HET KEIENMONUMENT APELDOORN 3
Op 22 november 1944 waren in Apeldoorn door de Sicherheitsdienst vijftien kopstukken van het verzet aangehouden en opgesloten in de zwaar bewaakte Koning Willem III kazerne. Het verzet heeft haast om de gevangengenomen kopstukken te bevrijden, want de kans dat iemand tijdens de verhoren doorslaat neemt met de dag toe. De kazerne werd echter zwaar bewaakt, waardoor het Apeldoornse verzet er niet in slaagde een incomplete omgevingsschets te maken. Daarom besloten Johannes ‘Frank’ van Bijnen, Samuel ‘Paul’ Esmeijer en Huibert Verschoor om op 28 november 1944 de bewaking van de Willem III kazerne te bekijken. Het eindigt met de directe dood van Esmeijer omkomt; Van Bijnen overleed enkele dagen later. Verschoor wist te ontsnappen, maar zal later in de oorlog alsnog om het leven komen. Op 2 december 1944 werden als represaille elf verzetsstrijders en de Amerikaanse piloot Bill F. Moore opgesloten in de Koning Willem III kazerne en gefusilleerd: A. L. Ansems, J. Balk, Ph. Corts, H.G. Drost, J. Engelaan, T.J. Kroeze, L.J. Kleiboer, S. Postma, J.D. Suyling, J. Vos, G. Westdijk en J. van Zanten. A. L. Ansems, Ph. Corts, H.G. Drost, J. Engelaar, L.J. Kleiboer, S. Postma, J.D. Suijling, J. Vos, G. Westdijk en J. van Zanten. Ter nagedachtenis aan de omgekomenen werd op 2 december 1946 vlakbij de kazerne het zogenaamde Keienmonument onthuld, ontworpen door Gerard Post Greve en bestaande uit drie zwerfstenen die piramidevormig tegen een talud zijn geplaatst. In eerste instantie stonden op de kleine zwerfkei alleen de namen van Van Bijnen en Esmeijer, maar in 1985 is in overleg met de ontwerper besloten ook de naam van Verschoor, de derde deelnemer de de mislukte verkenning, hier aan toe te voegen. Vandaag een eerste aflevering over deze vergeten verzetshelden.
Johannes Diederick Suijling werd op 10 januari 1906 te Den Haag geboren. Hij groeit op in een gezin met een ouder en een jonger zusje. Zijn vader is een gerespecteerd rechtsgeleerde en buitengewoon hoogleraar in het volkenrecht in Leiden. Hans kiest na de middelbare school voor een technische studie, vermoedelijk in Delft. Dat wil eerst niet erg vlotten. De studie wordt voortgezet en afgerond aan de Technische Hogeschool in Dresden, de stad waar zijn opa van moederskant vandaan komt. Na de vervulling van zijn militaire dienstplicht gaat hij als ingenieur werken bij de PTT. In 1938 trouwde hij met Frieda Fehrmann; in 1939 werd dochter Anneke geboren. In datzelfde jaar werd hij gemobiliseerd als 1e luitenant bij de Genietroepen, bij de zoeklichtafdeling tegen luchtdoelen. Zijn werkgever Radio Scheveningen werd in mei 1940 werd op last van de bezetter gesloten voor de communicatie met koopvaardijschepen. Onder Duits toezicht bleef hij er werken, maar er werd tegelijkertijd de basis voor zijn verzetsactiviteiten gelegd. In 1943 is Hans zowel voor zijn werkgever als voor het verzet meer nodig op de Veluwe. Hij werd overgeplaatst naar het radiozendstation Kootwijk, dat door de Duitsers voor allerlei oorlogsdoeleinden wordt ingezet. Ook hier werkte het Nederlandse personeel onder streng toezicht. Met zijn gezin verhuist hij van Den Haag naar het dorp Kootwijk. Hij werd commandant van de lokale afdeling van de Ordedienst (OD) en gebruikte hiervoor de schuilnaam ‘de Egel’. De leiding van het Veluws verzet vroeg Suijling alles te doen om de hele installatie van het zendstation na het vertrek van de Duitsers ongeschonden te kunnen overnemen. Ook bouwde hij in het dorp Kootwijk een kortegolfzender die bedrijfsklaar moest zijn als de Duitsers bij hun vertrek het zendstation toch nog zouden opblazen. De villa van A. Heijnen (`Kerkendel’) met de zender werd door de Duitsers gevorderd, waarna Hans in het zendstation Radio Kootwijk op een verborgen plek twee zenders bouwde. Onder dreiging van de geallieerde opmars begonnen de Duitsers het zendstation te ontmantelen en kwamen zij de twee zenders van Suijling tegen. Hans is dan met zijn gezin al ondergedoken bij de dames Van Beek en De Jong op een boerderij achter de Puurveense molen in Kootwijkerbroek. Een gearresteerde verzetsmedewerker vertelde na wrede en sadistische verhoringen dat onderduikadres. Op 1 november 1944 werd hij door de Hollandse SS’er Van de Wal en de Sicherheitsdienst Apeldoorn gearresteerd en gevangengezet in de Koning Willem III-kazerne in Apeldoorn, in die tijd een beruchte gevangenis van de Sicherheitsdienst. Daar zitten op dat moment vele belangrijke verzetsmensen gevangen. Vanwege een mislukte verkenningspoging als voorbereiding voor een bevrijdingsacties door het landelijk verzet willen de Duitsers een afschrikwekkend voorbeeld stellen. In de vroege ochtend van 2 december 1944 werden twaalf Nederlandse verzetsstrijders en een Amerikaanse piloot op het voetbalveld even buiten de kazerne geëxecuteerd. De 38-jarige Hans Suijling is één van hen. Hij werd begraven op Heidehof, vervolgens herbegraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag en tenslotte herbegraven op het Ereveld Loenen. Zijn naam leeft voort op het Keienmonument aan de Sportlaan en op het monument in Radio Kootwijk, met de namen van de andere omgekomen medewerkers van het zendstation.
