005 – KASTEEL JAARSVELD, SEPTEMBER 1672

Vernielde dorpen en kastelen in het Rampjaar 1672, deel 3

Net buiten Jaarsveld, een komdorp dat ongeveer zeven kilometer ten zuidwesten van IJsselstein aan de rivier de Lek ligt en deel uitmaakt van de gemeente Lopik, lag kasteel Jaarsveld. Het kasteel, dat ook wel kasteel Veldenstein werd genoemd, lag op de noordelijke oeverwal van de Lek ten noordoosten van het dorp. In 1108 had de bisschop van Utrecht aan de kapittels van de Dom en Oudmunster toestemming gegeven om in Hagestein een parochiekerk te stichten. Deze Hagesteinse kerk werd de moederkerk van een aantal kerken in de Vijfheerenlanden en net boven de Lek, waaronder de kerken van Everdingen, Lexmond, Vianen, Hei en Boeicop, Zijderveld, Jaarsveld en Tull en ‘t Waal. In Jaarsveld werd in 1258 het gerecht Jaarsveld (dat onder de Hagesteinse goederen viel) in leen uitgegeven aan Ghiselbert Uten Goye (Gijsbrecht van Goye), heer van Hagestein, van Houten en ’t Goy. Kasteel Jaarsveld werd voor het eerst genoemd als Otto van Cuijk, op dat moment de leenheer van het gerecht Jaarsveld, voor de aflossing van zijn hoge schulden gedwongen is al zijn lenen en goederen in het Sticht en in de landen van Amstel en Woerden af te staan aan graaf Willem III van Holland. De Hollandse graaf verkocht de heerlijkheid en huis Jaarsveld weer door aan de heren van Vianen, die afstammelingen van de Van Goye’s waren. In de volgende eeuwen wisselt Jaarsveld steeds van eigenaar, in eerste instantie binnen de familie van Goye. In de loop der tijd komt de naam Veldenstein in zwang. Rond 1384 bouwde Hendrik van Vianen op de strategische plek aan de Lek bij Jaarsveld het kasteel. Een goede plek om het verkeer op de Lekdijk en de scheepvaart op de Lek in de gaten te houden en centraal gesitueerd in de heerlijkheid Jaarsveld. Pas in 1413 werd Jan van Vianen alle rechten beleend op de heerlijkheid en het gerecht van Jaarsveld, dat ze al zo lang in bezit hadden en bewoonden. De leen bleef tot 1518 in het bezit van de heren van Vianen.

kasteel-veldenstein-ruineHet Huis te Jaarsveld was een fors kasteel, met twee omgrachte eilanden: de voorburcht en het kasteeleiland. De voorburcht was vanaf twee kanten bereikbaar, via een ophaalbrug aan de kant van het dorp en over een brug door een poorttoren. De huidige houten brug staat op de fundamenten van die oorspronkelijke brug en poort. Op het terrein van de voorburcht waren vermoedelijk stallen en werkplaatsen rond een binnenplaats. De enige toegang tot het kasteeleiland, waar de woonvertrekken waren, was via een brug vanaf de voorburcht. Op de noordoosthoek van het kasteeleiland stond een toren, vlak bij de brug naar de voorburcht. De hoofdburcht was omgeven door een dubbele grachtengordel, die nog bijna helemaal aanwezig is. De buitengracht langs de Lekdijk is bij een dijkverzwaring in de 19de eeuw gedempt. Tijdens de Jonker Fransenoorlog, een laatste oprisping van de Hoekse en Kabeljauwse twisten tussen 1488 en 1490, werd het kasteel voor een eerste keer vernield. Er werden ‘12 steenen en 24 looden kogels’ op en door het huis geschoten. Het huis werd grotendeels verwoest en verbeurdverklaard. In 1511 volgde een tweede belegering, nu door een Utrechts leger onder bevel van kapitein van Pommeren. De rieten daken van het huis werden in brand gestoken en veel bomen werden omgehakt. Daarnaast namen ze ‘bedgerei, etenswaren, huisraad en kleinodiën van de vrouwe van Jaarsveld’ mee. In de loop van de 16e eeuw werd het kasteel weer geheel opgebouwd. Op een tekening van Aernout van Buchel, gemaakt tijdens een vaartochtje over de Lek in 1596, is een robuust samengesteld gebouw met zadeldaken en trapgevels te zien.

Op dat moment maakte de Republiek een enorme bloeiperiode door. In de Gouden Eeuw bouwden kapitaalkrachtige kooplieden hun buitenverblijven langs de Vecht en op de Utrechtse Heuvelrug (de Stichtse Lustwarande), maar ook bestaande landgoederen met hun heerlijke jachtrechten waren geliefd als jachtslot en zomerverblijf. Ook Huis te Jaarsveld veranderde zo van een verdedigbaar slot in een fraaie buitenplaats. In 1608 werd het kasteel verkocht aan de koopman Johan Michielsz. van Verlaer, die het zes jaar later verkocht aan zijn zwager Simon van Alteren verkoopt. Beide mannen waren getrouwd met een dochter van Pieter Gerritsz. van Ruytenburgh (1562 – 1627), een rijke Amsterdamse kruidenkoopman. Toen Simon overleed kwam Jaarsveld in het bezit van diens tweede zoon, Piet van Alteren, die raad en advocaat-fiscaal ter Admiraliteit te Amsterdam was. De Van Alterens waren trots op hun kasteel. In 1653 werd het schip ‘De Jaarsveld’ gebouwd, waarbij het kasteel in volle glorie op de achterspiegel prijkte. Dit is de enige andere tekening van het intacte kasteel, buiten die van Buchel. De families Van Alteren bracht ook de tuinen meer in lijn met de tijd, in de stijl van het Hollands Classicisme. Deze wordt gekenmerkt door rechthoekige vormen, symmetrie, boomsingels en grachten. Op de kaart van de Heerlijkheid Jaarsveld van J. Leupenius uit 1685 is de indeling van het terrein goed te zijn. Na het overlijden van Piet van Alteren werd zijn weduwe Anna Boom de eigenaresse.

