DE LANGZAME ONTBINDING VAN HET BRITSE RIJK 2

Van 4 april tot 6 mei 1887 werd in Londen de First Colonial Conference gehouden, ter gelegenheid van het gouden jubileum van koningin Victoria. De naam geeft perfect aan hoe de verhoudingen lagen. De bijeenkomst diende namelijk allereerst om de onderlinge band van Groot-Brittannië met enkele belangrijke kolonies te verstevigen. De Ierse Vrijstaat, Canada, Newfoundland, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika hadden allemaal al enige zelfstandigheid verworven. De oude benaming ‘kolonie’ leek niet meer helemaal gepast en in plaats daarvan werd de term ‘dominion’ ingevoerd, waarmee tot uiting kwam dat er toch nog wel voldoende Britse zeggenschap over die landen was. Ook India, hoewel aanzienlijk minder ver op de weg naar zelfstandigheid, had een hogere status dan de gemiddelde kolonie had. Deze leiders van het Britse Rijk ontmoetten elkaar in een vriendschappelijk treffen, waar tussen wijn en eten beleidsafspraken werden genomen. Er waren meer dan honderd aanwezigen, waaronder veel onofficiële vertegenwoordigers. Er werd onder meer besloten dat de kolonies Australië en Nieuw-Zeeland jaarlijks 126.000 pond aan de Britse schatkist zou betalen, in ruil waarvoor de Britten beloofde niet zonder toestemming van de kolonies de aanwezigheid van de Britse vloot in de Pacific terug te brengen. Ook werd ingestemd met de aanleg van een telegrafiekabel tussen Vancouver en Australië.

Binnen verschillende koloniën begon met deze constructie te benauwend vinden en de naam ‘colonial’ stuitte ook op weerstand. Vanaf mei 1907, toen de vijfde samenkomst werd gehouden, heette deze dan ook Imperial Conferences, waarbij beter tot uitdrukking kwam dat de dominions hun eigen voorstellen hadden, die er zonder uitzondering op neerkwamen dat men wilde loskomen van de koloniale status.

De Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende verdragen zouden een belangrijk keerpunt worden. De Britten hadden een zwaar beroep moeten doen op hun kolonies om soldaten te leveren voor de slagvelden in Noord-Frankrijk en België. Een flinke tegenprestatie was dan ook niet meer dan logisch. Daarnaast was met de diverse verdragen na de oorlog een groot aantal nieuwe landen op de Europese kaart verschenen en ook dat stimuleerde de wens naar grotere en/of gehele onafhankelijkheid binnen het Britse Rijk. Het volgende belangrijke keerpunt was de Tweede Balfour-verklaring in mei 1926, vernoemd naar Arthur Balfour, voormalig Brits premier en voorzitter van de conferentie. Hij is in de geschiedenisboeken vooral beroemd/berucht vanwege de ook naar hem vernoemde Eerste Balfour-verklaring van 2 november 1917 aan Lionel Walter Rothschild namens de Zionistische Beweging. Hierin verklaarde Balfour, als Minister van Buitenlandse Zaken, dat de Britse regering onder voorbehoud positief stond tegenover de stichting van een Nationaal Tehuis voor het Joodse Volk in Palestina en dat zij haar uiterste best zou doen dit project te faciliteren. Bij de Imperial Conference in mei 1926 werd via deze verklaring bepaald dat deze zeven dominions en het Verenigd Koninkrijk gelijkwaardige, autonome gebieden zijn binnen het Britse Rijk: ‘…. gelijk in status, en in geen enkele manier ondergeschikt aan elkaar met betrekking tot hun binnenlands of buitenlands beleid, ofschoon verbonden onder de Kronen als vrijwillige leden van het British Commonwealth’. Daarmee deed dus de term ‘common-wealth’ of ‘gemenebest’ haar intrede om de samenwerkingsvorm te beschrijven. Dat ‘gemeenschap-pelijk belang’ benadrukt dat het een statenbond is die een gemeenschappelijk doel nastreeft.

De 6e Imperial Conference, Londen van 19 oktober tot 22 november 1926. Koning George V (midden) met links Stanley Baldwin (United Kingdom) en rechts W.L. Mackenzie King (Canada). Staand vlnr: Walter Stanley Monroe (Newfoundland), Gordon Coates (Niew-Zeeland), Stanley Bruce (Australië), J. B. M. Hertzog (Unie van Zuid-Afrika) en W.T. Cosgrave (Ierse Vrijstaat).

In 1931 werd door het Britse parlement het Statuut van Westminster aangenomen, een logisch gevolg van de Balfour-verklaring uit 1926 en een daarop volgende Imperial Conference in 1930 in Londen, waar verder over het onderwerp werd gesproken. Toen werd onder meer bepaald dat het Britse parlement geen wettelijk gezag meer over de dominions had. Met het statuut werd de facto de onafhankelijkheid van Australië, Canada, de Ierse Vrijstaat, Nieuw-Zeeland, Newfoundland en de Unie van Zuid-Afrika bekrachtigd, tenzij deze dominions hier op eigen verzoek van afzagen. Door de verklaring lag de macht in elke dominion niet langer bij de Gouverneur-generaal, die namens de Kroon optrad als vertegenwoordiger van de Britse overheid. In de jaren daarna werden er in verschillende landen High Commissioners benoemd die vrijwel gelijk waren aan ambassadeurs. Londen probeerde nog wel een stevige vinger aan de pols te houden. Opvallend aan de conferentie van 1930 was dat Zuid-Rhodesië mocht deelnemen, terwijl dat land niet de status van dominion had, maar slechts van ‘zelfregerende kolonie’, wat binnen de Britse verdeel-en-heerstactiek nog net een stapje lager in de hiërarchie was. Een niet onbelangrijk punt was wel dat alle leden van dit Britse Gemenebest de monarch van het Verenigd Koninkrijk deelden. Dit statuut is nog steeds van kracht in Australië, Canada en Nieuw-Zeeland en uiteraard in Groot-Brittannië. Wel diende in elk van de dominions het statuut door de parlementen te worden geratificeerd. In Australië gebeurde dat pas in 1942 en werd via de Australia Act in 1986 pas geregeld dat Londen niet langer enig gezag had over individuele Australische staten. In Nieuw-Zeeland werd in 1947 geratificeerd. Verder duurde het tot 1982 voordat een geschil met Canada over onverenigbaarheid met hun grondwet was opgelost en het laatste restje Britse invloed op Canada was verdwenen. In Newfoundland werd het statuut nooit van kracht, want een bestuurscrisis in 1934 leidde ertoe dat Londen het directe gezag over Newfoundland weer op zich nam. In 1949 sloot het land zich vrijwillig aan bij Canada. De Ierse Vrijstaat werd een republiek onder de naam Ierland (de facto in 1937, de jure in 1949) en koos ervoor niet langer lid te zijn van de Commonwealth. De Unie van Zuid-Afrika werden in 1961 als Zuid-Afrika een republiek. In 1994 zou Zuid-Afrika opnieuw toetreden tot wat inmiddels was herdoopt tot de Commonwealth of Nations, nadat de term ‘British’ opnieuw op te veel tegenstand stuitte.

Dit item was geplaatst door Muis.