HELENA KUIPERS-RIETBERG (84)

Helena Theodora Kuipers-Rietberg (Winterswijk, 26 mei 1893 – Ravensbrück, 27 december 1944) was het vijfde kind van de acht kinderen in het gereformeerde gezin van Hendrik Rietberg en Clara Christina Theodora Dulfer. Hendrik Rietberg was in Winterswijk graanhandelaar en molenaar. Na de lagere school volgde Helena  de driejarige HBS, wat toen voor meisjes erg ongebruikelijk was. Daarna ging ze de administratie doen in de zaak van haar vader. Op school had ze Piet Heino Kuipers (1892-1978) leren kennen, die na zijn opleiding naar Nederlands-Indië vertrok. Toen hij in 1919 op verlof in Nederland was, vroeg hij zijn vroegere schoolvriendin ten huwelijk e stelde ook direct voor mee te gaan naar Medan, op Sumatra. Daar voelde Heleens vader weinig voor. Die stelt voor dat Piet Kuipers medefirmant wordt in de zaak. Op 21 april 1921 traden Piet kuipers en Helena Rietberg in het huwelijk. In de periode 1921-1933 kreeg het echtpaar twee zoons en drie dochters. Helena zorgde voor het huishouden en de kinderen, maar was daarnaast actief in diverse maatschappelijke organisaties.

03 - Gereformeerde-Vrouwenbond-oprichtingsvergadering-in-1937In 1932 was ze medeoprichter van de Gereformeerde Vrouwenvereeniging in Nederland en toen in september 1937 in navolging van de ’Bond van Gereformeerde Mannenverenigingen in Nederland’ de ‘Bond van Gereformeerde Vrouwenvereenigingen in Nederland’ werd opgericht , werd Helena Kuipers-Rietberg de penningmeesteresse van de vereniging. De twee andere bestuursleden waren mevrouw J. Zwart-De Jong uit Utrecht (presidente) en mevrouw F.M.L. Nawijn-Van Dijk uit het Friese Burgum (secretaresse). In plaatselijke verenigingen kwamen de vrouwen enige keren per maand bijeen en bespraken dan Bijbelse onderwerpen en bezonnen zich daar op ‘actuele vragen en meningen van deze tijd’. Ook werden vormingsconferenties en studiedagen gehouden, maar de hoogtepunten werden gevormd door de provinciale toogdagen en landelijke Bondsdagen, meestal door duizenden dames bezocht. De Gereformeerde Vrouwenbond speelde daardoor een belangrijke rol in de vorming en emancipatie van de gereformeerde vrouwen. De vereniging werd later omgedoopt tot Gereformeerde Vrouwen Bond (GVB) en in 2007 in Protestantse Vrouwen Organisatie (PVO). Toen waren er nog slechts iets meer dan vijfduizend leden over van de vele tienduizenden in voorgaande decennia. In 2017, kort na de voering van het tachtigjarige bestaan werd de bond opgeheven. Door deze activiteiten beschikte Kuipers-Rietberg in het hele land over veel contacten die later in bezettingstijd van groot nut zouden zijn.

In Winterswijk merkte hij begin dertiger jaren dat in het buurland de nationaalsocialisten steeds sterker werden. Nadat Hitler in 1933 aan de macht waren gekomen, staken steeds vaker in Winterswijk Joden of tegenstanders van de nazi’s de grens over. Het gezin Kuipers ging dan ook al vroeg in het verzet tegen de nationaalsocialisten. Al in 1936 besloot de gereformeerde Generale Synode van Amsterdam dat het lidmaatschap van de NSB onverenigbaar was met dat van de Gereformeerde Kerken in Nederland en dat ‘kerkleden die deze kerkelijke uitspraak aan hun NSB-laars lapten’ onder de kerkelijke tucht werden gesteld en bij volharding uit de kerk werden gezet. Vooral op lokaal niveau waren gereformeerden erg strijdbaar en activistisch. In Winterswijk was vanaf 1935 ds. F.C. Zwaal (1900-1993) uit het Drentse Borger predikant, erg strijdbaar tegen het nationaalsocialisme, dat in Winterswijk met haar grote werkloosheid en armoede in de crisisjaren een aanlokkend alternatief dreigde te worden. In Winterswijk was de NSB veel steker dan elders in Nederland. Bij de Statenverkiezingen in 1920 haalde de partij meer dan twintig procent van de stemmen. W.P.C. Bos was de populaire plaatselijke veearts en daarmee als plaatselijk NSB-leider een stemmentrekker van groot formaat. Ds. Zwaal en andere predikanten waren in 1938 in Winterswijk betrokken bij een ’Voorlopig Comité’, dat Joodse vluchtelingen uit Duitsland wilde helpen. In totaal vonden meer dan veertig Joodse vluchtelingen in Winterswijk een veilig onderdak. Ds. Zwaal woonde in de pastorie naast de kerk en was buurman van het Piet Kuipers en Riek Kuipers-Rietberg. Ook bij hen startte het verzetswerk op kleine schaal. Het echtpaar nam twee Joodse mensen in huis en ging na de bezetting al snel andere Joodse 03 - Helena Kuipers-Rietberg 1onderduikers onderbrengen op andere adressen. Echtgenoot Pieter Heino Kuipers trok zelf de Achterhoek in om onderduikadressen te vinden en gevluchte krijgsgevangenen verder te helpen. Hij en de zonen verspreidden ook illegale blaadjes en bezorgden distributiebonnen op onderduikadressen.

