KARL GOLDMARK

80e HINK-STAP-SPRONG DOOR DE TIJD

Karl Goldmark (Keszthely, 18 mei 1830 – Wenen, 2 januari 1915) was de zoon van een chasan, een joodse voorzanger. Toen hij vier jaar oud was, verhuisde het gezin naar Deutschkreutz, dat toen deel uitmaakte van het Hongaarse deel van het Habsburgse rijk. Deutschkreutz was een van de Siebengemeinde (Eisenstadt, Mattersdorf, Kobersdorf, Lackenbach, Frauenkirchen, Kittsee en Deutschkreutz), zeven Joodse gemeenten waarvan vooral Mattersdorf en Deutschkreutz een overwegend orthodoxe Joodse bevolking kende met belangrijke Jesjiva. De beroemdste van die Talmoedscholen bevond zich in Deutschkreutz, waar Joden van allerlei landen studeerde. Omdat de plaats zo belangrijk was binnen het Joodse geloof, voerde de plaats ook de Hebreeuwse naam Zelem. Rond 1835 zal het stadje omstreeks 1.000 inwoners hebben geteld. Al voor de Tweede Wereldoorlog werd de Joodse bevolking van de zeven dorpen door de nationaalsocialisten gedwongen de streek te verlaten. Al in november 1938, kort na de Anschluss, verklaarde Gauleiter Tobias Portschy het Burgenland (de deelstaat die in 1920 werd gevormd uit de gebieden die Hongarije volgens het Verdrag van Trianon moest afstaan, waaronder de Siebengemeinden) Judenfrei. Ongeveer tweederde van de Joden uit Burgenland slaagden erin te emigreren, de overige kwamen na 1939 in diverse getto’s en daarna in concentratiekampen terecht. Slechts een paar Joden keerden na de oorlog terug naar hun oude huizen. In 1941 werd in Deutschkreutz de synagoge opgeblazen, werden alle Joodse winkels en huizen geplunderd en werd de Joodse begraafplaats verwoest. De grafzerken werden later gebruikt voor wegversperringen. Van de voormalige synagogen bleven alleen die in Kobersdorf en Eisenstadt bewaard, de rest werd door de nazi’s eerst geplunderd en daarna geheel verwoest. In 1972 werd de synagoge in Eisenstadt ingericht als Oostenrijks Joods Museum ter herinnering aan de meer dan driehonderd jaar Joodse geschiedenis in de Siebengemeinde. In Deutschkreutz is de voormalige begraafplaats weer gedeeltelijk hersteld en is voor het voormalige woonhuis van Karl Goldmark en monument geplaatst ter herinnering aan de in 1938 verdreven bevolking.

Karl Goldmark 1Het gezin Goldmark leefde halverwege de negentiende eeuw in armoedige omstandigheden in Deutschkreutz. Voor Joseph Goldmark, de oudste broer van Karl, was dat aanleiding om zich aan te sluiten bij een revolutionaire beweging en mee te strijden in de revolutie van 1848, die in Oostenrijk-Hongarije begon toen op 3 maart de onafhankelijkheid van Hongarije werd uitgeroepen en daarna fel verzet werd gevoerd tegen het absolutistische en reactionaire beleid van kanselier Klemens von Metternich. Het leidde tot een vlucht van de kanselier en troonafstand van de keizer ten gunste van zijn 18-jarige neef Frans Jozef I, die met Russische hulp de orde wist te herstellen. Joseph Goldmark werd verdacht van medeplichtigheid aan de moord op Theodor Baillet de Latour, de minister van Oorlog, en werd gedwongen Hongarije te verlaten. Hij emigreerde daarna naar de Verenigde Staten. Ook Leo Goldmark, een tweede broer van Carl, zou later naar de Verenigde Staten uitwijken. Zijn zoon Rubin Goldmark (1872-1936) zou later een gerenommeerd Amerikaanse pianist en componist worden.

Ondanks de armoedige omstandigheden kreeg Carl Goldmark vanaf zijn elfde jaar een rudimentaire muzikale opleiding van een schoolmeester ging hij op twaalfjarige leeftijd naar de school die verbonden was aan de Ödenburger Musikverein. Tijdens een concert van die vereniging in 1843 toonde Goldmark zoveel talent dat zijn ouders besloten hem naar Wenen te sturen, waar hij na een voorbereidende cursus bij Leopold Jansa (1843-44) naar het conservatorium ging en leerling werd van Joseph Böhm (viool) en Gottfried von Preyer (harmonie). Hier vervolgde hij zijn studie tot het uitbreken van de revolutie in 1848, toen hij gedwongen werd het leger in te gaan. Na afloop van zijn diensttijd stelde zijn broer  Joseph Goldmark hem in staat zijn muzikale studies aan het conservatorium in Berlijn voort te zetten, maar toen Joseph vanwege zijn deelname aan de opstand moest Karl direct zijn studie weer staken. Hij zocht toen een baantje in een theaterorkest. Eerst speelde hij een tijdje in een orkest in hert Hongaarse Raab en in 1850 werd hij violist in het Josefstädter Theater in Wenen waar hij zijn eerste solo-optreden als violist had. Daarna werkte hij tamelijk onopgemerkt aan het Carltheater in Wenen als theaterviolist en gaf hij pianolessen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Op 27-jarige leeftijd besloot hij eigen composities te gaan schrijven; in 1858 gaf hij zijn eerste concert met eigen werk. Enkele jaren later was Karl Goldmark de altviolist van een jong strijkkwartet, dat onder meer werd kreeg aangeboden van Johannes Brahms, die in de periode 1862-1864 in Wenen verbleef. Brahms gaf Goldmarks kwartet zijn strijkkwartet in f klein. Er ontwikkelde zich een vriendschap Brahms en Goldmark, die bijvoorbeeld samen op excursie gingen naar Baden of Klosterneuburg en op reis naar Italië. Goldmark was ook een vaste gast bij de familie Johann Strauss. In latere jaren zou Goldmark ook een wat terughoudende relatie hebben met Gustav Mahler. Ze bewonderde elkaars werk. Zo had Mahler et na de Karl Goldmark 3eeuwwisseling die opera’s van Goldmark op zijn programma staan (Heimchen am Herd, 1896; Die Kriegsboote, 1899 en Die Koningin von Sheba, 1901), maar Mahler heeft het nooit kunnen verkroppen dat hij in 1878 en 1881 van de jury, waarvan Goldmark deel uitmaakte, niet de Beethovenprijs van het Gesellschaft der Musikfreunde kreeg toegekend maar aan componisten die al snel in de vergetelheid waren geraakt.

De muzikale rolmodellen van Karl Goldmark waren Felix Mendelssohn Bartholdy, Robert Schumann en later Richard Wagner, waarmee hij rond 1860 een ontmoeting had. Als autodidact brak hij in 1865 met de Sakuntala Ouverture, gewijd aan de echtgenote van een Indiase koning uit het belangrijke werk in het Sankriet, de Mahabharata, die Wenen het Vierde Philharmonisch Concert van het seizoen 1865/1866 werd uitgevoerd. De zeer invloedrijke criticus Eduard Hanslick schreef welwillend over het werk, maar sprak tegelijkertijd over een ‘overvloed aan dissonantie’. In latere recensies zou hij dat in soortgelijke omschrijvingen herhalen en Goldmark uitroepen tot ‘de koning van de dissonantie’. Hanslick vond Goldmark ook te veel een imitator van Richard Wagner, een mening die andere recensenten onderschreven. Dat was van Hanslick geen compliment want hij had een behoorlijke aversie voor alles wat met Wagner te maken had. Aan het einde van de 19e eeuw was Goldmark echter ondanks die ‘jungle aan dissonantie’ een populaire componist, die werd overladen met superlatieven. Jean Sibelius , die vanaf 1890 leerling bij Goldmark was, schreef in 1892 dat hij in Wenen een buitengewone reputatie had en dat men trots was zijn leerling te zijn. Julius Korngold, die Eduard Hanslick opvolgde als belangrijkste muziekrecensent, sprak over de ‘Goldmark-cultus’. Karl Kraus noemde Goldmark de grootste levende muziektoneelschrijver sinds de dood van Richard Wagner. Toen Brahms stierf werd Goldmark gezien als de laatste exponent van het laatromantische tijdperk. In Hongarije wordt Goldmark nog steeds gezien als ‘nationale componist’. In zijn late jaren ontving hij allerlei onderscheidingen, zat hij in prestigieuze jury’s en commissies en ontving hij een eredoctoraat van de Universiteit van Boedapest. In 1914 gaf de firma Liebig Fleischextracte in haar omvangrijke collectie kaarten een serie van zes uit, die waren gewijd aan Goldmarks Die Koningin von Saba.

Otto Friedrich - de componist Karl GoldmarkGoldmark liet een imposant en interessant oeuvre na van opera’s, ouvertures, symfonieën, koorwerken, kamermuziek, liederen en werken voor orkest, piano en strijkkwartetten, maar het merendeel wordt nog maar amper gespeeld. Zijn beroemdste werk was de opera Die Koningin von Saba, die in 1875 in première ging en hem van de ene op de andere dag beroemd maakte. Bij de première-uitvoering moest de componist veertig keer voor het gordijn verschijnen. De opera is sindsdien uitgevoerd in bijna alle grote Europese en Amerikaanse steden, met uitzondering van Groot-Brittannië waar de productie vanwege de bijbelse aard verboden was.  Alleen al in Boedapest waren er meer dan 175 voorstellingen. De weelderige klank van de opera werd gezien als de perfecte tegenhanger van de monumentale schilderijen van Hans Makart, die in de periode 1870-1880 in Wenen de status van een superster had, reden om dat decennium in Oostenrijk de Makart-Zeit te noemen. De opera Die Koningin von Saba stond tot 1936 op het programma van de Weense Staatsopera, maar daarna verboden de nationaalsocialisten het werk van de Joodse componist. Na de oorlog bleek er in de Weense muziekindustrie geen behoefte meer te zijn aan het ooit zo geliefde werk van Goldmark. Slechts de opera ie Koningin von Saba en de Sakuntala Ouverture zijn sporadisch nog ergens live te horen. Maar gelukkig is er YouTube om zijn muziek te ontdekken.

In de Josef-Gall-Gasse 5 in het 2e District van Wenen, waar Goldmark gedurende zijn laatste levensjaren woonde, herinnert een plaquette op het huis aan hem. Zijn graf van Goldmark bevindt zich op de oude Joodse begraafplaats in Wenen. In 1925 werd de Goldmarkplatz in Wenen-Hietzing (13e district) naar hem vernoemd; tijdens de nationaalsocialistische tijd werd het omgedoopt in Walter-Flex-Platz, ter ere van de tijdens de Eerste Wereldoorlog gesneuvelde ‘chauvinistischer Kriegslyriker’ Walter Flex (1887-1917) waarnaar in die periode vele straten en pleinen werden hernoemd en uiteraard na 1945 weer werden teruggedraaid. Niet altijd erg snel overigens. In Deutschkreutz werd het huis waar Goldmark de jaren 1834-1844 doorbracht in 1980 door de gemeente gekocht en werd er het Goldmark Museum gevestigd.

Die konigin von Saba 1 Die konigin von Saba 2 Die konigin von Saba 3
.
Die konigin von Saba 4 Die konigin von Saba 5 Die konigin von Saba 6

Dit item was geplaatst door Muis.