DE GALERIJ ONZER DODEN – EEN WOORD VAN GEDACHTENIS
In de eerste naoorlogse uitgave van De Zwerver, het blad van de LO-LKP, verscheen op de openingspagina een kort bericht ‘De galerij onzer doden’ met als ondertitel ‘Een woord van gedachtenis’ vanuit het stichtingsbestuur, waarin in vogelvlucht de geschiedenis van de landelijke organisatie werd geduid en, met de nodige nationalistische en religieuze verwijzingen, werd gewaarschuwd dat de vrede nog lang niet was bereikt. Ik veronderstel niet dat hiermee gedoeld werd op het feit dat in Azië de oorlog nog lang niet was betwist en dat Nederlands-Indië nog bezet was, maar meer dat zo kort na de oorlog niet al te optimistisch moest worden verondersteld dat het alle nationaalsocialistisch gedachtengoed voorgoed tot het verleden behoorde. De strijd was nog niet helemaal gestreden en men diende alert te zijn dat de naoorlogse samenleving werd ingericht conform de idealen waarvoor men gestreden had en waarvoor zovelen waren gesneuveld.
Gesprekken, ze zwijgen; de twisten zijn stil. Met omfloerste blik zien we op naar hen, die vielen, onze makkers van de L.O. Ze waren niet zo edel en hooggeboren, niet zo rijk en hooggetiteld: een bakker, een klerk, een landarbeider, een technicus, een schoolmeester … Trouwens, hoe ontstond de L.O.? Een plattelandsdominee uit een dorpje bij de Duitse grens; hij doorziet het nieuwe heidendom beter, dan de heren in Den Haag. Hem hielp een vrouw. Die predikant en die vrouw zijn de “stichters” van de LO.! Een geestelijke en een huismoeder. Frits, de dominee werd destijds gevangen, maar bevrijd en is nu vrij. Tante Riek werd in Juli ’44 gegrepen. Waar ze nu is ……? De derde “stichter kwam uit het Westen waar hij zelf al wat opgezet had, een schoolmeester.
Het ging met dat ontstaan van de L.O. zo bescheiden en stil. Geen proclamaties, geen “overkoepelingen”. Het was de arbeidsdienst, die ons het eerst in het geweer bracht. Want ten plattelande waren er geen Joden – anders waren we misschien eerder begonnen. En de L.O. begon op het platteland en in de kleine landstad. Alleen in het Westen lag het misschien wat anders. Boven de rivieren lag spoedig een net van verbindingen over het land, hoewel met grote mazen. Het Zuiden ontbrak nog. In Veenendaal en Nijmegen werden de eerste besprekingen gehouden. Op de Top te Den Bosch konden we den Katholieken onderhandelaar winnen voor de gedachte, dat het Noorden bij het Zuiden inwonen zou en omgekeerd. Eén nationale organisatie van Delfzijl tot Breskens, van Alkmaar tot Maastricht. Een enkele wijdde zich aan het uitzetten van nieuwe afdelingen als een soort argenturenreiziger; andere afdelingen groeide meer geleidelijk en vanzelf: de mazen van het net werden nauwer en nauwer en de landkaart van de L.O. had ten slotte geen witte plek meer. De koeriers- en codetechniek werd geperfectioneerd. Talloze ‘beurzen’ verwerkten de onderduikers bij honderdtallen tegelijk, grote sommen gingen door onze handen. Veel van deze laatste arbeid nam later het N.S F. op zich.
Intussen was de verdrukking erger en erger geworden. Arbeidsinzet, militairen, studenten …. Onze duikers moesten eten! De K.P .’s haalden de bonnen. Ze zaten bij ons in de Top. De Topvergaderingen moesten allang bij nacht geschieden. We vergaderden soms het klokje rond! Ergens achteraf, in een boerenhuis, in een stille villa, op de zolder van een kerk, achter een winkel …. De K.P.’s deden overvallen – alle bonnen tot de laatsten werden ingeleverd. En vragen moest je als je zelf nieuwe schoenen of wat anders nodig had. Zo was de oude discipline en het oude moreel! We denken aan Bertus’ verdiensten En vóór een onderneming bij niemànd bravour, bij de meesten een gebed! – En dan het transport, per auto, per trein, per fiets ….. We denken aan Hilbert, aan Gerrit, maar overal waren de gevaren ….. Er werden vervalsingscentrales ingericht …..
We leefden al lang niet meer onopgemerkt. Mede-illegalen en de Moffen hadden ons nu ontdekt. Betrekkelijk laat pas, want we tamboerden nooit. Toen
kwamen de klappen en tegenslagen eerst recht. De eerste grote klap viel in Noord-Holland – met Karie en de mannen van Zaandam. Daarna de catastrophe in Amsterdam, waar de P.B.S. bijna in haar geheel gearresteerd word met Jo en Jan en Louis. Later weer in het Zuiden toen Ambrosius en de meesten van zijn districtsleiders gevangen werden. Er waren ook lichtende gebeurtenissen. Frits en Henk K. werden uit de koepel in Arnhem gehaald. En even later uit het Huis van Bewaring een veertigtal andere gevangenen. Bravo Bob! Maar daartegenover stond weer de zwarte dag van de Weteringschans. Henk bleef gevangen en Hilbert, Johannes en de anderen keerden niet terug …..
De illegale ‘men’ had ons intussen ook een naam gegeven. Ons zelf hadden we er nooit een aangemeten. Of ’t moest dat “Organisation Frits” zijn, waar die Engelse vlieger naar vroeg. Men noemde ons allengs algemeen ‘de Landelijke’. lnderdaad, dat waren we. We waren de grootste. We kwamen met de politiek in aanraking. We waren niet politiek …… En nog minder diplomatiek. Onze koers was niet altijd vast. We waren nu eenmaal niet zo glad op de sluipwegen en in de kuiperijen van de hogere ‘illegale’ politiek. Er zijn ook verheugende feiten. De interne organisatie werd efficiënter. Het C.B. kwam tot stand. De Stichting 40-45 kwam voort uit het initiatief van twee L.O. ’ers: de opstellers van het z.g. plan F.; in de G..A.C en de C.C. geniet de L.O. het haar toenemende aanzien.
Ik eindig. Er zijn vele personen en feiten hier niet genoemd Ik weet het wel. Het schrijven van de geschiedenis van de LO zullen we straks met elkaar doen. Nu weten we zelfs onze doden nog niet. Want er zullen van de onzen gebleven zijn voor altijd in de Duitse folterholen. En zij die wederkeren straks, dragen wellicht een vroegtijdige dood met zich mede – geknakt van lichaam, geknakt van ziel. Laten we hun, die wederkeren, een hart tonen, dat trouw en eendrachtig is voor vaderland, vrijheid, vroomheid en recht. De eendracht en de vrede onder zonen van hetzelfde huis, het ons vertrouwde oude huis van de L.O !
We treden langs de beeltenissen onzer doden. Gesprekken, ze zwijgen; de twisten zijn stil. We beloven hun, we bidden: Maak ons hunner gedachtig! 0 God, maak ons getrouw aan het land en het volk, dat Gij ons hebt gegeven!
Mei 1945. Vrede! Vrede ? Ontwaking in het duister? Te wapen L O. ‘ers. Tegen valsheid en kuiperij, tegen laster, drogreden en domheid. Tegen venijnige hoogmoed, tegen platte haat! Met een nieuwe, een andere moed dan weleer. Geen eer wacht U – wel strijd. Blijf recht-door-zee, blijf man, blijf kerel, blijf L.0.-er voor ons vaderland.
