KERSTMIS 1914 IN DE WESTHOEK 1

Niemand had verwacht dat de oorlog zo lang zou duren. De Duitse legerleiding had de stellige verwachting dat na ‘eine kurze und fröhliche Krieg’ de manschappen half september in Parijs zouden staan. Al snel werd die hoop de grond in geboord. Na de Eerste Slag bij de Marne (5-12 september 1914) groeven de legers zich in en begon een loopgravenoorlog, die uiteindelijk vier jaar zou duren. Tegen Kerstmis 1914 was aan het westelijke front meer dan een miljoen soldaten gesneuveld, gewond, vermist of krijgsgevangen. De Britse legerleiding vreesde een spontaan kerstbestand van de Geallieerde en Duitse militairen. Dat was immers ook gebeurd tijdens de Krimoorlog (1853-1856), de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) en de Tweede Boerenoorlog (1899-1902), toen de vijanden op vriendschappelijke manier samen Kerstmis vierden. Generaal Horace Smith-Dorrien berichtte op 5 december 1914 aan alle hogere officieren: ‘Met Kerstmis vermindert de aanvalsbereidheid.  Daarom moeten alle officieren ervoor zorgen dat het vijandbeeld versterkt wordt.  Elke vriendelijke omgang met de vijand en alle onofficiële wapenbestanden zijn absoluut verboden.’

Wel kregen de Britse militairen voor de kerstdagen pakjes van thuis en werden er honderdduizenden Princess Mary’s Gift Boxes uitgedeeld, officieel een geschenk van de enige dochter van koning George V, die sigaretten, tabak en een reep chocola bevatten. De legerleiding had voor zichzelf een welverzorgd kerstdiner van ‘koud blikjesvlees en een stuk koude kerstpudding’. Ook de Fransen kregen cadeautjes van thuis en van de welzijnsorganisatie Oeuvre du Petit sou, waarvoor elke leerling wekelijks twee cent Princess Mary’s Gift Boxesmoet afdragen. Dat jaar bedroeg de opbrengst voor de Franse militairen meer dan een half miljoen Franse franc. Ook de Duitse soldaten ontvingen pakjes van familie en van hun woonplaats.  Het militaire opperbevel stuurde tienduizenden kerstboompjes als geschenk van de keizer om de kerstdagen in de loopgraven nog enigszins aangenaam te maken.

Paus Benedictus XV (1914-1922) riep op 1 november 1914 op tot wereldvrede in zijn encycliek ‘Ad Beatissimi Apostolorum’, maar daar wilden de generaals aan beide zijden niets van weten. Op veel plaatsen aan het front hadden de soldaten daaraan geen boodschap Op verschillende plaatsen langs de zevenhonderd kilometer lange frontlijn werden spontane kerstbestanden gehouden. Een Britse krant citeerde een Belgische soldaat: ‘Een wonder.  Ik zal me deze kerst herinneren als een dag van onvergetelijke schoonheid’. De oorlogsdichter en kapitein Robert Graves schreef: ‘De verbroedering van Kerstmis 1914 was geen emotioneel intermezzo, maar een traditioneel militair gebruik’, onder verwijzing naar het gebruik in voorgaande oorlogen. Zowel in de Angelsaksische wereld als in Duitsland was Kerstmis al eeuwen hét feest bij uitstek, aanzienlijk meer dan in Frankrijk, België en Nederland gebruikelijk was.

Het vroor op 24 december 1914, waardoor het berijpte prikkeldraad er minder gevaarlijk uitzag, de latrines veel minder stonken en er geen penetrante lijkengeur was. Ook werd er niet geschoten en was het overal erg stil. De ideale setting voor het vieren van de Stille Nacht, Heilige Nacht. Duitse soldaten zetten kerstboompjes op de borstwering van de loopgraaf en begonnen zachtjes kerstliederen te zingen. De Duitse kroonprins Wilhelm beschreef in zijn ‘Oorlogsherinneringen’ hoe hij die kerst bij de soldaten in de Argonne doorbracht. De beroemde operatenor Walther Kirchhoff was ordonnansofficier en lag in de voorste loopgraven. Hij zong die kerstavond in de loopgraven ‘Stille Nacht’ en hoorde dat de Fransen applaudisseerden. Een Franse kapitein die de tenor eerder in Parijs had horen zingen, herkende zijn stem en maakte met hem een afspraak, die leidde tot een verbroedering in niemandsland. Er zijn tal van dergelijke verhalen opgetekend. Overal kwamen op kerstavond 1914 soldaten uit hun loopgraven en ontmoetten elkaar in de smalle strook tussen de frontlinies. Daar maakten ze een praatje, wisselden cadeautjes met elkaar uit en begroeven samen de doden die nog op het slagveld lagen. In het Noord-Franse Fromelles volgden Fransen en Duitsers zelfs gezamenlijk de nachtdienst.

Het leidde hier en daar ook tot wat bizarre situaties. Een groep Duitse soldaten uit Saksen stelden de Britten voor samen tegen de Pruisen te gaan vechten. Schotse militairen wilden graag met de Duitse militairen optrekken tegen de Engelsen. De Britse soldaat Frank Sumpter tekende op dat veel Britten en Duitsers elkaar kenden: ‘In Engeland was iedere varkensslager een Duitser, elke herenkapperszaak Duits.’  Veel Duitsers werken voor de oorlog als hotelier of kelner.  De Britten vertellen daar zelfs grappen over.  ‘Als je Duitsers wilt doodschieten, moet je “ober” roepen.  Dan komen ze allemaal tegelijk aan rennen.’ Een Franse korporaal schreef dat de Duitsers op 24 december lieten weten dat ze hun doden mochten ophalen, maar dat niet durfden. De Duitsers verzorgden echter in die tijd hun gewonden (één zelfs gedurende vijf dagen) en stuurden hen daarna terug naar de Franse linies. Een van hen had een briefje bij zich: ‘Beste vrienden.  Morgen is het Kerstmis, wij willen vrede.  Met vriendelijke groeten’ en getekend: ‘De Beieren, alias de Barbaren.’

Op verschillende plaatsen werd het kerstbestand al snel officieel beëindigd. Een Brits regimentsboek meldde bericht te hebben ontvangen van een Duitse officier dat zij vanaf ‘morgen om 12 uur weer beginnen te schieten’. Westfaalse soldaten lieten hun Britse ‘kameraden’ weten dat zij op Eerste Kerstdag zouden worden afgelost door Pruisische militairen ‘… en die gasten lachen er niet mee’. Terwijl over de verbroederingstaferelen in de Britse en Belgische kranten uitvoerig werd bericht, hield de Franse censuur dit soort berichten tegen. Ook werden brieven van Franse militairen die hierover naar het thuisfront schreven tegengehouden.

Engeland-Duitsland 1914Er zijn veel verhalen over voetbalwedstrijden in niemandsland tussen Duitse en Britse militairen, maar de meeste kunnen naar het rijk der fabelen worden verwezen. Het is namelijk opvallend dat alle wedstrijden eindigde in een 3-2 overwinning voor de Duitsers. Er is echter één wedstrijd goed gedocumenteerd en waarschijnlijk de basis voor alle andere mythische wedstrijden. De Britse kapitein Bruce Bairnsfather maakte verschillende tekeningen en zelfs een schets van de wedstrijd in Ploegsteert. Hij beschreef hoe de soldaten sigaren en schnaps uitwisselden en daarna een potje voetbalden in niemandsland.  ‘Die dag was er geen spoor van haat te bekennen, maar we bleven vastbesloten verder te vechten en hen te verslaan. Het was te mooi om te verwachten dat er plotseling een tafel zou worden aangerold waaraan Engelse en Duitse diplomaten de vrede zouden tekenen.’ In Ploegsteert duurde het kerstbestand tot 11 januari 1915, daarna ging de massale moordpartij weer gewoon van start. Ter herinnering aan de historische voetbalmatch organiseert de Britse Premier League samen met KVK Westhoek sinds 2011 het Christmas Truce Tournament waaraan Franse, Britse en Duitse topploegen deelnemen. De historicus Dan Snow stelde dat er geen enkel bewijs dat er ergens aan het westfront echt een georganiseerde voetbalwedstrijd tussen Britten en Duitsers plaatsvond. De vaak gepubliceerde foto ten bewijze stamt uit 1915, is genomen in Griekenland en laat alleen voetballende Britten zien.

Ook op veel plaatsen aan het Belgische front waren er soortgelijke ontmoetingen. Niet bij Lombardsijde waar de Duitsers op kerstdag een hevige aanval inzette, wat een voor die dag geplande Belgische aanval onmogelijk maakte. Voor de Belgische militairen aan het front was Eerste Kerstmis het moeilijkst, want zij konden niet naar huis, konden enkel pakjes krijgen van familie die was gevlucht naar Nederland, Frankrijk of Engeland. Sommige Belgen gaven brieven af aan Duitse militairen die beloofden ze door te sturen. De Belgen moesten het doen met wat extra sterke drank en enkele gelukkigen kregen van Fransen pakketjes met wat gelei, een stukje kaas, vijf sigaren, een pakje tabak, een biscuitje en drie dozen sardienen voor twaalf mannen’, volgens de Wingense soldaat Camiel van Maele.

Een opvallend verbroederingsverhaal kwam uit de loopgraven bij Diksmuide. Ongeveer twintig meter tegenover de Duitse militairen lagen de Belgische soldaten aan de bevroren IJzer. Op 24 december 1914 hoorden de Belgische soldaten de Duitsers kerstliederen zingen. De Duitse korporaal Adolf Hitler was het met dat gezang trouwens niet eens en verzuchtte: ‘Over zoiets mag in oorlogstijd zelfs niet nagedacht worden.’ Ook aan de Belgische luitenant Michel Toudy was de kerstgedachte niet echt besteed. Hij schreef op 25 december in zijn dagboek: ‘Rond 11 uur horen we Duitsers zingen in de ruïnes van Diksmuide. Ze vieren Kerstmis in onze ruïnes.  Wij zingen vaderlandslievende liederen en ook kerstliederen. Dat gaat de hele nacht door. Vroeg in de ochtend permitteren de heren Duitsers zich om uit hun loopgraven te komen en rond te wandelen. Als ik mijn zin mocht doen, schoot ik op hen.  Maar onze soldaten komen ook uit de loopgraven en het feest begint. De moffen gooien ons pijpen, sinaasappelen en chocola toe. Dat hebben ze wellicht in België gestolen. En er zijn idioten die dat aannemen en hen ook geschenken geven. En onze chefs? Die doen niets. Er zijn er zelfs die het indrukwekkend vinden dat de Duitsers onze doden begraven. Is het voor zulke onzin dat we ons land te vuur en te zwaard lieten verwoesten en dat wij hier in die smerige modder zitten?’

Samuel de Vriendt - De MonstransOp Tweede Kerstdag riepen de Duitsers vanuit hun Diksmuidense loopgraven ‘Kameraden, nicht schiessen!’  Om halfdrie in de namiddag stonden een Duitse majoor en zijn ordonnans op de kapotte brug en vroegen een Belgische officier en geeste-lijke te spreken. De kapitein Guillaume Le Maire-le-Comte en aalmoezenier Sabin Vandermeiren kregen te horen dat Duitse manschappen in het kapotgeschoten Sint-Jansgasthuis in Diksmuide een monstrans hadden gevonden en deze op kerstdag wilden teruggeven. Er werd een touw naar de overkant gegooid en de monstrans werd in een linnen zak naar de Belgische kant getrokken.

Er werd hier en daar getwijfeld of het verhaal van de monstrans wel klopte, maar in Museum aan de IJzer werd de authenticiteit bevestigd. In 1939 kreeg de kunstschilder Samuel de Vriendt van Diksmuide de opdracht een oorlogsschilderij te maken. Hij herinnerde zich dit verhaal en schilderde een Duitse soldaat met pinhelm en een Belgische piot met een sjaal over zijn hoofd met tussen hen het kindje Jezus. De Belg houdt de monstrans in zijn armen. Het schilderij beeldt niet de werkelijke situatie uit, maar beeldt wel de geest uit waarin dit geschiedde. Het is een kersttafereel, een vredesschilderij geworden. Hij kreeg op zijn afbeelding de kritiek dat bij het werkelijke verhaal sprake was van Oostenrijkers, niet van Duitsers. De schilder antwoordde: ‘Dat is absoluut niet bewezen en het heeft met de zaak niets te maken. Voor mij was het de vijand, die voor ons stond en die op dat heerlijk ogenblik, dat Kerstmoment, helemaal met ons meevoelde. Wij waren op dat ogenblik geen vijanden meer. Het Kindje Jezus was tussen ons. Het was dat enig schoon ogenblik van heel de oorlog. Het was “Vrede”. Dat het nu Oostenrijkers of Pruisen waren, heeft geen belang’.

Dit item was geplaatst door Muis.