HENDRIK JUT

hendrik-jutHendrik Jacobus Jut (Den Haag, 19 juli 1851 – Leeuwarden, 12 juni 1878) werd geboren als buitenechtelijk kind van Maria Geertruida Jut. Zijn grootouders waren vanwege een erfenis tamelijk welgesteld, ze konden het zich veroorloven te rentenieren. Na wegens ‘lichaamsgebreken’ uit militaire dienst te zijn ontslagen, ging hij in 1870 in Scheveningen als kelner werken. Daar kreeg hij een relatie met Christina Goedvolk (Delft, 14 maart 1847 – Haarlem, 26 juni 1926), die als ongehuwde moeder in Delft al twee vroeg gestorven kinderen had gehad. Zij werkte in 1872 korte tijd als dienstbode bij de rijke weduwe Maximiliana Theodora van der Kouwen-ten Cate, die tien jaar eerder een behoorlijke som geld had geërfd toen haar zues overleed.

Deze zus, Geertruida Henrica Elisabeth ten Cate, was op 20 september 1861 in Huize den Binckhorst in de gemeente Voorburg overleden. Zij was eerder getrouwd geweest met Jan Jansen Bonn, die scheepsreder was en dankzij de koloniale vaart op Nederlands-Indië een grote rijkdom had verworven. Nadat Bonn op 13 februari 1852 in Den Haag was gestorven ging dat vermogen in zijn geheel naar zijn echtgenote; het echtpaar had geen kinderen. Gertruida was de rest van haar leven een welgestelde scheepsrederesse en rentenierster. Na het overlijden van Jan Bonn trouwt Geertruida ten Cate met Maarten Christoffel Löschen, een scheepskapitein. Hij is afwezig als Geertruida overlijdt en keert pas in december 1861 terug. In oktober dat jaar was al een boedelbeschrijving opgemaakt en in het voorjaar van 1862 worden enige roerende en onroerende goederen uit de boedel verkocht, waaronder de buitenplaats Den Binckhorst. Op 20 augustus 1862 wordt overgegaan tot de verdeling van de nalatenschap van Geertruida. Deze bestaat uit meubelen en inboedel, vier huizen, een grafkelder, aandelen in schepen, uitstaande schulden, verschillende obligaties en contanten. De totale waarde van deze nalatenschap bedraagt door de notaris tot op de halve cent nauwkeurig vastgesteld: f 238.627,22½. Van dat vermogen ging een zesde deel baan mevrouw Van der Kouwen-ten Cate, een bedrag van bijna 40.000 gulden wat vandaag de dag overeen komt met een kleine vier tien (in euro’s wel te verstaan). De rest van de nalatenschap gaat naar echtgenoot Maarten Löschen (de helft),  naar een andere zus van Geertruida (een zesde) en een zoon en dochter van een overleden broer van Geertruida (beiden ééntwaalfde).

vught__christina_goedvolk_jutChristina Goedhart werd in 1872 zwanger van Jut en omdat die net zijn baan was kwijtgeraakt, kreeg het paar acute geldproblemen. Ze herinnerden zich de rijke weduwe, die de gewoonte had aan iedereen, dus ook haar dienstbode, openlijk te pronken met haar juwelen en andere bezittingen. Ze besloten haar te beroven. Jut leende van zijn moeder tien gulden om twee pistolen en een dolk te kopen. Aanvankelijk stond de beroving gepland voor Sinterklaasavond, maar omdat de nieuwe dienstbode Leentje Beeloo argwaan kreeg, werd het een weekje uitgesteld. Op 13 december 1872 toog het stel opnieuw naar de woning van Van der Kouwen aan de Haagse Bogt van Guinea. Terwijl Christina op de bovenverdieping de weduwe afleidde, stak Jut eerst Leentje Beeloo dood en riep daarna de oude dame naar beneden met de woorden ‘Mevrouw, Leentje is van d’r zelven gevallen’. De weduwe had direct in de gaten wat er aan de hand was, wist in haar verdediging Jut nog te verwonden, maar werd al snel door de veel sterkere jongeman overmeesterd en vermoord. Hendrik en Christina gingen ervandoor met kostbaarheden, effecten en geld.
Dagenlang was Den Haag in rep en roer. De politie arresteerden in de loop van 1873 drie personen, maar telkens bleek dat die onschuldig waren en steeds moest men de verdachten weer op vrije voeten stellen.

