LINTHORST HOMANKANAAL (2)
Gisteren aandacht geschonken aan de historische ontwikkeling van het Linthorst Homankanaal. Hieronder eerst een beschrijving die een kleine twintig jaar geleden over het kanaal werd geplaatst in De Volkskrant, als onderdeel van een serie columns over bijzondere waterwegen. Daaronder een kleine fotografische sfeerimpressie van het kanaal.
Het VAM-kanaal
Op gewone wegenkaarten staat het VAM-kanaal niet. Wie zou er ook iets te zoeken hebben? Het is eigendom van de Vuilafvoermaat-schappij (VAM), een kanaal van hooguit 2,5 kilometer lang. En wie er toch heen wil, hoeft in de buurt van Wijster maar te zoeken naar een berg in het vlakke land. Daar is de VAM, daar begint het kanaal. In 1931 groef de VAM een eigen doorvaart naar het Linthorst Homankanaal. Vandaar voeren de schepen diep het Drentse kanalennet op om de begeerde compost – gemaakt van Haags huisvuil – naar de schrale akkers op de afgegraven veengronden te brengen. Inmiddels is de VAM uitgegroeid tot een afvalgigant, de compost gaat per trein het hele land door, en op het kanaal vaart al zo’n dertig jaar geen schip meer.
Het terrein om de VAM is nieuw aangeplant, op de afvalberg weiden schapen. De weg wordt versperd door een heuphoog wit hek dat op een landgoed thuishoort. Het bordje verboden toegang art. 461 W.v.S. lijkt ook niet echt op zijn plaats. Een asfaltweggetje voert naar de top. Het uitzicht wordt steeds weidser, de stank steeds adembenemender, een mengeling van riool, rotting en gas. Boven is de bron te zien, een enorme vuilberg, als een afgraving, honderden zeemeeuwen zwermen er krijsend rond. Ondanks de verboden toegang spreekt een helder blauw bord bezoekers toe: ‘U bevindt zich op het hoogste punt van de provincie Drenthe. 56 Meter boven zeeniveau, 40 meter boven maaiveld.’ Wat aardig van de VAM, denk ik, hier is vast een recreatiegebied gedacht. Later hoor ik dat het een kwestie was van ‘voor wat hoort wat’. De VAM mocht de stortplaats verhogen, als ze zo’n 130 hectare bos-, erf- en wegbeplanting zou aanbrengen op en om de berg.
In de diepte loopt een kaarsrechte streep bomen, daar moet het kanaal zijn. Om de berg heen zoek ik het beginpunt. Een tinkelend geluid komt uit de roosters in de helling. Daar druipt het lekwater als wondvocht uit het afval. Bij wat laagbouw begint het kanaal. De bruine vruchtaren van de lisdodden priemen als ferme sigaren op de kopse kant. Iets verder ligt een dam met een schakelkast erop: ‘VAM kanaal > vijver 4’ en ‘vijver 4 > VAM kanaal’. Water borrelt en schuimt rondom een ijzeren pijp. Hier wordt gezuiverd water geloosd en water ingenomen. Binnen enkele tientallen meters verandert het industriële water in een rustieke vaart, geflankeerd door een voorname oprijlaan met hoge bomen. Een rank spijlenhek sluit de doorgang naar de openbare weg af.
Na een omweg beland ik aan de buitenkant van het hek, op de VAM-weg. Daaraan liggen een paar woonhuizen, garageboxen met doodshoofden erop en een kantoortje: Depot Chemische Afvalstoffen Provincie Drenthe. Vuil zoekt vuil.
Aan de overkant van het kanaal is een aarden wal opgeworpen, die maakt de oever onbereikbaar voor familiecamping De Otterberg. Is dat niet jammer? De eigenaresse van de camping weert alle vragen af. Nee, echt niet, zij weet niks. De VAM weet alles. Zij heeft nergens iets mee te maken. Alle activiteiten voor de campinggasten zijn op de camping zelf, er is zelfs een visvijver, en meer kan ze er niet over zeggen. Onbegrijpelijk is dat niet, buitenstaanders doen nogal lacherig over haar camping, ze snappen niet wie in ’s hemelsnaam zo pal in de stank van de VAM vakantie wil vieren.
Iets verderop stroomt het kanaal onder de Drijberseweg door, parallel loopt een landweggetje, maar het water gaat schuil achter dichte bosschages. Na enkele tientallen meters is er een gat in het groen. Een brug met een wegdek van planken en ijzeren leuningen voert over het kanaal een stoppelveld in. Een auto komt me tegemoet en blokkeert half de weg. De man draait het raampje open, uit beleefdheid doe ik hetzelfde. Nieuwsgierig kijkt hij me door zijn dikke brillenglazen aan, achter hem reikhalst zijn vrouw. Of ik iets zoek? Het VAM-kanaal en hoe dat verderloopt? Nee, hij zou het niet weten. Talmend kijken ze me na.
Terug naar het landweggetje, dat uitloopt in een open plek. Daar wacht het echtpaar me al op, kleumend op klapstoelen naast de auto in een moeizaam herfstzonnetje. Er loopt een paadje de bosjes in. De glibberige modder staat vol voetstappen, de takken zijn gebroken, dit pad is druk betreden. In beide oevers van het kanaal staan loze betonnen bruggenhoofden. Rechts eindigt het kanaal in het Linthorst Homankanaal. De oevers wijken, het water ligt laag, zodat de T-sprong van kanalen een donkergroen ven lijkt diep in een bos. De open plek aan de rand is bezaaid met blikjes en lege verpakkingen. Hier wordt gevist en gefeest.
Dat vissen is clandestien, geeft Albert Jan Scheper van de Drentse Federatie van Hengelsportverenigingen grif toe. ‘Wij hebben geen visrechten van het VAM-kanaal, de VAM wil ze niet verhuren, maar we blijven Nederlanders: waar water is, wordt gevist. Een op de twintig Drenten is verwoed sportvisser – landelijk is het een op de veertig – en dat terwijl Drenthe de droogste provincie van het land is. Heel apart.’ Hij zou het VAM-kanaal er graag bij hebben, alleen al als paai- en opvoedgebied. ‘Juist zijtakken zijn geschikt als kraamkamers.’
Met de weelderige begroeiing zijn de vissers niet gelukkig. ‘Een ruige oever is goed voor paaiende vissen, maar het moet niet te gek worden, want de bladeren en takken vormen bagger, die rot, verbruikt veel zuurstof en geeft afvalgassen vrij. Dat is puur slecht voor de visstand.’ Aan uitbaggeren van het slib waagt niemand zich, want wie weet wat er in vroegere jaren voor ‘persisterende materialen’ in terecht zijn gekomen.
De onderhoudswijze die de VAM hanteert voor de kanaaloevers – gewoon laten groeien wat er groeit – bracht het Waterschap Meppelerdiep op ideeën. Bij het Linthorst Homankanaal doen zij nu hetzelfde. Lekker goedkoop en het ziet er ook nog aardig uit, vinden ze. Maar op de vraag wat er groeit, zegt een natuurontwikkelaar van de provincie meesmuilend: ‘Elzen, wilgen en dat soort troep.’
Pauline de Bok
De Volkskrant, 7 november 1998