FRANZ HORVATH

82e HINK-STAP-SPRONG DOOR DE TIJD

Begin maart 1938 werd door Duitsland de druk op de Oostenrijkse president Schuschnigg steeds verder opgevoerd. Onder zware druk van Adolf Hitler werd de Oostenrijkse nazi Arthur Seyss-Inquart in de regering-Schuschnigg opgenomen als minister van Binnenlandse Zaken. Op 11 maart 1938 trad de Oostenrijkse president af nadat Hitler had gedreigd een inval te doen, waarna een dag later Seyss-Inquart werd benoemd tot kanselier van Oostenrijk. Zijn eerste daad op die 12 maart was een vooraf opgesteld telegram te versturen naar Berlijn waarin hij Duitsland vroeg om het Duitse leger te zenden “om vrede en veiligheid te brengen … en om bloedvergieten te voorkomen”. Nog dezelfde dag trokken Duitse troepen Oostenrijk binnen, die overal juichend werden begroet. Hitler zelf stak die middag de grens over bij Braunau, zijn geboorteplaats en vierde later die dag uitgebreid feest in zijn lievelingsstad Linz. Op 13 maart 1938 proclameerde Hitler in Wenen de Anschluss van Oostenrijk bij Duitsland. Tobias Portschy was al op 11 maart 1938 met zijn nationaalsocialistische troepen opgerukt naar het regeringsgebouw van Burgenland in Eisenstadt en namen zonder slag of stoot de macht over in de deelstaatregering. Twee weken later, in een toespraak op 2 april 1938, verkondigde Portschy: ‘De zigeuners en de joden zijn sinds de oprichting van het Derde Rijk ondraaglijk geweest. Geloof ons dat we deze kwestie met nationaalsocialistische consistentie zullen oplossen.

Dat anti-zigeunersentiment van Portschy kwam niet uit de lucht vallen. Een rapport van 26 juli 1927 van het districtsbestuur van Jennersdorf aan de deelstaatregering van Burgenland illustreert treffend hoe al zeer lang werd gekeken naar de Roma-bevolking en welke maatregelen men in gedachten had om de ‘zigeunerkwestie’ op te lossen: ‘Het beleid om de zigeuners op te voeden zal waarschijnlijk niet leiden tot enige verbetering van de huidige situatie, waarbij de zigeuners in elke gemeenschap in een nederzetting (huttenkamp) wonen. Als van volwassen zigeuners niet langer prettige mensen gemaakt kunnen worden, moet mogelijk bij de kinderen nog mogelijk zijn. Zolang de zigeuners in groten getale in hun lage leefomstandigheden blijven wonen en daar hun kinderen opvoeden, hebben hun luiheid, parasitisme, onreinheid en hun dierlijke instincten een effect op de kinderen en worden de kinderzielen in de eerste jaren verdorven tot zigeunerzielen. De mogelijkheid om eraan te ontsnappen en van de kinderen Zigeunersiedlung 1938respectabele mensen te maken, gaat verloren en het kwaad wordt steeds groter. Deze situatie kan worden verbeterd als de zigeuners in gezinnen verspreid over de gemeenschappen kunnen wonen, tussen de boeren en arbeiders; de kinderen zouden zien dat de mensen in hun levensonderhoud voorzien door middel van werk, dat ze rein blijven en een ontwikkeld dieet volgen. Bovendien zouden zij individueel niet de mogelijkheid hebben om de strafbare feiten te plegen en de sporen te vernietigen; de woonsituatie zou veel gunstiger zijn voor het welzijn van eerlijke mensen, tot welke situatie de zigeuners nog steeds moeten worden gebracht om te zorgen dat ze niet de schrik van ons land worden. In feite kan geen enkel aanvaardbaar mens opgroeien, leven en gedijen in de omgeving waarin veel zigeunerkampen en hun bewoners zich momenteel bevinden.’

De sociaalnationalisten gingen nog een paar flinke stappen verder. Het was op 2 april 1938 bepaald geen loze kreet van de fanaticus Portschy. In augustus 1938 presenteerde Portschy ook het memorandum ‘Denkschrift über die Zigeunerfrage’, dat geheel op de rassenwetten van Neurenberg was gebaseerd. Portschy memoreerde allereerst dat in zijn partij sinds het enkele maanden aan de macht was al enkele maatregelen tegen de zigeuners had genomen, die in de lijn lagen van een politiek waar de nationaalsocialisten altijd al voorstander van waren: strikte scheiding van zigeuners van de rest van de maatschappij, verbod op zigeunermuziek in de openbare ruimte, niet werkzaam mogen zijn voor Oostenrijkers en ontzeggen van stemrecht. In zijn rapport stelde Portschy onder meer voor zigeuners gedwongen te steriliseren, dwangarbeid te laten verrichten, zware gevangenisstraffen op te leggen bij lichte overtredingen, geslachtverkeer met niet-zigeuners te verbieden, niet langer toe te laten op openbare scholen, de toegang te ontzeggen voor algemene ziekenhuizen en het bezit van wapens te verbieden.

Franz Horvath, een Roma uit het nietige dorpje Redlschlag, wendde zich namens de bescheiden Roma-bevolking in het dorp op 12 mei 1938 rechtstreeks met een brief tot Adolf Hitler in de ijdele hoop dat deze Tobias Portschy tot de orde zou roepen. Zijn vader was medeondertekenaar van de brief. Horvath schreef onder meer: ‘Veel van onze mannen waren betrokken bij de Wereldoorlog en vochten zowel voor het vaderland als voor anderen. Maar dat is wat dr. Portschy negeerde. Dr. Portschy heeft alle burgerrechten tegen ons opgeschort. We zijn altijd van rooms-katholieke afkomst geweest en daarom voelde ik me genoodzaakt om namens ons allemaal een klacht in te dienen bij de hoge keizerlijke regering.’

Horvath bekritiseerde de maatregelen die tegen de zigeuners in Burgenland direct na de Anschluss werden genomen en wee op het ontbreken van een rechtsgrondslag voor deze maatregelen, bijvoorbeeld op het verbieden van kinderen om naar school te gaan of het weigeren van medische zorg. De brief, waarin lokale dialectuitdrukkingen, Hongaarse gezegden, Roma-taal en Duitse spreektaal elkaar afwisselde, weerspiegelde ook de vrees onder de Romabevolking vanaf het voorjaar van 1938 voor de toenemende openlijke minachting voor de Roma, met haar kwaadwillige discriminatie en voor de al lang bestaande situatie in de dorpen in het hele Burgenland, waar de Roma-bevolking stelselmatig werd bedreigd en belasterd. Hij wees er ook op dat Portschy de discriminerende maatregelen op eigen gezag had genomen, vooruitlopend op maatregelen die voor het hele Groot-Duitse Rijk zouden gelden. ‘Daher habe ich mich kurz entschlossen, die hohe Reichsregierung anzurufen‘, liet hij weten, hopend dat zijn rechtstreekse beroep op de Rijksregering zou werken om willekeurige acties van de lokale NSDAP-autoriteiten tegen te gaan.

Al een paar weken later identificeerde de recherche de in 1912 in Redlschlag geboren Franz Horvath als de schrijver van de brief. Zij zou op 10 november 1943 in het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau overlijden. Zijn vader was medeondertekenaar en werd in de zomer van 1938 naar het concentratiekamp Dachau gedeporteerd. De andere ondertekenaars van de brief uit Redlschlag wisten op tijd te ontsnappen.

roma in Burgenland 1933Nadat de nationaalsocialisten aan de macht kwamen, werd een verordening uitgevaardigd die bepaalde dat alle zigeuners de vingerafdrukken in het politiearchief moesten zijn opgenomen. Niet-Oostenrijkse Roma werden verdreven of gedeporteerd. Kort na de annexatie werden Roma uit Stegersbach door de Gestapo gearresteerd en naar Dachau gebracht. Ook de Roma uit Oberwart werden na verwerking voor identificatiedoeleinden naar dwangkampen gestuurd. De Roma werden aanvankelijk niet getroffen door de Reichsbürgergesetz en de Gesetz zum Schutz des deutschen Blutes und der deutschen Ehre uit 1935, maar om veiligheidsredenen actie werden via decreten en verordeningen allerlei acties tegen hen ondernomen. In maart 1939 werd een afscheiding van het Duitse volk bevolen. Op verzoek van het Reichspolizeiamtes moesten voor 30 juni 1939 2.000 mannelijke Roma ouder dan 16 jaar en 1.000 vrouwelijke Roma tussen de 15 en 50 jaar naar Dachau en Ravensbrück worden gebracht, omdat daar dwangarbeiders nodig waren. Op 1 juni 1938 beval Heydrich een actie tegen ‘asocialen’, waaronder ‘zigeuners en mensen die op de manier van zigeuners ronddwalen als ze geen zin toonden om op vaste uren te werken of een strafbaar feit hadden gepleegd.’ Op 29 juni 1939 arriveerden 440 vrouwen en hun kinderen uit Wenen, Neder-Oostenrijk en Burgenland in het vrouwenkamp Ravensbrück. In juli 1939 beval de commandant van de rijkswacht van Stiermarken dat de registratie van zigeuners, zigeunerhybriden en zigeunermensen moest beginnen. In augustus 1938 had dr. Tobias Portschy voor Burgenland al afgekondigd dat Roma werden uitgesloten van school en militaire dienst en niet langer gebruik konden maken van openbare ziekenhuizen. Hij stelde ook voor om de verspreiding van zigeuners te voorkomen en voor hen werkkampen op te richten. In maart 1938 werd de Roma het stemrecht ontzegd. In augustus 1938 werd een decreet uitgevaardigd dat het mogelijk maakte dat alle gezonde Roma werden ingezet voor dwangarbeid in steengroeven, wegenbouw of landbouw. Als gevolg van deze werkverplichting werden veel kleine nederzettingen verlaten en werden de Roma geconcentreerd in grotere nederzettingen, die onder politietoezicht stonden. Hun huizen werden gesloopt. Het was hen verboden om in het openbaar muziek te maken. In 1941 verbood de districtsbestuurder van Oberwart hen het gebruik van het openbaar vervoer, met uitzondering van het spoor.

In november 1940 werd het Zigeuner-Anhaltelager Lackenbach opgericht, dat tot maart 1945 bleef functioneren. In dit doorgangskamp werden uit heel Oostenrijk, maar dus vooral uit Burgenland, de Roma samengebracht en van daaruit verder gedeporteerd. Er werden in totaal ongeveer 3.200 tot 3.300 mensen naar Lackenbach gebracht. Het hoogtepunt lag op 1 november 1941 toen 2.335 personen in het kamp verbleven. In 1941 gingen twee transporten met elk 1.000 personen naar Lódz. Ze werden ondergebracht in hun eigen kamp, gescheiden van het Joodse getto. De sterfte onder de Roma was zeer hoog, vooral na het uitbreken van een tyfusepidemie. In december 1941 waren er in het kamp Lackenbach slechts 631 mensen, in januari 1942 572 en in februari 1942 642 mensen. De gevangenen werden ondergebracht in voormalige stallen of in hun wagens. Er brak een tyfusepidemie uit in het kamp, waarbij zowel veel gevangenen als de kampcommandant om het leven kwamen. Op 28 december 1941 werd 32% van de 580 mensen ziekgemeld. Vooral kinderen en ouderen werden het slachtoffer van de ziekten. Ze werden begraven op de Joodse begraafplaats in Lackenbach. Van Kerstmis 1941 tot januari 1942 werden de Roma gedeporteerd naar het vernietigingskamp Chelmno. Begin 1943 werd in Auschwitz-Birkenau een groot zigeunerfamiliekamp ingericht dat tot augustus 1944 heeft bestaan. Van de ongeveer 21.000 Roma die vanuit heel Europa werden binnengebracht, stierf ongeveer de helft en werden ruim 6.000 gedood in de gaskamers. Ongeveer 3.800 werden naar andere kampen gebracht. De vermeldingen in het Hoofdboek van het zigeunerkamp Auschwitz bevatten veel namen van Roma uit Burgenland. Voor 1938 woonden in Burgenland omstreeks 8.000 zigeuners, wat neerkomt op 92,8% van hun bevolking in Oostenrijk en ongeveer 2,6% van de totale Oostenrijkse bevolking. Van de ruim 120 dorpen met een Roma-bevolking in Burgenland was er na de oorlog nog slechts een enkel dorp over waar Roma terugkeerden. Franz Horvath had prima aangevoeld hoe dreigend de situatie was.

Dit item was geplaatst door Muis.