ARNOLD DOUWES

Arnold Douwes (Laag-Keppel, 26 januari 1906 – Utrecht, 7 februari 1999) groeide tussen vijf zusters en twee broers op in een gezin in Laag-Keppel, waar zijn vader dominee van de Gereformeerde Gemeenten was, maar Arnold had al vroeg een belangstelling voor het communisme. Van jongs af was hij een eigenzinnige en onaangepaste persoontje. Hij werd om die reden twee keer van de lagere school gestuurd. Zo stak hij uit een tram hert bordje ‘Verboden te roken’ en hing dat aan de lessenaar van een pijprokende meester. De tweede keer dat hij van school werd gestuurd, had hij een ander gestolen bordje ‘Zeven zitplaatsen’ op de deur van het toilet geschroefd. Hij ging na de lagere school niet naar het voortgezet onderwijs, kwam echter in Nederland niet aan een baantje en vertrok toen naar Noord-Amerika. Tien jaar lang zwierf hij rond door de Verenigde Staten en Canada, maar ook daar lukte het de rusteloze Douwes niet een gezin te stichten en een carrière op te bouwen. Op een gegeven moment had hij zich aangesloten bij de International Labor Defense, een organisatie die streefde naar gelijke burgerrechten. Omdat deze ILD werd verdacht van communistische sympathieën moest Douwes de VS verlaten. Vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij weer in Nederland, waar hij in Boskoop ging wonen en op een boomkwekerij aan de slag ging als hovenier.

Voor Douwes leek de Duitse inval in mei 1940 het moment waarop hij eindelijk wist wat hij in zijn leven moest doen. Al aan het begin van de oorlog was op de hoogte van de wreedheden die de Duitsers in eigen land hadden begaan en overtuigd dat Nederland hetzelfde lot te wachten stond. Hij ging over tot het doorknippen van kabels voor zoeklichten en het rondbrengen van illegale bladen. Daarbij liep hij al snel in te gaten, wat hem dwong uit te wijken. In zijn zwerftocht door Nederland kwam hij in 1942terecht in Nieuwlande. Daar ontmoette hij Johannes Post, die dan al een belangrijke rol heeft in bet gewapend verzet. Douwes kreeg van Post een onderduikadres en sloot zich aan bij de verzetsorganisatie van Post. Toen kort daarna de vervolgingen van de Joden op gang kwam, onderhield Douwes namens de organisatie de contacten met Amsterdam, de belangrijkste woonplaats van Nederlandse Joden. Douwes bood Joden in Amsterdam toen aan onder de duiken in Nieuwlande, in plaats van te worden getransporteerd naar kamp Westerbork. Op dat moment werd Kamp Westerbork door bijna iedereen nog Douwes met Isador Davids en Lou Gans 2niet gezien als het doorgangskamp naar de vernietigingskampen in Oost-Europa. Douwes zorgden daarna voor degenen die op het aanbod ingingen voor onderduikplaatsen, distributiebonnen, geld en vervalste identiteitsbewijzen.

In deze periode was Douwes degenen die de inwoners van Nieuwlande wees op hun christenplicht om de bedreigde Joodse inwoners van Nederland te helpen door hen onderdak te verlenen. Douwes had namelijk een enorme hekel gekregen aan alle uitvluchten van Nederlanders om geen Joodse onderduikers in huis te hoeven nemen. Op zondagmiddag, 21 november 1943 schrijft hij in zijn dagboek: ‘Allemaal van die bekende smoesjes, ze betekenen allemaal hetzelfde, n.l.: ik wil niet helpen, ik ben te egoïstisch, ik wens mijn have en goed, mijn vrijheid, niet te wagen voor een ander.’

In 1943 moest Post zijn gezin en boerderij in Nieuwlande verlaten omdat hij teveel in het vizier van de Duitsers was gekomen. Douwes nam toen samen met Max Leons de leiding over van de verzetsorganisatie. Het tweetal zette in het nietige dorp het grootste netwerk van onderduikadressen voor Joden op. Daarnaast werden overigens hier ook gevluchte Franse en Russische krijgsgevangenen, Amerikaanse en Engelse vliegeniers en Nederlandse verzetslui van een vaak tijdelijk onderduikadres voorzien. Eind 1944 werd Douwes vanwege die verzetsactiviteiten door de Duitsers opgepakt. Eigenlijk was hij opgelucht gearresteerd te zijn, want hij sliep toen in een bed bij meneer Dijk, een huisschilder in Nieuwlande. Die woont in een kleine tweekamerwoning en heeft onder de vloer zeven Joden verborgen. Douwes werd al snel door medestanders uit het gewapend verzet bevrijd. Tot het eind van de oorlog bleef hij ondergedoken.

Het was een ongeschreven wet voor mensen in het verzet om geen verslagen van het verzetswerk achter te laten vanwege de risico’s indien die in handen van de Duitsers zouden vallen. In strijd hiermee maakte Douwes echter wel notities van zijn activiteiten. Deze stopte hij in jampotjes, die in de tuin van zijn onderduikadres werden begraven. Een uniek document, want Douwes is daarmee de enige Europese Arnold Douwes 1verzetsstrijder die een dagboek achterliet. Vlak na de bevrijding werkte hij dat uit tot een boek in dagboekvorm, maar om onverklaarbare redenen trok dat geen enkele aandacht in de media. In 2018 werd alsnog Het geheime dagboek van Arnold Douwes in een bewerking door Johannes Houwink ten Cate en Bob Moore gepubliceerd. Het NIOD liet toen weten het dagboek van eenzelfde grote betekenis te vinden als de dagboeken van Anne Frank en Etty Hillesum.

In het boek staat onder meer het tot dan onbekende bevrijdingsplan van het Drentse verzet om het vrachtwagens het doorgangskamp Westerbork binnen te rijden om enkele honderden Joden te bevrijden. De actie werd vanaf september 1943 voorbereid en er was het toen astronomisch hoge bedrag van 30.000 gulden voor beschikbaar. Omdat in januari 1944 in Amsterdam twee betrokkenen werden gearresteerd, kon de actie echter niet doorgaan.

Na de oorlog kreeg Douwes de Yad Vashem-onderscheiding Rechtvaardige onder de Volkeren, die hij weigerde te aanvaarden als niet elke toenmalige lokale onderduikverlener van Nieuwlande een medaille zou krijgen. In 1985 werd het Drentse dorp als eerste gemeenschap ter wereld tot “Rechtvaardige onder de Volkeren” uitgeroepen. In 1966, na zijn scheiding, keerde hij terug naar Nederland en ging wonen in Utrecht. Hij overleed er in 1999.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: