar hem vernoemd en in Apeldoorn werd een deel van de Willem III kazerne omgedoopt in Frank van Bijnen-kazerne (Frank was zijn verzetsnaam). Hij staat vermeld op het Keienmonument in Apeldoorn, samen met Verschoor en Esmeijer.Op een grote steen staan de namen van de twaalf verzetsstrijders en de Amerikaanse piloot die als represaille voor deze bevrijdingspoging op 2 december 1944 werden geëxecuteerd.