ARNOLD BORRET 5

Het werk van Arnold Borret (1848-1888) omvatte vooral veel kleurenportretten en zwart-witportretten van de Surinaamse bevolking, zoals hij die tussen 1878 en 1882 aantrof. Het is niet bekend of hij voor 1878 al veel tekende, maar dat lijkt wel waarschijnlijk. Er is echter niets van bewaard gebleven. Het is ook onduidelijk waarom hij de laatste zes levensjaren niet meer tekende, maar wellicht is daar een verband te vinden mer het feit dat hij in datzelfde jaar alle functies binnen de rechterlijke macht opgaf en toetrad tot de orde der redemptoristen. in 1882 stuurde hij ook alle tekeningen die hij de voorgaande jaren had gemaakt naar zijn broer, waarschijnlijk met als doel dat er een boekwerk van zou verschijnen.dat is echter niet gerealiseerd. Het is ook onduidelijk waarom hij maar zo weinig landschapstekeningen heeft gemaakt. Hij heeft mooie tekeningen gemaakt van de melaatsenkolonie Batavia en van de voormalige plantage Bleyendaal, die duidelijk tot zijn beste werken horen. In dit deel van de Borret-serie een drietal tekeningen van een indiaans vissersdorp, waarschijnlijk allen uit Kalebaskreek, een inheems vissersdorp in het district Saramacca, genoemd naar een gelijknamige kreek aan de rivier de Coppename. Kalebaskreek ligt oostelijk van de Coppename, bij een ondiep gedeelte, ongeveer 13 km ten zuiden van het punt waar de Coppename en Saramacca-rivier uitmonden in de Atlantische Oceaan. Kalebaskreek telde maximaal vijftig woningen, dicht bij elkaar en met bewoners die allemaal familie van elkaar waren. Dat waren overwegend Karaïben, een inheems volk van de Zuid-Amerikaanse kuststreek van Venezuela tot Brazilië. Aanvankelijk werd het dorp door Nederlanders Celebes-kreek genoemd. De gelijknamige Kalebas-kreek was de zuidgrens van een voormalige cacaoplantage, later leprozerie Batavia. Het is dus niet verwonderlijk dat Borret hier graag tekende. De katholieke priesters werkzaam op Batavia spraken ook wel van ‘Lazaruskreek’ of ‘Lazaretkreek’, naar de Bijbelse Lazarus die als patroon van de lepralijders werd beschouwd. Het is mogelijk dat de kalebas (de vrucht) bij de oorspronkelijke bewoners een belangrijke plaats innam. Zo bestond onder de inheemse Surinamers het rituele gebruik dat een piaiman of ‘medicijnman’ een kalebas vult met bepaalde stenen; het geluid dat hiermee gemaakt kan worden gaf informatie van de goden door.



Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: