DE EROTIEK 1839-1945 (boeken)
In 1839 presenteerde Louis Daguerre het eerste praktische proces van fotografie en zijn daguerreotypieën hadden een ongelooflijke kwaliteit en detail, bovendien vervaagden ze niet als ze oud werden. De nieuwe technologie ging niet ongemerkt voorbij aan kunstenaars die belust waren op nieuwe manieren om de onverpakte vrouwelijke vorm uit te beelden. Traditioneel was een académie een naaktstudie door een schilder om de vrouwelijke (of mannelijke) vorm te leren schilderen. Zo’n werk kon alleen verkocht worden als het bij de overheid geregistreerd en goedgekeurd was. Al snel werden naaktfoto’s geregistreerd als académie en verkocht als hulpmiddel voor schilders. De foto hiernaast uit 1850 is hiervan een mooi voorbeeld. Maar het realisme van de foto in tegenstelling tot het idealisme van een schilderij maakte veel van deze foto’s intrinsiek erotisch. In ‘Nude photography, 1840–1920′ merkt Peter Marshall op: ‘In het heersende zedelijke klimaat van de tijd waarin de fotografie werd uitgevonden was de enige officieel goedgekeurde toepassing van de fotografie van het lichaam te dienen als model voor studies door schilders. Veel van de bewaard gebleven voorbeelden van daguerreotypieën behoren duidelijk niet tot dat genre, maar hebben iets uitgesproken sensueels, wat impliceert dat ze bedoeld waren als erotische of pornografische beelden.’
De daguerreotypieën hadden echter ook nadelen. Het belangrijkste probleem was dat ze alleen gereproduceerd konden worden door ze te fotograferen, omdat elk beeld een origineel was en het procedé niet met negatieven werkte. Bovendien waren voor de eerste daguerreotypieën belichtingstijden nodig van 3 tot 15 minuten, waardoor ze niet zo praktisch waren voor portretfotografie. Anders dan bij de oudere tekeningen kon je geen actie laten zien. Een model moest lange tijd exact in dezelfde houding blijven. Om die reden veranderde de standaard pornografische afbeelding van karakter; in plaats van één of twee mensen die seksuele handelingen verrichtten werd nu één vrouw afgebeeld die haar geslachtsdelen liet zien. Omdat één foto een weekloon kon kosten, bestond de markt voor deze foto’s vooral uit artiesten en de beter gesitueerden. Het was in de jaren veertig van de 19e eeuw goedkoper een prostituee te huren en de seksuele handelingen te ervaren dan er een foto van te hebben.
De stereoscoop werd uitgevonden in 1838 en werd enorm populair voor daguerreotypieën, ook voor erotische foto’s. Deze techniek leverde een driedimensionaal beeld op dat goed bij de erotische foto paste. Hoewel er vele duizenden erotische daguerreo-typieën werden gemaakt, zijn er voor zover bekend maar ongeveer achthonderd bewaard gebleven, maar omdat ze uniek en duur waren, betekende dat ook dat ze het speelgoed waren van rijke mannen. Ze zijn zo zeldzaam dat ze per stuk meer dan € 10.000,- kunnen opleveren.
In 1841 patenteerde William Fox Talbot het calotypeproces, het eerste proces dat werkte met negatieven, waardoor meerdere afdrukken van een origineel mogelijk werden. Deze uitvinding maakte het mogelijk een bijna onbeperkt aantal afdrukken te maken van een negatief op glas. Door de kortere belichtingstijden werd bovendien een echt grote markt voor pornografische foto’s mogelijk. De techniek werd onmiddellijk gebruikt voor het vermeerderen van naaktfoto’s. Parijs werd al snel het centrum van deze handel. In 1848 waren er in Parijs maar dertien fotostudio’s, in 1860 waren er meer dan vierhonderd. De meeste van deze studio’s profiteerden van de verkoop van illegale pornografie aan de massa, die dat nu kon betalen. De foto’s werden ook verkocht in de buurt van stations, door reizende verkopers en vrouwen die ze onder hun rok verborgen. Ze werden vaak in series (van vier, acht of twaalf) gemaakt en geëxporteerd, vooral naar Engeland en de Verenigde Staten. De modellen en de fotografen kwamen gewoonlijk uit de werkende klasse en het excuus van de kunstenaar werd steeds moeilijker te gebruiken. In 1855 werden er geen fotomodellen meer geregistreerd als académie en de hele handel was om aan vervolging te ontkomen ondergronds gegaan.
De victoriaanse pornografische traditie in Engeland bestond uit drie elementen: Franse foto’s, erotische afdrukken (verkocht in winkels in Holywell Street, een lang verdwenen hoofdweg in Londen die plaats heeft gemaakt voor de Aldwych) en gedrukte literatuur. De mogelijkheid foto’s in grote aantallen te repro-duceren maakte de opkomst van een nieuw soort zakenman mogelijk, de pornohandelaar. Veel handelaars profiteerden van de opkomende posterijen, zo konden ze kaarten met foto’s erop in een neutrale envelop naar hun afnemers sturen. De ontwikkeling van een betrouwbaar internationaal postwezen was dus ook bevorderlijk voor de handel in porno. De victoriaanse pornografie had verschillende kenmerken. Er blijkt een zeer mechanistische kijk uit op de anatomie van de mens en de functies ervan. De wetenschap, de nieuwe obsessie, werd zogenaamd gebruikt om het menselijk lichaam te onderzoeken. De seksualiteit van het onderwerp wordt daardoor vaak gedepersonaliseerd en er is niets te zien van hartstocht of tederheid. Naaktfoto’s van exotische vrouwen, onder de dekmantel van de wetenschap, werden in die tijd ook populair. Studies van dit type zijn te vinden in het werk van Eadweard Muybridge. Hoewel hij zowel mannen als vrouwen fotografeerde, krijgen de vrouwen vaak rekwisieten zoals boodschappenmanden en hengels, waardoor de foto’s van vrouwen nauwelijks verhulde erotica zijn.
In 1880 werd de halftoontechniek voor het eerst gebruikt om foto’s goedkoop te vermenigvuldigen. De uitvinding van deze techniek schiep aan het begin van de 20e eeuw nieuwe mogelijkheden voor de pornografie en erotica. Door de nieuwe druktechniek konden fotografische beelden gemakkelijk in zwart-wit vermenigvuldigd worden, terwijl drukkers tot die tijd voor illustraties waren aangewezen op gravures, houtsneden en lijnclichés. Dit was het eerste medium waardoor pornografie echt een massa-artikel kon worden, omdat het goedkoper en makkelijker verkrijgbaar werd dan eerdere vormen. Health and Efficiency, dat in 1900 voor het eerst verscheen, was een typisch naturistenblad in Engeland. Populair in Frankrijk was Édouard-Henri Avril aan het eind van de 19e eeuw met zijn illustraties voor onder andere John Clelands Fanny Hill.
Twee werken van de Franse
illustrator Édouard-Henri Avril
.
.
De nieuwe tijdschriften, die het eerst in Frankrijk verschenen, hadden afbeeldingen van naaktfoto’s (vaak van in burlesken optredende actrices die als model werden ingehuurd) en halfnaaktfoto’s op de omslag en binnenin, en hoewel ze nu als softporno zouden worden bestempeld, waren ze voor hun tijd heel choquerend. De publicaties gingen al snel door voor ‘kunstmagazines’ of voor bladen die de nieuwe cultus van het naturisme aanhingen, met titels als Photo Bits, Body in Art, Figure Photography, Nude Living en Modern Art for Men.
Een andere vroege vorm van pornografie waren de comics die bekend zijn geworden als de Tijuana bibles en die in de jaren 20 van de 20e eeuw in de Verenigde Staten verschenen en pas verdwenen met de opkomst van de glossy mannenbladen. Dit waren ruwe, met de hand getekende scènes waarin vaak populaire karakters uit cartoons en de cultuur werden gebruikt.
In de jaren veertig van de 20e eeuw ontstond het woord ‘pin-up’ als aanduiding voor foto’s die tijdens de Tweede Wereldoorlog door Amerikaanse soldaten uit mannenbladen en kalenders werden gescheurd en aan de muur ‘geprikt’. Het accent dat in de jaren veertig vooral op de benen lag, verschoof in de jaren vijftig naar de borsten. Betty Grable en Marilyn Monroe waren twee van de populairste pin-upmodellen. Kort daarna veranderde het karakter van erotische bladen en afbeeldingen, die jaarlijks explicieter werden.
(Samenvatting van artikel uit Wikipedia)
Pingback: EROTIEK IN DE 19e EEUW – 01 | MUIZENEST
Pingback: EROTIEK IN DE 19e EEUW – 02 | MUIZENEST
Pingback: EROTIEK IN DE 19e EEUW – 03 | MUIZENEST
Pingback: EROTIEK IN DE 19e EEUW – 04 | MUIZENEST