In 1941 werd er in Winterswijk een kamp opgericht van de Nederlandse Arbeidsdienst, waar jonge mannen zes maanden lang werden gedrild in een nationaalsocialistische atmosfeer. De gereformeerden hadden hiertegen grote principiële bezwaren en veel gereformeerde jongemannen gingen onderduiken om buiten het bereik van de politie of andere opsporingsdiensten te blijven. Toen in maart 1943 de geallieerden begonnen met een groot luchtoffensief tegen Duitsland kwamen hier de bemanningsleden van boven de Achterhoek neergeschoten vliegtuigen bij. Kuipers-Rietberg financierde de onderduikkosten in eerste instantie ut verschillende illegale noodfondsen, die later werden samengevoegd tot het Nationaal Steun Fonds. Deze ‘bankier van het verzet’ groeide uit tot een organisatie van ruim tweeduizend medewerkers en had vanaf augustus 1944 een maandelijkse uitgave van 1,5 tot 2 miljoen gulden. Voor de Achterhoek was Helena de ‘uitbetaalster’. Via andere illegale werkers werden de noodzakelijke valse papieren en voedselbonnen geleverd. Het woonhuis van het gezin Kuipers-Rietberg op Willinkstraat 9 werd een zoete inval voor het regionale verzet. Zoon Eddie verklaarde later: ‘Het viel thuis natuurlijk wel op: bij vergaderingen stond er altijd een hele menigte fietsen in de steeg naast het huis. In het begin spraken mijn ouders trouwens nooit over “verzet”; moeder ging naar een “vergadering” toe.’

In november 1942 kwam Kuipers in contact met de gereformeerde predikant Frits Slomp uit Heemse, die op een dag onder het pseudoniem ‘ouderling Van Zanten’ in Winterswijk in een zaaltje van de gereformeerde kerk spreekt. Piet en Heleen Kuipers-Rietberg zijn onder het publiek en ontmoetten hem de volgende ochtend in de Willinkstraat. Slomp had in juli 1942 moeten onderduiken vanwege zijn anti-nationaalsocialistische activiteiten. Samen zetten ze een nationaal netwerk van plaatselijke commissies op. Slomp zou later verklaren dat ze hem wist over te halen met een ‘… combinatie van flinkheid, doortastendheid, scherp inzicht en tederheid (…) Ze was een door en door lieve moeder, maar daarnaast was haar opdracht zo absoluut dat je haar gewoon niet tegen kon spreken’. Slomp aarzelde omdat hij het te gevaarlijk vindt, maar tante Riek wist van geen wijken: ‘Zeg kerel, zou het nou zo erg zijn als jij om het leven kwam, als er duizenden jongens gered werden?’ Slomp voelde zich wel gedwongen toen in te stemmen met het voorstel. Uit de plaatselijke commissies ontstond een verzetsorganisatie verspreid over heel Nederland: de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) en de daaraan sinds augustus 1943 verbonden Landelijke Knokploegen (LKP). Helena Kuipers-Rietberg en Frits Slomp gingen zich geheel inzetten voor iedereen die geen onderduikadres konden vinden door naar gastgezinnen te zoeken. Kuipers-Rietberg was de organisator en degene die de financiën regelde, Slomp reisde stad en land af om lokale afdelingen van de grond te krijgen. Het leverde hem de bijnaam ‘Frits de Zwerver’ op. In februari 1943 vormden deze afdelingen de LO. OP de zogenaamde ‘beurs’, de landelijke vergadering van de lokale afdelingen werden onderduikadressen en allerlei nuttige informatie uitgewisseld. Tienduizenden Joden, piloten en mensen die moesten onderduiken vanwege de verplichte Arbeitseinsatz konden zo ‘verdwijnen’.

Een Duitse reactie hierop kon niet uitblijven. Hanns Albin Rauter (Klagenfurt, 4 februari 1895 – Den Haag, 25 maart 1949), de hoogste Duitse politieleider in Nederland, voerde de Tweede Distributiestamkaart met een bijbehorend controlezegel in. Wie geen stempel of zegel in zijn distributiestamkaart had, kreeg geen bonkaarten meer. Deze bonkaarten waren veel moeilijker na te maken, zodat de LO om onderduikers toch te kunnen voorzien van voedsel zich genoodzaakt zag met enige regelmaat distributiekantoren te overvallen. Daar werd een speciale tak van de organisatie voor opgericht, de Landelijke Knokploegen (LKP). Tegelijkertijd bouwde de LO ook een netwerk op van ambtenaren die persoonsbewijzen en andere papieren wilden leveren of enige vervalsingen aan te brengen in de gemeentelijke administratie. De chaos die dat binnen de gemeentelijke organisatie teweeg bracht, zorgde ervoor dat in het laatste oorlogsjaar de Arbeidseinsatz ernstig werd gefrustreerd. Omdat het werk steeds omvattender werd, moesten ook andere specialistische groepen worden opgericht. Het Centraal Distributie Kantoor (CDK), met de nodige ironie dezelfde naam als het officiële bureau van de overheid, zorgde voorde distributie van buitgemaakte of zelf nagemaakte bonkaarten en persoonsbewijzen. Verder was er de Persoonsbewijzensectie (PBS), die verantwoordelijk was voor het vervaardigen van valse persoonsbewijzen. Hier drukte men geen nieuwe, valse persoonsbewijzen, maar ‘vermaakte’ bestaande persoonsbewijzen of zorgde ‘achterom’ voor nieuwe persoonsbewijzen via overvallen op distributiekantoren of via meewerkende ambtenaren. De Falsificatie-Centrale (FC) rond de Nijmeegse student Jacques de Weert vervaardigde allerlei valse papieren en stempels, van abonnementen voor de spoorwegen tot stempels van arbeidsbureaus en officiële handtekeningen.

Vanzelfsprekend maakten de Duitsers fel jacht op de medewerkers van de onderduikorganisaties. Op 19 oktober 1943 slaagden ze er in om in Hoorn de provinciale beurs te overvallen, nadat men via de arrestatie van een koerier achter de vergaderlocatie was gekomen. Daarbij werd dertien LO-Leden gearresteerd, waaronder van de landelijke leiding Cary Stomp (Zeist, 15 juni 1916 – Büdelsdorf, 22 mei 1945) van LO-Utrecht. Door gegevens in een zakboekje van Stomp werden nog vier andere LO-medewerkers gearresteerd. De SD meende op basis van een andere onduidelijke aantekening de hele LO-Utrecht te kunnen aanhouden, maar viel de verkeerde kerk binnen. De LO en haar Utrechtse afdeling was meteen wel gealarmeerd. Er werd besloten de LO uit veiligheidsoverwegingen te decentraliseren, maar enige landelijke coördinatie bleef natuurlijk onontbeerlijk. De nieuwe ‘Top’ bestond uit Jan Hendrikx (LO-Limburg), Henk Dienske (LO-Noord-Holland), Kees Pruys (Gelderland), Teus van Vliet (Zuid-Holland) en Izak van der Horst. De laatste had ook zitting in de LKP-top en onderhield zo het contact tussen beide organisaties.

Begin 1944 overwoog Helena Kuipers-Rietberg zich terug te trekken uit het verzet. Get groeide haar boven het hoofd, ze begon tekenen van overspanning te vertonen en ook het gezin drong erop aan te stoppen. Ze kon het echter niet opbrengen vanwege haar plichtsbetrachting en de grote nood die ze om zich heen zag. Dochter Heleen: ‘Moeder wilde wel uit het verzet, ze had tenslotte een man en vijf kinderen, maar niemand kon of wilde het van haar overnemen en ze wilde het zelf ook niet opgeven. Moeder had het in zich om leiding te geven.’.

Op 24 mei 1944 waarschuwde een politieagent Piet Heino Kuipers dat er een arrestatie te verwachten is. Het echtpaar Kuipers bracht enkele van de kinderen snel ergens onder, de rest van het gezin wist op tijd te ontsnappen. De Sicherheitsdienst probeerde nog hen door omroepberichten op treinstations tussen Winterswijk, Arnhem en Zutphen op te sporen mislukte. Hierin werd hen gevraagd zich in verband met een dodelijk ongeval van een van hun kinderen bij het loket te melden. Die maand was er een nieuwe arrestatiegolf waarmee de LO-organisatie te kampen kreeg. Veel van de arrestanten kwamen terecht in de bunker van Kamp Vught, anderen in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans te Amsterdam. Iets later werden door Gerrit van der Veen en door Johannes Post twee mislukte pogingen gedaan om de gevangenen te bevrijden. In die periode was door de Duitsers het zgn. Niedermachungsbefehl afgekondigd, waarvoor recherche-chef Erich Deppner belast werd met de uitvoering. Het betekende onder meer dat in Kamp Vught half augustus en begin september 1944 ongeveer 450 gevangenen werden geëxecuteerd, de zogenaamde Deppner-executies, waaronder een groot aantal leden van de LO- en LKP-top.

Het echtpaar zat ondergedoken bij sigarenfabrikant-Van Schuppen in Bennekom, maar omdat diens echtgenote de spanning niet aankon zou het gezin Kuipers hier moeten vertrekken. De koerier die hen hiervoor de nodige nieuwe persoonsbewijzen moest komen brengen werd echter op 17 augustus 1944 onderweg gearresteerd. Ze was verraden door Miep Oranje (Bloemendaal, 6 mei 1923), de beruchte ‘koerierster des doods’ die via haar dubbelspel verantwoordelijk is voor de dood van 195 verzetsmensen. De Duitsers kwamen op deze manier het echtpaar Kuipers op het spoor. Op 19 augustus 1944 werd het echtpaar Kuipers-Rietberg in de woning aangehouden en overgebracht naar de koepelgevangenis in Arnhem. In onderling overleg werd door Piet en Helena besloten dat zij alle schuld op zich zou nemen, in de veronderstelling dat Helena als vrouw minder zwaar zou worden aangepakt. Piet Kuipers werd inderdaad onmiddellijk vrijgelaten en dook direct onder. In haar nalatenschap wel het valse persoonsbewijs aangetroffen dat voor haar werd gemaakt. Het stond op naam van Theodora Berghuis, geboren op 26 mei 1893 in Leiderdorp, gehuwd met P. Molenaar en wonende Zijldijk 14. De datum van uitgifte was gesteld op 12 augustus 1943.

03 - Advertenties Arnhems Dagblad 30 juni 1945Helena Kuipers-Rietberg werd op 25 augustus 1944 naar Kamp Vught overgebracht, maar al enkele weken later moest het kamp worden ontruimd omdat de geallieerden in september 1944 in Zuid-Nederland snel oprukten. Op 7 september 1944 werd ze met een van de laatste transporten getransporteerd naar het concentratiekamp Ravensbrück. Daar werd zij afgekeurd voor de Arbeitseinsatz en in het breicommando geplaatst. Later werd zij ‘Tischalteste’, wat inhield dat zij verantwoordelijk was voor het verdelen van het voedsel voor de jonge vrouwen die dwangarbeid verrichtten in de Siemensfabriek. Het bedrijf had hier negen eigen barakken met gevangenen. Onder de erbarmelijke omstandigheden in het vrouwenkamp bleef ze haar optimistische karakter te behouden en daarmee een steun voor haar medegevangenen. Ze stond er bijvoorbeeld haar vriendin Minnie Jolink (Varsseveld, 9 mei 103 - Overlijdensadvertenties891 – Ravensbrück, 29 november 1944) bij toen die overleed aan dysenterie. Minnie was een van de twee zussen (Dames Jolink) uit de Achterhoek die hielpen bij het laten onderduiken van Joden en anderen. Haar Gerrie Jolink (Varsseveld, 20 december 1888 – Ravensbrück, 2 februari 1945) zou enkele maanden in het kamp sterven. De steun gaf ze ook aan Betsie ten Boom (Amsterdam, 19 augustus 1885 – Ravensbrück, 16 december 1944), die met haar ouders en jongere zus Corrie ook zorgde voor het verlenen van onderdak aan Joodse onderduikers. Zowel de Dames Jolink als Gerrie ten Boom zouden postuum de eretitel Rechtvaardige onder de Volkeren van het Israëlische holocaustcentrum Yad Vashem krijgen. Toen was Kuipers-Rietberg zelf inmiddels al ernstig verzwakt. Vanaf oktober was ze ziek. Op 27 december 1944 overleed ze, waarschijnlijk als gevolg van tyfus of een longinfectie.

In De Zwerver, nummer 50 van 29 juni 1945 verscheen een korte oproep over mogelijke inlichtingen met betrekking tot Helena Kuipers-Rietberg en op 30 juni 1945 een vergelijkbare advertentie in het Arnhems Dagblad van Piet Kuipers die nog steeds niet op de hoogte was van hetgeen met zijn echtgenote was gebeurd. Blijkbaar was dat mysterie direct opgelost, want reeds enkele dagen verschenen in diverse bladen de trieste overlijdensberichten.

Op 7 mei 1946 werd haar postuum het Verzetskruis 1940-1945 toegekend. ‘Tante Riek’, zoals de leidster van de grootste Nederlandse verzetsorganisatie in de Tweede Wereldoorlog werd genoemd, wordt ook in haar woonplaats op verschillende manieren herdacht. Haar organisatie zou gedurende de oorlog voor ongeveer 300.000 personen onderdak hebben geregeld. Op 4 mei 1955 werd voor de grote vrouw uit de vaderlandse verzetsgeschiedenis door prinses Wilhelmina het standbeeld Monument voor Tante Riek van de Amsterdamse beeldhouwer Gerrit Bolhuis onthuld, naast het gemeentehuis van Winterswijk. Het beeld bestaat uit een jonge vrouw die een jong hert beschermt. Het hert staat hier symbool voor de vervolgden in de oorlogsjaren. Ds. Zwaal, met wie ze in de dertiger jaren aan het begin van haar verzetswerk had bestaan, schreef voor het monument de tekst: ‘’t Geloof heeft haar gedragen, de liefde gaf haar kracht, de hoop deed niet versagen, tot redding was gebracht’. Dochter Heleen was bij de onthulling en verklaarde later: ‘Het deed me niks, dat hele standbeeld. Ik miste alleen maar mijn moeder heel erg.‘ Na afloop kwam tijdens een lunch op het gemeentehuis prinses Wilhelmina bij de familie aan tafel zitten en zei tegen Heleen: ‘Je bent zeker wel trots op je moeder.‘ Heleen antwoordde slechts: ‘Ik wou dat ze er gewoon was.’ Pas vel later werd dat gevoel van enorm gemis aangevuld met grote trots: ‘Ik weet nu dat het geweldig is wat ze gedaan heeft en ik ben blij dat er meer mensen waren zoals zij, die voor hun mening durfden uit te komen en – nog veel belangrijker- ook de daad bij het woord voegden.’

Het plein rond het gemeentehuis draagt tegenwoordig haar naam en bij haar oude woonhuis in de Willinkstraat is een plaquette aangebracht. In mei 2022 schilderde kunstenaar Paul Wieggers op de gevel van de pastorie het Doopsgezind kerkje aan de Torenstraat in Winterswijk een eerbetoon aan Tante Riek. Een witte vaas met daarop het internationale vredesteken in het blauw. In de vaas staan geen tulpen, maar harten op stelen omdat Helena Kuipers-Rietberg erg begaan met de mensen was. De achtergrond van de muurschildering is deels oranje vanwege de nationale beleving. Aan de stelen zitten groene bloembladeren, deels fier en staand maar ook deels verwelkt. Hiermee wordt weergegeven dat Tante Riek vele mensen wel, maar helaas niet iedereen kon helpen, inclusief zichzelf. Haar portret prijkt op een steel, vastgezet met een knijpertje. Haar lijfspreuk “Je leeft niet alleen voor jezelf, maar ook voor je naaste” is naast de vaas geplaatst en karakteriseert Tante Riek als de persoon die nog lang herinnert moet worden.

.

.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: