GERRIT SCHOONMAN (62)
Geert Schoonman (Wormerveer, 31 augustus 1917 – Vliegveld Twente, 13 oktober 1944) groeide op in Zaandam. Een opvallende verschijning van bijna twee meter lang en een rode haardos. Vanwege zijn handigheid en kennis van techniek komt hij in het Nederlandse leger bij de genie. Hij was sergeant-capitulant bij de genietroepen toen de oorlog uitbrak. In de meidagen van 1940 vocht Geert op de Grebbeberg. Na zijn mobilisatie op 15 juli 1940 kreeg hij een baan als ambtenaar bij de belastingen als grenscommies in Glanerbrug. Via collega-douanier Harry Saathof ontmoette hij in januari 1941 Johannes ter Horst, die op dat moment al zeer actief was in de illegaliteit. Geert werd daarna ingezet om uit Duitsland gevluchte Franse krijgsgevangenen in veiligheid te brengen. In een latere fase hielp hij Joden en neergeschoten geallieerde piloten aan een onderduikadres. Dit laatste in samenwerking met Johannes ter Horst en Jules Haeck. Hij werkte daarbij onder de schuilnaam Rooie Geert.
Op 5 oktober 1942 werd Schoonman overgeplaatst naar Zundert, maar op 12 december 1943 liet hij zich terugplaatsen naar Glanerbrug en ging wonen in Enschede. In februari 1944 werd hij lid van de KP-Enschede, die onder leiding stond van Ter Horst, die inmiddels een goede vriend van hem was geworden. Deze knokploeg voerde diverse acties uit, waaronder de zeer gewaagde bevrijding op 11 mei 1944 uit de Koepelgevangenis in Arnhem van onder meer ds. Frederik Slomp (‘Frits de Zwerver’) en Henk Kruithof, twee kopstukken van hert Twentse verzet. Ook Harry Saathof was hierbij betrokken. Hij werd als vermeende arrestant opgebracht door Johannes ter Horst en Geert Schoonman. Het Arnhemse Huis van Bewaring werd op 11 juni 1944 voor de tweede keer door Ter Horst en Schoonman bezocht, waarbij het tweetal maar liefst 56 gevangenen wisten te bevrijden, de grootste en meest succesvolle bevrijdingsactie uit de bezetting. Beide acties stonden onder leiding van de LKP-leider Liepke Scheepstra.
Iets later werd Schoonman leider van de KP-Enschede omdat Ter Horst werd gepromoveerd tot leider van de knokploegen in oost-Nederland. In september werden onder leiding van Schoonman een paar spoorwegaanslagen uitgevoerd. De KP-Enschede zou in totaal meer dan vijftig gewapende overvallen uitvoeren, waarbij niemand werd gearresteerd of gewond raakte. Daaronder viel onder meer het opblazen van de spoorlijn Goor-Delden, hulp aan geallieerde piloten, overvallen op distributiekantoren en sabotage van spoorwegen en bruggen.
Nadat Ter Horst op 22 september 144 werd gearresteerd, was het noodzakelijk te komen tot een reorganisatie van diens werkzaamheden. Geert Schoonman kreeg toen de leiding over de afwerpterreinen in oost-Nederland en werd direct belast met drie wapendroppings. Deze afwerpterreinen moesten aan veel voorwaarden voldoen en ook moesten er veel mensen worden geregeld om de tonnen aan wapens, springstof en munitie te vervoeren en over Twente te distribueren. Gerrit had dus vanwege de vele wapendroppings een druk en gevaarlijk baantje.
Een omwonende vertelde in zijn dagboek dat op zaterdag 7 oktober door een NSB’er uit Ootmarsum, bij boer Paus uit Hezinge vijf Joden werden ontdekt. Enkele dagen later lichtte hij toe dat de Landwacht er lucht van had gekregen dat bij boer Paus Joden verborgen zaten. ‘Er werd een inval gedaan, het hele huis doorzocht, maar niets gevonden. Toch waren er joden die op een zeer listige wijze verborgen waren, namelijk in een kelder, onder het varkenshok, waar stro en mest overheen lag. De landwachters gingen heen, maar zonder dat de boer het in de gaten had, was er één achter gebleven. Deze loerde door het raampje en zag dat er vier onbekende personen, op de deel bezig waren, zich te wassen. De landwacht wilde de deur openrukken, maar de boer hield deze van binnen vast. Daarop schoot hij (of een ander die was komen aanlopen) door de deur en trof de boer in de buik. Toen was het pleit gauw beslist. Vier joden werden gegrepen; ook een broer van de boer, maar de hele familie nam de vlucht en is nog spoorloos verdwenen. De vier mannen werden naar Ootmarsum gebracht en in ’t cachot gestopt. De andere morgen nam men hen mee na de Hezeberg bij Tiethof, waar ze door een schot in de nek werden neergelegd. Het waren een zekere Menko, met drie zoons uit Almelo. Vroeger in Ootmarsum woonachtig. Een wagen van de steenbakkerij Scholten werd gevorderd, daarop de lijken geworpen en stadswaarts gebracht. Ze zouden onmiddellijk in een kuil worden gestopt, doch burgemeester Schimmelpenninck wist nog te bewerken dat ze een kist kregen en op de protestantse begraafplaats ter aarde werden gesteld.’