Jut en Goedvolk trouwden op 19 februari 1873. Ze vertrokken naar New York, verkochten de sieraden voor 320 dollar en verzilverden de effecten voor ruim tienduizend dollar. Al na twee maanden keerden ze weer terug in Nederland. Op 17 april 1873 liet het echtpaar zich inschrijven in het bevolkingsregister van Vught, waar op 2 juli 1873 hun dochter Angelica Arabella Cassandra Christina werd geboren. Maar het paar kende geen rust en vertrok in februari 1874 opnieuw naar het buitenland, naar Zuid-Afrika dit keer. In de herfst van 1874 keerden ze opnieuw terug naar Nederland en vestigden zich in Rotterdam, waar Hendrik een koffiehuis kocht. Zij kregen op 7 april 1875 een tweede dochter, Atalanta Agnese Florenza, die één dag geleefd heeft.

In diezelfde maand praatte Jut zijn mond voorbij tegen een zekere Jan Roelfs, die zich had afgevraagd hoe het toch kwam dat hij zo rijk was. Al snel werden hij en zijn vrouw gearresteerd. Bij huiszoeking werd als onomstotelijk bewijs een brief gevonden die de vermoorde weduwe bewaard had van wijlen haar echtgenoot. De media-aandacht was enorm en Jut werd in de kranten gepresenteerd als de grootste, meest gewetenloze moordenaar uit de geschiedenis. In alle Haagse etalages konden de portretten van de ‘monsterlijke daders’ worden bewonderd en in de boekhandel waren verschillende brochures over de zaak verkrijgbaar. De zaak trok niet alleen zoveel aandacht door de gruwelijkheid van de moord, maar ook door het gevoel van onveiligheid: het had 2,5 jaar geduurd voordat de daders gevonden waren. Een kermisexploitant maakte handig gebruik van alle publiciteit rond deze moord door zijn attractie, een Duitse slagmachine die ‘de Lukas’ heette, om te dopen tot ‘De Kop van Jut’. Iedereen kon nu symbolisch het hoofd van een moordenaar inslaan. Daaruit ontstond de bekende uitdrukking: ‘de kop van Jut zijn’: het moeten ontgelden, de zondebok zijn.

2217krantOp 6 mei 1876 kreeg Jut levenslang voor de dubbele moord. Veel mensen vonden dat niet genoeg en eisten voor Jut de doodstraf, maar die was in 1870 afgeschaft. Hendrik Jut werd bij zijn proces verdedigd door de advocaat Pieter Cort van der Linden, de latere voorzitter van het kabinet Cort van der Linden. Hij kreeg levenslang voor dubbele moord.  Uit angst voor een lynchpartij werd hij overgebracht naar de strafgevangenis van Leeuwarden, waar hij twee jaar later op 26-jarige leeftijd overleed. Het hoofd van Jut werd na zijn dood op sterk water gezet en is jarenlang te zien geweest in het anatomisch museum (het “Kabinet van Camper”) van de Rijksuniversiteit Groningen. De fles waarin zijn hoofd werd bewaard was niet goed afgesloten, daardoor verdampte de alcohol en is het hoofd verloren gegaan, maar er is nog een gipsen afgietsel van het hoofd.
Christina werd wegens diefstal veroordeeld tot twaalf jaar tuchthuis. Zij kwam in 1888 vrij, maar werd in 1890 opnieuw tot twee jaar cel veroordeeld omdat ze twee paraplu’s en twee stukken zeep had gestolen. Zij vestigde zich in 1892 in Haarlem en hertrouwde op 4 maart 1896 met een Duitser, de smid Albert Heinrich Johann Münnemann. Haar dochter kreeg per Koninklijk Besluit van 14 juni 1898 – zij was toen 25 jaar en al getrouwd met een zekere Sonneville – ook de achternaam Münnemann, in plaats van de beruchte naam Jut. Nadat Münnemann in 1907 overleed, had Christina het niet makkelijk. In sommige kranten van 14 juli 1908 verscheen het onjuiste bericht dat zij vermoord zou zijn aangetroffen in een volkslogement in Oudewater. Toen zij als 70-jarige ‘weduwe Munnema’ in aanmerking wilde komen voor een Haarlemse hofjeswoning, werd deze haar geweigerd op grond van haar liederlijke levenswandel, haar verhouding met een 27-jarige tuindersknecht en drankmisbruik. Op 17 september 1920 verkreeg zij onderkomen in het stadsarmenhuis in Haarlem. Ze stierf in 1926 op 79-jarige leeftijd.

kop-van-jutkop-jut

 

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Dit item was geplaatst door Muis.

One thought on “HENDRIK JUT

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: