ALFONS MARIA JACOB
Alfons Maria Jakob (Aschaffenburg, 2 juli 1884 – Hamburg, 17 oktober 1931) was een Duitse neuroloog en hoogleraar. Alfons Jakob studeerde medicijnen met specialisatie neurologie in München, Berlijn en Straatsburg. In die laatste plaats was hij de medeoprichter van de katholieke studentenvereniging K.D.St.V. Rappoltstein. In 1908 promoveerde hij in Straatsburg aan de toenmalige Kaiser-Wilhelms-Universität op het proefschrift ‘Die Pathogenese der Pseudobulbärparalyse (over verlammingsverschijnselen). In 1909 ging hij werken in de praktijk van de psychiater Emil Kräpelin en werkte daarnaast in de afdelingen voor neuromorfologie in München, onder Alois Alzheimer en Franz Nissl. In 1911 werd hij hoofd van het laboratorium voor Pathologie in het academisch ziekenhuis Friederichsberg; vanaf 1914 in hetzelfde ziekenhuis directeur van de afdeling Anatomie. Gedurende de Eerste Wereldoorlog was hij in Brussel hoofd van de neurologisch-psychiatrische afdeling van het oorlogsziekenhuis en arts in een herstellingsoord voor zenuwzieken. Direct na de oorlog vestigde hij zich zijn eigen praktijk voor neurologische patiënten en was docent neurologie en psychiatrie aan de universiteit in Hamburg. Vanaf 1924 werd hij aan deze universiteit professor. Hij was daar de zeer gewardeerde leraar van latere wetenschappers uit alle delen van de wereld.
Jacob deed onderzoek naar de gevolgen van beschadigingen aan het perifere zenuwstelsel en naar secundaire degeneratie van de zenuwen, naar de morfologische veranderingen door multiple sclerose en naar dystrofie. Hij was de eerste die de ziekte van Alpers (een progressieve en degeneratieve aandoening van het centrale zenuwstelsel bij kinderen als gevolg van bepaalde genetische mutaties) herkende en beschreef. Met Hans Gerhard Creutzfeldt deed hij hetzelfde voor de ziekte van Creutzfeldt-Jakob, een zeer zeldzame, door prionen veroorzaakte hersenziekte die wordt gekenmerkt door geheugenverlies, ataxie, onwillekeurige bewegingen en stijfheid. De ziekte ontstaat jaarlijks bij 1 a 2 op de 1.000.000 mensen en manifesteert zich rond het 50e levensjaar. Na het ontstaan van klachten verloopt de ziekte in enkele maanden tot één tot twee jaar fataal. Er bestaat nog steeds geen behandeling voor. Verder heeft Jacob bijgedragen aan de beschrijving van een aantal andere neurologische ziekten. Hij schreef vijf boeken en ruim 150 artikelen. Hij overleed onverwachts in 1931, nog maar 47 jaar oud.