Jakob Vos werd op 14 maart 1884 te Huizen geboren. Hij woonde in de oorlog in Utrecht en was kaashandelaar. Zijn activiteiten voor het verzet hield hij zo geheim, dat zelfs zijn vrouw niet wist wat voor illegaal werk hij deed. Verzetsstrijders die op 22 november 1944 uitgenodigd waren voor een vergadering in het gebouw van de Kamer van Koophandel te Utrecht, verzamelden zich rond 14.00 uur op het adres van Vos in Utrecht om van daaruit naar de bijeenkomst te gaan. De SD was op de hoogte van de bijeenkomst en deden een inval in het gebouw. Vos werd tijdens de overval door de SD opgepakt en samen met zijn vrouw naar de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn gebracht. Op 2 december 1944 werd hij met nog andere verzetsstrijders naast de Koning Willem III kazerne geëxecuteerd. Zijn naam leeft een beetje voort vanwege de vermelding op het Keienmonument in Apeldoorn, maar verder is er niets over hem en zijn verzetsactiviteiten bekend.
.
.
.
Gerrit Westdijk (met de bijnaam Bob van Oostrom) werd op 19 augustus 1913 in Utrecht geboren en was tijdens de oorlog ondergedoken in De Bilt. Hij was sergeant bij de Genie. Toen hij als Nederlandse beroepsmilitair moest verklaren dat hij zich aan geen enkele anti-Duitse daad schuldig zou maken, weigerde hij dit en dook hij samen met zijn vrouw onder in De Bilt. Al spoedig na de bezetting trad ‘Bob’ toe tot de Ordedienst. Als voormalig militair en vurig patriot kon hij niet werkloos toezien hoe de bezetter zijn vaderland knechtte en vertrapte. Onder zijn leiding groeide het district Utrecht uit tot het grootste van de provincie Utrecht. Ook hij werd op 22 november tijdens de vergadering van de Knokploeg (KP) in Utrecht gearresteerd, op het adres van Jacob Vos (zie boven). In de vroege ochtend van 2 december 1944 werden twaalf Nederlandse verzetsstrijders en een Amerikaanse piloot op het voetbalveld even buiten de kazerne geëxecuteerd. De 41-jarige Gerrit Westdijk, 31 jaar op dat moment, is één van hen. Ook voor hem geldt dat zijn naam een beetje voortleeft vanwege de vermelding op het Keienmonument in Apeldoorn en op het verzetsmonument in de Transwijk te Utrecht, ter herinnering aan de gevallen Utrechtse verzetsmensen. Verder is er niets over hem en zijn verzetsactiviteiten bekend.
…
Johannes van Zanten werd op 1 juni 1911 in Culemborg geboren en woonde met zijn vrouw en vijf kinderen in Kesteren. Zijn beroep was uitvoerder bij de Nederlandse Heidemaatschappij, met Geldermalsen als standplaats. Direct na mei 1940 werd Van Zanten actief in het verzet. Onder de verzetsnaam Van Buren geeft hij leiding aan de KP in de Betuwe en onderhield hij nauwe contacten met de KP-Soest. Hij was betrokken bij overvallen op distributiekantoren, bevolkingsbureaus en gevangenissen. Ook beschoot hij Duitse treinen en saboteert hij het spoorwegnet. Van Zanten leidde op 25 januari 1944 de overval op de kluis van de afdeling Bevolking van Tilburg, de “Tilburgse zegeltjeskraak”, waarbij 105.000 controlezegels en 700 blanco persoonsbewijzen werden buitgemaakt. Met deze zet werd het hele landelijke apparaat van de ondergrondse voor lange tijd uit de moeilijkheden geholpen. Deze door hem samen met de Tilburgse gemeenteambtenaar Jan Poort perfect uitgedachte en vervolgens succesvol door de KP-Soest uitgevoerde actie is door de historicus Lou de Jong gekwalificeerd als een van de belangrijkste ondernemingen van het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog. In de nacht volgend op Pinkstermaandag 1944 nam Van Zanten met vier leden van zijn Betuwse knokploeg deel aan de eerste van de drie mislukte pogingen, die voorafgingen aan de geslaagde overval op het Huis van Bewaring te Arnhem op 11 juni 1944. De actie in het maanlicht, waarbij de vier meter hoge gevangenismuren met ladders moesten worden genomen, mondde uit in een schotenwisseling met de bewaking. Een echec, dat vermoedelijk vermeden zou zijn als de Twentse knokploeg die de leiding had, niet Van Zanten’s informatie vooraf over de organisatie van de bewaking had genegeerd. Al met al was het een wonder dat alle deelnemers na de mislukte overval de stad in spertijd veilig wisten te ontvluchten. Als chef van de Engelse spionagedienst in zijn gebied was hij zeer actief, vooral na de luchtlandingen in september 1944 bij Arnhem. De Betuwe was toen het overgangsgebied tussen Duitse en geallieerde stellingen. In september 1944 slaagde hij er met zijn verzetsgroep in tientallen teruggeslagen geallieerde militairen door de Betuwe over de Waal te begeleiden naar bevrijd gebied. Overdag verkende zijn groep de Duitse linies, ’s nachts werd de getekende kaart over de Waal naar de geallieerden gebracht, zodat de volgende ochtend de Duitse stellingen gericht onder vuur konden worden genomen. Johannes wordt met een aantal collega-verzetsstrijders tijdens een KP-vergadering op 22 november 1944 in de woning van Jacob Vos (zie boven) in Utrecht door de gevreesde Apeldoornse Sicherheitsdienst opgepakt en in de gevangenis op de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn opgesloten. Op 2 december 1944 wordt hij met nog 12 verzetsstrijders naast de Koning Willem III kazerne in Apeldoorn gefusilleerd. Hij is postuum onderscheiden met de Bronzen Leeuw en het Verzetsherdenkingskruis. In Beusichem, Kesteren, Meteren, Tiel en Tilburg zijn straten of pleinen naar hem genoemd. Hij is begraven op de gemeentelijke begraafplaats van de voormalige gemeente Kesteren, waar zich ook een gedenkteken voor Jan van Zanten bevindt. Zijn naam blijft ook voortleven vanwege de vermelding op het Keienmonument in Apeldoorn.
William (Bill) Francis Moore werd geboren op 21 april 1921 in Atlanta, USA. Op 29 april 1944 (hij was een weekje eerder 23 jaar geworden) werd de Liberator van 1st lieutenant Bill F. Moore boven Duitsland aangeschoten. Het toestel kon in de lucht gehouden worden tot boven de Veluwe, maar het werd de bemanning duidelijk dat ze Engeland niet zouden halen. Dus verliet de bemanning per parachute het vliegtuig; men kwam verspreid terecht in de buurt van Het Aardhuis, een voormalig jachtchalet van koning Willem III bij Hoog-Soeren. Het chalet staat boven op de Aardmansberg en is sinds 1972 een voorlichtingscentrum over natuur en wild en tevens het officiële bezoekerscentrum van Kroondomein Het Loo. Het toestel stortte neer op een boerderij aan de Elspeterweg in Uddel terecht kwam. De negentienjarige Gemmigje Mulder kwam daarbij om het leven. De bemanningsleden kwamen veilig aan de grond en verborgen zich in de bossen. Bill en zijn collega John Low werden door opgemerkt door een jachtopziener, die in contact stond met het verzet. Per fiets werd het tweetal door verzetsmensen overgebracht naar een schuilplaats bij de familie Kliest aan de Valkenberglaan, waar later nog drie Engelse en Canadese vliegers werden verborgen. Het waren George Paulk, Floyd Rexdale en David Smith. Uit vrees voor verraad verlieten de vijf vliegers op 1 oktober 1944 het huis en verhuisden naar een adres iets verder. Al na een dag deden de Duitsers hier een inval. Vier vliegers zaten in een schuilplaats op zolder, maar Bill Moore was beneden gebleven omdat hij het in de schuilplaats niet kon uithouden. Hij werd gearresteerd en overgebracht naar de Koning Willem III kazerne te Apeldoorn. De andere vier (George Paulk, Floyd Rexdale, David Smith en John Low) konden zich bij een tweede inval door de Sicherheitsdienst opnieuw schuil houden, wisten daarna via de achtertuin en de weilanden van Kerschoten (nu een wijk van Apeldoorn) te ontkomen naar Wenum en Vaassen waar ze zich in een hooiberg verstopten., Ze hebben later via het verzet Nederland kunnen verlaten. Bill Moore had minder geluk. Hij werd in Apeldoorn door de Sicherheitsdienst verhoord. Ze reden hem in een periode van twee maanden verschillende keren door Apeldoorn om het huis aan te wijzen waar hij eerder ondergedoken was, maar hij hield zijn mond en heeft de familie Kliest niet verraden. Op 2 december 1944 werd hij door de Duitsers toegevoegd aan de groep twaalf Nederlandse verzetsstrijders die zouden worden geëxecuteerd. Moore deed tevergeefs een beroep op zijn recht om als Amerikaans krijgsgevangene te worden behandeld. Hij is begraven op het Amerikaanse ereveld in Margraten. Na de oorlog werd hij postuum onderscheiden met de Air Medal en kreeg hij het Purple Heart.