TASSO (1664-1668)
Het eiland, gelegen in het estuarium van de Sierra Leone Rivier, vlakbij de monding in de Atlantische Oceaan, is met haar grootte van 3,8 bij 3,8 kilometer het grootste eiland in de provincie North-West van Sierra Leone. Op die ongeveer 7,5 km2 bevindt zich een groot scala aan vogels. In de vier plaatsjes die het eiland kent wonen ongeveer 5.000 mensen, die overwegend islamitisch zijn. De huidige economie steunt bijna geheel op visserij en landbouw; het toerisme is een beetje in opkomst. Onder de Portugese naam Ilha de taco komt het eiland in 1635 voor het eerst voor op landkaarten. Rond 1660 werd het eiland door Britse kolonisten bezet en verschijnt de naam Tasso of Tasso Island. Het fort dat de Britten op het eiland bouwde, had toen de functie van opslagplaats voor de lokale landbouw en voor exportproducten. In 1664 werd het kleine fort door Michiel de Ruyter veroverd op de ritten. Daarbij werd door hem namens de West-Indische Compagnie ruim 500 slagtanden van olifanten buit gemaakt. Het is niet bekend hoe lang de WIC bezet hield, waarschijnlijk niet langer dan een paar jaar. Het is onbekend of toen door de Hollanders het fort ten behoeve van de slavenhandel werd gebruikt.
Vanaf 1680 waren in elk geval de Britten weer terug en toen werd vanaf het eiland wel meegedaan aan de slavenhandel. Ze brachten Tasso met twee andere eilanden (James Island, Gambia en York bij het eiland Sherbro) voor de slavenhandel onder in de Royal African Company. Deze onderneming werd in 1660 opgericht en had het monopolie op de Engelse goudhandel en vanaf 1663 ook op de Engelse slavenhandel. Er werd bepaald dat geen enkel ander vanuit deze Afrikaanse kust ‘redwood, elephants’ teeth, negroes, slaves, hides, wax, guinea grains or other commodities’ mocht vervoeren. In dat jaar veroverde en vernietigde captain Holmes alle Hollandse vestigingen aan de Afrikaanse westkust. Her was een voorbode voor de Tweede Engels-Hollandse Oorlog (1665-1667). In 1664 bezetten de Engelsen James Island, twintig kilometer stroomopwaarts op de Gambia-rivier. In 2011 werd James Island omgedoopt in Kunte Kinteh Island, naar de hoofdpersoon in de tv-serie Roots.
In 1664 veroverde de WIC dus via De Ruyter kortstondig de diverse forten. Met het Verdrag van Breda (op 31 juli 1667) beëindigde de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Engeland, Frankrijk en Denemarken de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. De republiek droeg Nieuw-Amsterdam over aan de Engelsen, maar behield het pas veroverde Suriname, haar Bovenwindse eilanden, het Molukse eiland Run en een aantal forten aan de kust van West-Afrika die nodig waren voor de slavenhandel. Engeland versoepelde haar beruchte Scheepvaartwetten en Frankrijk kreeg het Noord-Amerikaanse Acadië terug.
Over De Ruyter en de WIC West-Afrika stelt Alex van Stipriaan, de Rotterdamse hoogleraar in de geschiedenis van het Caraïbisch gebied,: ‘Om de handel met de Afrikaanse handelaars in de kustgebieden zo goed mogelijk te kunnen drijven werden er handelsforten langs de hele West-Afrikaanse kust gebouwd en/of veroverd op een van de concurrenten. Zo waren er midden 17e eeuw naar schatting 20 Nederlandse forten gebouwd in het gebied tussen het huidige Senegal en Nigeria en was het WIC hoofdkwartier en centrum van diens slavenhandel gevestigd in het op de Portugezen veroverde fort Elmina in het huidige Ghana. Meerdere keren werd op verzoek van de WIC, door de Staten Generaal een beroep gedaan op admiraal De Ruyter om bedreigde belangen te beschermen of te heroveren op de Europese concurrenten’.
Ronald Prud’homme van Reine (Den Haag, 1960), een historicus die vooral schrijft over de 17e-eeuwse geschiedenis van de Republiek, bracht daar tegenin: ‘Bij de eerste actie in 1655 zou De Ruyter fort in Tacorary op de Engelsen hebben heroverd. Van Stipriaan vergist zich hier echter, want ook deze actie vond tijdens de expeditie van 1664-1665 plaats, de enige maal dat De Ruyter langs de West-Afrikaanse kust voer. Daarna somt hij de forten op die De Ruyter verder veroverde: ‘In 1664 veroverde hij met succes het Engelse fort op eilandje Tasso (Sierra Leone), waar maar liefst 400-500 ivoren slagtanden tot de buit behoorden en in de maanden daarna heroverde hij alle Nederlandse forten en veroverde ook het Engelse fort Cormantin (later omgedoopt tot Amsterdam). Alleen het nabij Elmina gelegen Cabo Corso weigerde hij aan te vallen, omdat het zo zwaar versterkt was dat hij de risico’s te hoog achtte’. De Ruyter was er volgens een speciaal plan van raadpensionaris Johan de Witt vanuit de Middellandse Zee op uit gestuurd om een aantal door de Engelsen volledig onverwacht in vredestijd veroverde forten van de Nederlandse WIC op de West-Afrikaanse kust te heroveren. De Ruyter voerde deze actie uit in dienst van de Nederlandse marine, in opdracht van de Staten-Generaal. Het was een uiterst gevaarlijke onderneming voor hem. Hij had onvoldoende kaartmateriaal van dit zeegebied en was er zelf niet bekend. Hij kreeg te maken met elkaar beoorlogende zwarte stammen, die niet terugschrokken voor extreem geweld, zoals het op grote schaal afhakken van hoofden. Opvallend is dat De Ruyter er als opperbevelhebber in slaagde plundering tegen te gaan en met zwarte inwoners tot overeenstemming te komen. Uit alles blijkt dat tijdens de acties dankzij het optreden van De Ruyter het gebruik van geweld zoveel mogelijk binnen de perken bleef. De forten op de West-Afrikaanse kust faciliteerden de slavenhandel van de WIC en de Engelsen. Maar kunnen we daarom zeggen dat De Ruyter invloed heeft gehad op de slavenhandel in dat gebied? Wanneer hij de forten niet had heroverd hadden de Engelsen hun slavenhandel in die regio, die veel omvangrijker was dan die van de Republiek, gewoon voortgezet.’