1674 Ruine Jaarsveld door Isaac SoriousZij is dat in 1672 als de Fransen de Republiek binnenvallen. De Zouweboezem bij Ameide en Jaarsveld was in de 14e eeuw ontstaan, toen het door inklinking en bodemdaling nodig werd molens te bouwen om het water weg te malen uit de Vijfheerenlanden. Dat water werd opgeslagen in de Zouweboezem, die dertien poldermolens had: vijf buitendijks en acht binnendijks. In 1672 kreeg de Zouweboezem ineens een omgekeerde functie. Nu moesten de Vijfheerenlanden onder water worden gezet en werden er zelfs gaten in de dijken gestoken. De Zouweboezem was daarom voor de Fransen een belangrijk militair doelwit geworden, want ze konden alleen via de rivierdijken die boven het inundatiewater uitstaken Holland bereiken. De Lekdijk was zo’n mogelijke doorgang naar het westen. De Staatse troepen hadden echter ter verdediging even voor Sluis (tegenover Jaarsveld, en vlak voor Ameide) een schans opgeworpen. In november 1672 trokken ongeveer 1.200 Franse soldaten de Lekdijk over, richting Ameide en Schoonhoven. In de nacht van zondag 27 november, omstreeks vier uur ’s nachts, overvielen de Fransen de post bij Sluis. De ruim driehonderd verdedigers raakten in paniek en zochten een goed heenkomen. Daarna konden de Fransen verder trekken naar Ameide., dat werd geplunderd en voor een deel werd verwoest. De Franse militairen staken ook de vijf buitendijkse molens van Sluis in brand. Een molen brandde tot de grond toe af, de overige vier werden zwaar beschadigd en zeven jaar later geheel gesloopt. De terugtocht verliep voor de Fransen minder voorspoedig. Het Staatse leger openden vanaf de Lek het vuur met hun geschut en bestookten de Fransen, niet met ijzeren kogels maar met schroot. Er sneuvelde behoorlijk wat Fransen.

Het kasteel was in eerste instantie alleen geplunderd, maar nog niet verwoest. Toen de gefrustreerde Fransen op hun terugtocht echter vernamen dat het Staatse leger zijn intrek in het kasteel ‘Veldenstein’ had genomen, keerden ze terug. Ze sloegen opnieuw aan het plunderen en staken het kasteel vervolgens in brand. Wat overbleef van het kasteel bleef nog vele jaren als een troosteloze ruïne staan. De grote toren deed nog een tijdje dienst als gevangenis, maar het kasteel werd nooit herbouwd. De Schoenmaker Atlasmiddeleeuwse terreinindeling met een dubbel grachtenstelsel, een kasteeleiland en een voorburcht zijn nog steeds gaaf aanwezig. Het geheel maakt deel uit van de huidige buitenplaats, die beschermd is als rijksmonument, gerangschikt is onder de Natuurschoonwet (NSW) en onderdeel is van het beschermde dorpsgezicht Jaarsveld.

De kinderen van Pieter van Angeren en Anna Bom besluiten na enkele jaren om de resten van het kasteel te verkopen. Zij verkopen de ‘vermaerde hooge ende vrije heerlijckheyt van Jaersvelt bestaende uit vervallen sloth, leggende in sijne dubbelde grachten, den duyventoorn, thuynmanshuys nevens een huys aen den dijck, cingels, hoven, thuynen, dreven, boomgaerd ende weylanden daer bij behoorende’, in totaal veertien morgen groot ofwel 14 ha, voor een bedrag van 33.600 gulden aan Transisulanus Adolphus van Voorst, heer van Hagevoerde en Bergentheim en hofmeester van stadhouder Willem III. Als deze Transisulanus kinderloos sterft, komt Jaarsveld eerst in het bezit van zijn neef Dirk Helmich van Voorst, heer van Overbergen. Dat werd echter aangevochten door de zus van de vrouw van Transisulanus. In 1716 werd deze Alida de Graaff de eigenaresse van de heerlijkheid Jaarsveld met het huis krijgt. Via het testament van Alida erft haar verre neef Cornelis de Witt Jaarsveld in 1733. Hij is een kleinzoon van raadpensionaris Johan de Witt, die in het Rampjaar 1672 vermoorde raadspensionaris. Cornelis de Witt geeft opdracht enkele honderden meters ten noorden van het voormalige slot een nieuw huis te laten bouwen. Dat Huis te Jaarsveld werd pas in de jaren 1759-1761 gerealiseerd. Van het oorspronkelijke huis zijn geen bovengrondse resten meer aanwezig, alleen twee rechthoekige omgrachte eilanden resten nog. Daarna komt het kasteel en de heerlijkheid via verervingen enkele malen in andere handen. Vanaf 1826 zijn de laatste restanten van de muren van de muren verwijderd.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: