003 – LOBITH EN HET RAMPJAAR 1672

Op zaterdag 11 juni as. presenteert de Heemkundekring Rijnwaarden (HKR) een drone-documentaire en een boek, wordt de Tolhuys-maquette onthuld, vind de introductie plaats van een speciaal biertje en wordt een tentoonstelling geopend met unieke foto’s, historische voorwerpen (bajonet, kanonskogel), originelen en kopieën van kunstwerken (schilderijen, etsen, munt), historische landkaarten). Alles houdt verband met de Passage du Rhin, precies 350 jaar geleden in het weekend van 11-12 juni in 1672. Toen stak bij Lobith een leger van zo’n 20.000 soldaten de Rijn over. De Zonnekoning Lodewijk XIV was hoogstpersoonlijk aanwezig als bevelhebber. Het markeerde het begin van het Rampjaar 1672. Voor de heemkundekring mocht ik het boek schrijven en de uitgave verzorgen. Hieronder de inleiding van deze uitgave.

In de Nederlandse geschiedenis staat 1672 bekend als het Rampjaar, omdat de Republiek der Verenigde Nederlanden werd aangevallen door de koninkrijken Frankrijk, Engeland en Zweden en prinsbisdommen Münster en Keulen. Daaraan wordt altijd toegevoegd dat het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos was. Het tragische hoogtepunt was dat op 20 augustus de gebroeders Johan en Cornelis de Witt op gruwelijke wijze door het Haagse gepeupel werden vermoord. Vervolgens blijft de geschiedschrijving meestal beperkt tot de interne verdeeldheid binnen de Republiek, met de heftige meningsverschillen tussen Orangisten en Staatsen. Centrale punt hierin is de vraag of voor het Huis Oranje nu wel of niet een plaats in het landbestuur moet zijn weggelegd. Verder is er nog aandacht voor Utrecht en de Waterlinie, die Holland tegen vijandelijke aanvallen moest beschermen.

De gemeenschappelijke aanval van Frankrijk, Münster en Keulen op de oostelijke provincies komt er in de geschiedenisboeken bekaaid vanaf, terwijl deze provincies de volle laag te verwerken kregen. Op 1 juni 1672 waren Münster en Keulen Twente binnengevallen. Ze zouden, een tijdje ondersteund door een 800px-Karel_Frederik_Bombled_-_Anno_1672._Condé_raakt_bij_de_Franse_overtocht_van_de_Rijn_gewond_-_SA_1640_-_Amsterdam_Museumcontingent Franse soldaten, bijna het gehele oostelijke deel van de Republiek bezetten en pas bij Heerenveen en Groningen worden gestuit. Pas eind mei 1674 zouden hun laatste troepen het land uit zijn. Het Franse leger trok op 12 juni bij Lobith het land binnen en veroverde in recordtijd het midden van de Republiek. Zij vertrokken omstreeks mei 1673, niet zonder eerst Maastricht te hebben ingenomen en vijf jaar bezet te houden. In Holland mag het volk een maand of twee dan redeloos zijn geweest en zich paniekerig hebben afgevraagd wat er stond te gebeuren, maar buiten Holland wist men dat dondersgoed. Minimaal een jaar lang werd daar gemoord, verkracht en geplunderd.

Helemaal onverwachts kwam de gemeenschappelijke aanval natuurlijk niet. Vooral met Frankrijk, Engeland en Münster waren er zeer lang spanningen. Met Engeland mondde dat regelmatig uit in zeeoorlogen, die vooral gingen over het beschermen van de handelsbelangen. Met Frankrijk kreeg de Republiek steeds vaker een vergelijkbare onenigheid. Beide landen zouden graag zien dat de steeds machtiger wordende Republiek weer kon worden teruggedrongen tot het kleine, machteloze landje aan de Noordzee dat het altijd was geweest. Ook Zweden zag graag dat de Hollandse schepen niet meer de noordelijke zeeën domineerden. Frankrijk maakte er geen geheim van erop uit te zijn op het Europese continent de machtigste staat te willen worden, waarvoor ze sterke, natuurlijke grenzen zocht. Dat betekende terugkerende conflicten met Spanje, waarbij de Fransen steeds meer gebieden in de Spaanse Nederlanden wisten te veroveren. Na de Devolutieoorlog (mei 1667 – mei 1668) moesten de Spanjaarden opnieuw gebieden van de Zuidelijke Nederlanden opgeven. De Republiek had Spanje in deze oorlog gesteund, wat door Frankrijk niet erg op prijs werd gesteld. Het was duidelijk dat de Franse honger nog lang niet was gestild en dat een botsing met de Republiek onvermijdelijk was.

In december 1670 sloten Frankrijk en Engeland een geheim verdrag voor een gezamenlijke aanval op de Republiek der Verenigde Nederlanden. Nadat in maart 1672 Engeland al de oorlog had verklaard, deed Frankrijk dat in april 1672. In de eerste week van mei 1672 ging het leger van Lodewijk XIV op pad. De veldtocht was redelijk goed voorbereid. De aanvalsroute liep over de grondgebied van het prinsbisdom Luik en van bondgenoot Keulen om de kersverse vrede met Spanje niet in gevaar te brengen. Langs de route stonden voorraadschuren gereed die uitpuilden van kogels, kruit, brood en andere benodigdheden. Weinig stond een snelle opmars in de weg.

Daar dacht de Republiek anders over. Die meende met de sterke vesting Maastricht, de Kleefse vestingen, de IJssellinie en het onneembaar geachte fort Schenkenschans goed genoeg beschermd te zijn tegen een aanval en mocht dat onverhoopt niet het geval zijn, voldoende tijdwinst te kunnen boeken om afdoende maatregelen te kunnen treffen om ‘het hart van het land’ te kunnen beschermen. Het is echter een ontluisterend beeld hoe slecht het was gesteld met de kwaliteit van de verdedigingswerken, de beschikbaarheid van allerlei oorlogsbenodigdheden, de hoeveelheid manschappen voor de verdediging Condé_gewond_na_de_overtocht_over_de_Rijn,_1672,_RP-P-OB-82.183en de moraal van die manschappen. Na de Tachtigjarige Oorlog was sprake van enorme verwaarlozing van het leger en de vestingwerken. Het leger bestond in 1672 grotendeels uit snel bijeengeraapte huursoldaten en ‘huysluyden’, onbedreven officieren en ongedisciplineerde milities. Een leger dat weinig ambitie had de vijand te bestrijden.

Een goed omschreven doel had de Zonnekoning niet. In die tijd werden oorlogen niet zo precies voorbereid. Het kwam aan op kracht, overmacht, ervaring en leiderschap. De Franse overmacht was evident. Ze beschikten over uitstekende legeraanvoerders en hadden in voorgaande oorlogen veel ervaring opgedaan. Lodewijk XIV moet bij aanvang nauwelijks hebben getwijfeld aan de goede afloop. Na de snelle doortocht werden de Fransen echter zelfgenoegd en wachtten onnodig lang met het doorstoten naar de Hollandse steden. Ze waren was blijkbaar niet goed op de hoogte van de waterhuishoudkunde en inundatietechnieken van de Republiek. Tegen de tijd dat ze wel wilden doortrekken, had de Hollandse Waterlinie zijn werk gedaan. Ze waren de regenachtige en koude Republiek snel beu en vertrokken medio 1673 weer, wat in de Republiek gevierd werd als een grootse overwinning.

Veel aanleiding voor feestvreugde was er echter niet. De Beurs van Amsterdam maakte door het Rampjaar een grote krach mee. De handel en financiën werden lamgelegd, zodat er na het vertrek van de Fransen weinig over was van de rijkdom en welvaart die de Republiek had gekend. Door de inundaties waren in laaggelegen gebieden veel weilanden en akkers moeras geworden. In gebieden die met zeewater onder water waren gezet, was de bodem lange tijd onbruikbaar geworden voor landbouw of veeteelt. De veestapel was in grote delen van het land bijna volledig verdwenen. Voor de bevolking brak een lange tijd van verpaupering aan.

De Fransen lieten een spoor van vernieling achter. Op een niet eens complete lijst staan elf steden en zestig kastelen/landhuizen die werden vernield en geplunderd, vaak compleet met de grond gelijk gemaakt. Het Tolhuys in Lobith was er slechts één van. Er was een gigantische trek van het platteland naar de stad op gang gekomen om de Franse gruwelijkheden te ontvluchten. Daarbij hoorden het afsnijden van de oren, verkrachtingen, mensen naakt halfbevroren rivieren en grachten indrijven en mensen ophangen in de schoorsteen van hun huis om ze boven de eigen haard te roosteren. De lijst is griezelig en lang. In Frankrijk werd la guerre hollande als een glorieuze onderneming gevierd, maar de ervaring binnen de Republiek was totaal tegengesteld.

Daar had Frankrijk geen boodschap aan. Daar leefde niet het idee dat men verslagen was of iets misdaan had. De oorlog kreeg namelijk nog een flink vervolg, waarbij Frankrijk bij de diverse vredes die in 1678-1679 in Nijmegen werden gesloten als de grote winnaar tevoorschijn kwam. Men had weer delen van de Zuidelijke Nederlanden veroverd en op termijn was de politieke en economische macht van de Republiek gebroken. Vanaf 1700 was het weer dat landje aan de Noordzee. Al snel na de overtocht van de Rijn bij Lobith werd dit wapenfeit in Frankrijk grootschalig gevierd. Op ontelbaar veel schilderijen, Lobith en het rampjaar 1672 - OMSLAG voortekeningen, bas-reliëfs, fresco’s, standbeelden en monumenten werd de glorieuze ‘passage du Rhin’ afgebeeld als een overwinning van mythische proporties. De oversteek kreeg een status die vergelijkbaar is met de overwintering van Willem Barentsz op Nova Zembla in onze vaderlandse geschiedenis. De ‘passage du Rhin’ en ‘le Tolhuys chez Lobith’ werden er bekende begrippen en ook ‘Schenkenschans’ nam een prominente plaats in op hun plattegronden.

In Nederland is die overtocht van de Rijn op 12 juni 1672 bij het Tolhuys te Lobith slechts een onbeduidende voetnoot in de geschiedenis, alleen te vermelden als start voor de ellende in het westen van de Republiek. Voor Lobith zelf was de Hollandse Oorlog echter dramatisch. Het indrukwekkende Tolhuys en de ‘dikke toren’ werden door de Fransen vernield. Wat achterbleef werd daarna door omwonenden meegenomen en gebruikt voor de bouw van huizen. Ook het Fort Schenkenschans werd vernield; op de restanten werd later een gelijknamig dorp gebouwd. In de Overbetuwe werden de bewoners in de periode 1672-1674 geconfronteerd met forse Franse verplichtingen en belemmeringen.

Het totale verhaal van het Rampjaar, inclusief wat eraan voorafging en wat de effecten op de langere termijn waren, is veelomvattend en goed voor vele gedetailleerde boeken. Het is goed dat er aandacht is voor de rampspoed die 350 jaar geleden ons land overspoelde en zo beslissend is geweest voor de verdere geschiedenis van de Republiek en haar navolgers.

Dit boek beperkt zich (grotendeels) tot hetgeen in Lobith gebeurde en welke blijvende gevolgen dat heeft gehad. Onder meer wordt de enorme artistieke impact besproken van de ‘passage du Rhin’ in Frankrijk, met als hoogtepunten het tafereel in het plafond van de Spiegelzaal in het Paleis van Versailles, het schilderij van Van der Meulen van de overtocht en de Porte Saint-Denis in Parijs. Dat is op zichzelf al indrukwekkend. Welke andere Nederlandse plaats kan zeggen afgebeeld te zijn in de Spiegelzaal én op een triomfboog in Parijs, plus het onderwerp te zijn van hét schilderij als het Rampjaar 1672 ter sprake komt. Alleen Lobith!

Het boek ‘Lobith en het Rampjaar 1672’ wordt op zaterdag 11 juni as. in het Gezondheidscentrum Geuzenwaard (Markt 5, Lobith) om 12.30 uur aangeboden aan een vertegenwoordiger van het bestuur van de nationale stichting Platform Rampjaarherdenking 1672. Het boek wordt die dag aan de aanwezigen op de tentoonstelling gratis uitgedeeld en is daarna te bestellen bij de Heemkundekring Rijnwaarden.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: