LOET HESSELBERG (16)
Johannes Louis Hesselberg, bekend onder de roepnaam Loet, werd op 22 augustus 1919 in Madioen (Java) geboren. Tijdens de oorlog staat Loet ingeschreven aan de Technische Hogeschool Delft, maar tijdens de oorlogsjaren zal er van studeren niet komen. Loet wordt een belangrijk lid van het Studenten Contact in Delft. Hij onderhoudt contacten met in Duitsland tewerkgestelde studenten en reist hiervoor onder de naam Von Slicher zelfs verschillende keren naar Duitsland. Daarnaast is Loet betrokken bij het falsificatiewerk dat door het Studenten Contact wordt verricht. Het Studenten Contact vergadert regelmatig bij Willem de Nie (Wampie), de leider van het LO-Delftland en Westland. Vermoedelijk komt de SD als gevolg van verraad door Miep Oranje aan Willems adres. Bij een inval in de nacht van 7 op 8 augustus wordt Willem gearresteerd. Toen Hesselberg de dag daarop, komend van zijn slaapadres, aanbelde, werd ook hij door de Sipo gearresteerd. Zij worden beiden op 30 augustus 1944 door de Duitsers nabij Kamp Vught gefusilleerd.
Loet Hesselberg kreeg het Verzetskruis 1940-1945, waarschijnlijk als representant van het Delftse studentenleven dat een eminente bijdrage leverde aan het verzet en waarvan een lange lijst met gestorven en gefusilleerde hoogleraren studenten te overleggen is. In mei 1940 vormden alle Nederlandse studentenverenigingen een plaatselijke Contactcommissie, die verenigd waren inde landelijke Studenten Federatie. In Leiden leidde dit verzet op 26 november 1940 tot de beroemde ‘Rede van Cleveringa’, waarin de Leidse hoogleraar Rudolph Cleveringa fel protesteerde tegen het ontslag van niet-arische collega’s. In Delft was er geen sprake van steunbetuiging bij de docenten, de Academische Senaat probeerde de rel te smoren, en de bezettingsautoriteiten sloten de Technische Hoogeschool. Op 22 november 1940 was het ontslag van de Joodse hoogleraren bekendgemaakt. De reactie hierop was dat een menigte zich de volgende dag verzamelde bij het Gebouw voor Weg- en Waterbouwkunde, omdat men verwachtte dat professor mr. A.C. Josephus Jitta daar zijn laatste college zou geven. Dat college ging niet door maar Frans van Hasselt, student en voorzitter van Het Gezelschap “Practische Studie”, hield er een korte maar krachtige rede met als thema: “Zalig zijn zij die vervolgd worden om der gerechtigheid wille’. De volgende maandag en dinsdag staakten 3000 Delftse studenten. Woensdag werd de hogeschool door de bezetter gesloten. Daarna leek alles rustig totdat op woensdag 18 december de Duitsers de Sociëteiten en bekende studentenhuizen overvielen. Oude Delft 81 werd ontruimd, veel studenten werden verhoord. De Sicherheitsdienst zocht naar de organisatoren van de staking. Die verhoren leverden niets op want die staking was niet door bepaalde mensen georganiseerd, die was spontaan ontstaan. De studenten werden weer vrijgelaten op vier na, die naar de gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) werden overgebracht. Veertien dagen later waren ook zij weer vrij.
In 1941 werd de hogeschool heropend. Binnen de studentencorpora bleven goede banden die uiteindelijk van groot belang waren voor het ondergrondse verzetswerk. In Delft waren professor Jan Mekel en professor Schoemaker vanaf eind 1940 instrumentaal in het opzetten van spionage- en sabotage-groepen, de Groep Mekel en de Groep Schoemaker, die eerst vooral een Ordedienst (OD) was en deel uitmaakte van de landelijke OD, die de orde zou bewaren als de Duitsers weg waren. Dit duurde langer dan verwacht en in 1941 werd de OD opgeheven. In de zomer van 1941 werden Mekel en Schoemaker met enkele medewerkers opgepakt. Hun verrader dreef enkele dagen later in een vijver rond. De Duitsers dachten dat Hugenholtz en Van Blerkum hier schuld aan hadden, zij doorzochten veel studentenhuizen en pakten allerlei studenten op, die vervolgens naar de gevangenis van Scheveningen (Oranjehotel) gebracht werden. De drijfjacht leverde niets op, Hugenholz verdronk in 1944 en Van Blerkum verdween in november 1941. In het Oranjehotel zaten die winter veel Delftenaren. In het voorjaar van 1942 werden zij naar kamp Amersfoort overgeplaatst. In april 1942 begon het proces tegen de OD en tegen Groep Mekel. Bijna allen werden ter dood veroordeeld. Dit stimuleerde de behoefte het studentenverzet nog beter te organiseren. Groepen werden kleiner waardoor ze minder kwetsbaar waren. Sabotagegroep Pahud werd toch in 1943 opgepakt en later sabotagegroep Pleyte. Ook vielen er slachtoffers onder de Engelandvaarders. Robert Simon Cohen, die inmiddels RAF piloot was geworden, deed mee aan het bombardement van Kleykamp, waar het Centraal Bevolkingsregister was ondergebracht.
In 1941 werd de Commissie van Acht opgericht. Deze zou allerlei taken van de Senaat overnemen. Ook benoemde de Senaat Siewert de Koe tot lid van de contactcommissie, speciaal belast met het bevorderen van inter-academiaal ondergronds contact. Toen hij in de Denneweg in Den Haag werd opgepakt, werd hij opgevolgd door Willem Pahud de Mortanges. Beiden werden in Utrecht gefusilleerd. Pahud was lid van de Groep van Acht, die langzamerhand de Groep Pahud werd genoemd. Pahud werd geholpen door R. von Nordheim.
De interacademiale contactcommissie werd de Commissie van Negen genoemd. Toen in december 1942 een derde van de studenten dreigde te worden gedeporteerd, werd de aanvang van de kerstvakantie vervroegd zodat ze naar huis konden gaan. De contacten van de Commissie van Negen werden ingedeeld volgens geografische herkomst (ouderlijk huis) en niet volgens de universiteit. In die districten werden betrouwbare studenten gezocht. Omdat men geloofde dat ijverige studenten niet voor deportatie in aanmerking kwamen, keerden veel studenten na de kerstvakantie terug. Ze werden overdonderd door een razzia op 6 februari 1943. Er werden 215 studenten meegenomen naar Vught. Natuurlijk volgde het advies om niet in Delft te blijven. Er volgden arrestaties van enkele districtshoofden: Pahud, Van der Plas (district Leiden) en Van Raalte (district Den Haag). Op 12 maart werd de loyaliteitsverklaring gepubliceerd. Deze brengt veel ophef teweeg en veel studenten weigerden deze te ondertekenen. Professor Van Dam, secretaris-generaal van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kultuurbescherming, liet op 3 april weten dat er geen wijzigingen in zouden komen. In een radiotoespraak op 6 april liet hij vervolgens weten dat iedereen die voor 11 april zou tekenen, binnen de numerus clausus zou vallen. In Londen maant minister Bolkestein over de radio iedereen om zich ‘te onthouden van iedere medewerking wat betreft het verkrijgen der verklaringen’. Toch adviseert de Delftse Academische Senaat om te ondertekenen.[1] Ze lieten weten dat iedere ondertekenaar zou kunnen afstuderen. Op 11 april bleek dat 500 van de 3000 studenten had ondertekend, dit liep nog op tot 778. De Groep van Negen, die nu de Vertegenwoordigers werd genoemd, pleitte voor volharding om niet te tekenen.
Op 4 mei 1943 legde de SD beslag op het kaartsysteem van de ingeschreven studenten en op de lijst van mensen die de loyaliteitsverklaring hadden ondertekend. Het directe gevolg daarvan was dat SS-generaal Rauter besloot dat allen die de verklaring niet hadden ondertekend zich op 6 mei moesten melden voor Arbeitseinsatz, ook de meisjes. Ruim 800 Delftenaren meldden zich aan, en 3800 studenten in den lande. Zij werden meegenomen naar Ommen. Joden moesten zich voor 22 mei melden, stakers en saboteurs werden met zware straffen bedreigd. Velen doken onder. De hogeschool ging in juni weer open en ongeveer 500 ondertekenaars kwamen terug en studeerden met ‘verlichte’ examens af. De Vertegenwoordigers waren niet blij met deze houding van de hogeschool. Medio september 1943 kreeg de hogeschool een nieuwe rector, prof.ir. J. Muysken. Er stonden meer 600 nieuwe studenten ingeschreven. Er wordt een oplossing gevonden om ook ondergedoken studenten de kans te geven om hun studie te vervolgen, ondersteund door de hulp van bijna alle professoren.
Vanaf het voorjaar van 1944 doken verschillende professoren onder, eerst professor Van der Maas, later ook door de scheikundige lector Pieter Heertjes. Muysken werd thuis gearresteerd. De Contactgroep probeerde vergeefs hem vrij te krijgen maar hij werd veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Op 9 september 1944 besloten de Delftse hoogleraren geen colleges meer te geven.