Al vanaf juli 1940 heeft boer Gerard Evers in boerderij De Paus te Hezinge onderduikers. Op het hoogtepunt bevinden zich in de boerderij aan de Pausweg, op nauwelijks 2 kilometer van de Duitse grens, twintig onderduikers: Joden, geallieerde piloten, verzetslieden en Nederlanders die zich aan de Arbeitseinsatz in Duitsland onttrekken. De Joodse familie Menco (ouders en vier kinderen) zaten vanaf augustus 1942 in de boerderij, in een grote ruimte op zolder, boven een nauwelijks gebruikte de woonkamer. Bij gevaar gingen zij en andere onderduikers naar een andere schuilplaats; een lege gierkelder die via een luik in het varkenshok kon worden bereikt. De boerderij diende ook als uitvalsbasis voor de vele wapendroppings van Schoonman, die in de omgeving van deze boerderij plaatsvonden.
Op 6 oktober 1944 boerderij De Pauw van H. Evers in Hezingen omsingeld door de Landwacht, die op zoek was naar onderduikers en gedropt wapentuig. Schoonman probeerde tevergeefs te ontsnappen, maar werd op de vlucht in de rug geschoten, gearresteerd en naar het ziekenhuis in Oldenzaal gebracht. Bij de actie werden in totaal elf mensen gearresteerd, waaronder Gerrit Schoonman en de broers Jan en Bernard Evers. Bernard Evers en Geert Schoonman worden naar het ziekenhuis in Oldenzaal gebracht en Jan Evers wordt opgesloten in de kelder van het Oldenzaalse stadhuis. Door andere verzetsgroeperingen o.a. één uit Oldenzaal, worden plannen beraamd om het drietal nog dezelfde avond te bevrijden. Eén groep gaat naar het gemeentehuis, waar ze met de hulp een politieman Jan Evers snel weten te bevrijden. Er wordt ook een poging gedaan om Geert Schoonman en Bernard Evers uit het ziekenhuis in Oldenzaal te bevrijden. Het verplegend personeel werd gevraagd de twee mee te delen dat ze zich op dinsdag 10 oktober klokslag zeven uur met aan elkaar geknoopte lakens uit het raam moeten laten zakken. Daar staan dan fietsen klaar en liggen er overjassen. Op het tijdstip heeft het verzet gezorgd dat alles klaar staat, maar om onopgehelderde redenen gebeurde er niks.
De volgende ochtend, op 11 oktober 1944, werden Schoonman en Bernard Evers overgebracht naar het vliegvel Twente waar ze als uitvoering van het Niedermachungsbefehl op 13 oktober werden gefusilleerd. Hij werd ter plekke in een anoniem graf begraven.
Bertha Kempers, zijn verloofde, verteld later over zijn arrestatie en het vervolg, blijkbaar niet op de hoogte van de mislukte poging: ‘Ik ben zeer teleurgesteld door het verzet. Toen Geert werd aangeschoten op de boerderij van Evers en naar het ziekenhuis in Oldenzaal werd gebracht, werden mijn moeder en ik niet in kennis gesteld. Wij hadden op de hoofdbalk in de boerderij nog drie revolvers liggen. Verdere lagen er stafkaarten en spullen van geallieerde piloten. Ik vind dat wij, middels een ordonnans, gewaarschuwd hadden moeten, zodat wij die spullen konden laten verdwijnen. Wij hebben grote risico’s gelopen. Later hoorde ik van dr. Pelsner dat Geert en Evers tijdens het driedaagse verblijf in het ziekenhuis klaar hadden gestaan met aan elkaar geknoopte lakens. Via, via hoorde ik dat Geert naar het vliegveld was gebracht. Nadien hebben we niets meer van hem vernomen. Ook na de oorlog hoorden wij niet waar Geert was. Wat ik afschuwelijk vond dat men na de oorlog een waarzegger in het leven hadden geroepen. Deze waarzegger heette Croiset. Hij liet op plaatsen waar hij vermoedde dat daar de slachtoffers, onder wie Geert lagen, met speren in de grond steken. Uiteindelijk, volgens mij op aandringen van de moeder van Geert, heeft hij verteld waar Geert en anderen gegraven waren. Na de oorlog heb ik maar zeer kort contact gehad met de ouders van Geert.’
De dochter van Geert’s zus verklaarde later: ‘Mijn oma zat tot twee jaar na de oorlog elke dag voor het raam, in de hoop dat hij thuis zou komen. Ze hield ook steeds een kamer voor hem gereed: de ‘mooie kamer’. Toen ze hoorde over zijn dood, is ze in één week grijs geworden, zeiden familieleden later.”
Pas in 1947 werd zijn lijk daar opgegraven en werd het stoffelijk overschot op 1 november 1947 herbegraven in Zaandam. Sinds 1973 ligt Gerrit Schoonman begraven op het Nederlands Ereveld Loenen (vak C, nr. 241). Bij Koninklijk Besluit van 25juli 1952 werd Geert Schoonman postuum het Verzetskruis 1940-1945 toegekend.