LINTHORST HOMANKANAAL (1)

In Nederland werd vanaf de jaren twintig van de twintigste een groot aantal werkverschaffingsprojecten opgezet. In de werkverschaffing kregen de werklozen geen echte baan aangeboden, maar werden ze door de overheid verplicht om in grote werkploegen ongeschoold werk uit te voeren, bijvoorbeeld het ontginnen van een hoogveengebied of het graven van kanalen. Dit alles gebeurde met schop, kruiwagen en kiepkar. De werkverschaffing was omstreden, en niet ten onrechte want het kan met een gerust hart worden beschouwd als een vorm van uitbuiting. Deze gedachtegang hoe met werklozen moet worden omgegaan, leeft overigens in liberale kringen in ons land onverdroten verder. Het werk binnen de werkverschaffingsprojecten was zwaar: de werkweken  bedroegen gemiddeld zo’n 50 uur, de omstandigheden waren erbarmelijk slecht en het loon was maar net genoeg om met een gezin rond te komen. In 1939 verdiende iemand in de werkverschaffing 14 tot 17,50 gulden per week (omgerekend naar 2020 tussen de € 150,00 en € 200,00). Met de schop werd bijvoorbeeld in Nijmegen het Goffertpark en het NEC-stadion aangelegd, reden voor de Nijmeegse bevolking om het decennialang de ‘bloedkuul’ te noemen. Een naam die in de volksmond nog steeds niet is vergaten. In de nabijheid van de projecten liet de overheid vaak zogenoemde ‘werkkampen bouwen, waar de tewerkgestelden woonden. Alleen zaterdagavond en zondag konden zij thuis zijn.’ Veel van deze werkkampen werden overigens door de Duitsers in de eerste jaren van de bezetting gebruikt als Joodse werkkampen, tot ze in oktober in één nacht werden overgebracht naar Westerbork. Werklozen die weigerden of zij die het werk niet konden volhouden, kregen geen steun en waren aangewezen op de armenzorg, wat in die dagen als een blamage werd gezien. Veel werkverschaffingsprojecten werden uitgevoerd onder leiding van de Nederlandse Heidemaatschappij; zover mij bekend heeft de Heidemij nooit excuses aangeboden voor deze dwangarbeid maar maakt ze nog steeds goede sier met deze projecten.

Het Linthorst Homankanaal ligt tussen Beilen en Noord-scheschut en verbindt de Beilervaart met Hoogeveense Vaart. Vlak na de Eerste Wereldoorlog wist de landmaatschappij Drenthe de provincie ervan te overtuigen dat het voor de economische ontwikkeling van dit deel van Drenthe van groot belang was dat er een scheepvaartverbinding zou komen tussen de Beilervaart en de Hoogeveensche vaart. Het kanaal had ten doel de ontsluiting van Midden-Drenthe en het bevorderen van de ontginning van gronden. Dankzij de goedkope arbeid van werklozen die in het kader van de werkverschaffing voor hun uitkering moesten werken kwam tussen 1923 en 1926 het kanaal tot stand. Een deel van het Linthorst Homankanaal moest door taai, stenenrijk keileem worden gegraven. Ook nu nog zorgt de keileem op de kanaaldijk ervoor dat er lang na een regenbui plassen blijven liggen, want het regenwater zakt nauwelijks door het lemige materiaal weg. Behalve de keileem en de grote hoeveelheden veldkeitjes kregen de arbeiders ook te maken met grote keien. In 1924 stuitten de gravers ter hoogte van landgoed De Vossenberg op een enorme kei, eentje van hunebedgrootte. Eerst zou het gevaarte opgeblazen worden, later besloot men de kei maar uit het kanaal te trekken en langs de kanaaldijk neer te zetten. Met de grootst mogelijke moeite werd de grote steen op de kant getrokken. Dat koste een paar centen. In Wijster wisten ze te vertellen dat de kei per kilo net zoveel gekost had als een ‘zolter’ (slachtvarken). Jarenlang stond de kei, die de bijnaam “‘Dikke Stien’ kreeg, op de kanaaloever en werd een populaire bestemming voor Wijsterse liefdespaartjes. In 1950 verhuisde de kei uiteindelijk naar de Torenlaan in Beilen, waar ze onderdeel werd van het oorlogsmonument. Een verhuizing die veel Wijstenaren nog steeds betreuren.

Zo’n 500 werkloze veenarbeiders uit Emmen en omgeving groeven het kanaal vrijwel geheel ‘op de schop’, de gebruikelijke methode bij projecten van de werkverschaffing. Met de naamgeving heeft men het bekende Drentse regentengeslacht Linthorst Homan willen eren voor het werk dat negen leden van deze familie als bestuurder voor deze provincie hebben verricht. Zich waarschijnlijk niet echt realiserend dat de familienaam daardoor ook automatisch verbonden werd met ‘dwangarbeid’ en ‘uitbuiting’. In dit verband was vooral Jan Tijmens Linthorst Homan, commissaris der koningin van Drenthe van 1917-1931,belangrijk want hij speelde een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de Drentse waterhuishouding en de oprichting in 1929 van de VAM (Vuil Afvoer Maatschappij), het afvalverwerkingsbedrijf dat als oorspronkelijk doel had om huisvuil uit de Tandstad naar gebieden met schrale grond te brengen en daar te composteren. Deze compost kon dan gebruikt worden voor bodemverbetering en ontginningsprojecten. De aanwezigheid van het kanaal (in 1927, een jaar na de opening, voeren er al 1200 schepen door het kanaal) was een belangrijke reden om in Wijster de VAM te vestigen. De belangrijke rol die het kanaal en een speciaal voor de VAM gegraven zijkanaal (het VAM-kanaal) zou nooit voldoen aan de verwachtingen omdat andere transportmogelijkheden vanaf de jaren vijftig de functie helemaal achterhaald maakte. Het kanaal is in de jaren zeventig voor de scheepvaart gesloten, is niet meer bevaarbaar, maar doet nog wel dienst voor de aan- en afvoer van water in het gebied. Over het kanaal liggen negen bruggen en een sluis. Het drie kilometer lange kanaal is nu geheel besloten door struikgewas en de aanblik van het Oude Diep is weer als begin van de vorige eeuw nu het weer meandert en de vele houtwallen het landschap weer structuur geven.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: