THERESIËNSTADT 4 – HEINRICH JÖCKEL

Heinrich Jöckel (Offenbach am Main, 10 juli 1898 – Litoměřice, Tsjechoslowakije, 26 oktober 1946) was SS-Hauptsturmführer, commandant van de 1. Kompanie des SS-Wachbataillons Böhmen und Mähren en van 1940 tot 1945 de commandant van de Gestapo-gevangenis Kleine Festung Theresienstadt. Jöckel maakt al jonge soldaat nog net de laatste maanden van de Eerste Wereldoorlog mee en werkte na zijn ontslag uit dienst als arbeider in enkele fabrieken. In 1931 werd hij lid van de NSDAP en maakte daar voor iemand met zijn beperkte opleiding redelijk snel carrière. In de herfst van 1939 werd hij kampcommandant van het concentratiekamp Skrochowitz, gelegen vlakbij het stadje Troppau (het huidige Opava, Tsjechië). Heinrich Jöckel kwam uit een streek waarin de pro-Duitse sentimenten enorm groot waren en de haatgevoelens ten opzichte van Joden, Tsjechen en Polen enorm groot was

Troppau was de oude hoofdstad van Silezië, was net als de rest van zuidelijk Silezië eind 18e eeuw bij Oostenrijk gevoegd. Het ging toen deel uitmaken van het zogenaamde Sudetenland, het deel van de veelvolkerenstaat die de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie was. Na de Eerste Wereldoorlog werd het vele volkeren toegestaan op basis van etnische grenzen een eigen staat te stichten. Dat met die eigen grenzen was niet erg geslaagd, waarvan de sporen tot vandaag de dag in Oost-Europa te merken zijn. Vanaf het begin kende elke staat grote minderheden. Zo werd de Duitse bevolking van de Landkreis Troppau na afloop van de Eerste Wereldoorlog onderdeel van de nieuwe republiek Tjecho-Slowakije. Ook in andere landen ontstonden omvangrijke Duitse en Hongaarse minderheden.

Vooral Duitse Oostenrijkers en Hongaren werden hiervan slachtoffer. De Duitstalige Oostenrijkers riepen op 21 oktober 1918 de republiek Duits-Oostenrijk uit. Hiervan wilden ook Duitstalige gebieden in de Habsburgse kroonlanden Bohemen, Moravië en Zuid-Tirol deel uitmaken. Tsjecho-Slowakije verklaarde zich op 28 oktober 1918 onafhankelijk en om te voorkomen dat de Duitstaligen in de genoemde twee kroonlanden zich zouden gaan aansluiten bij Duitsland of Oostenrijk. In november 1918 bezetten Tsjechische nationale milities deze Duitstalige gebieden. Toen de Duitstaligen in de kroonlanden (provincies) Bohemen en Moravië stemlokalen inrichtten voor de eerste naoorlogse Oostenrijkse verkiezingen, werden deze met geweld door de Tsjechische milities gesloten en werd protest daartegen gewelddadig onderdrukt ten koste van tientallen doden.

Bij het Verdrag van Saint-Germain (1919), dat de overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog op 10 september 1919 met Oostenrijk sloten, werden zowel het Tsjechischtalige als het Duitstalige gebied van Bohemen en Moravië definitief bij de nieuwe republiek Tsjecho-Slowakije gevoegd. Daarmee werden in het nieuwe Tsjecho-Slowakije de Duitstaligen een minderheidsbevolking van circa drie miljoen mensen. Deze zogenaamde etnische of Volksduitsers, hier Sudeten-Duitsers genoemd, verloren het recht in het Tsjechische taalgebied de eigen taal te gebruiken, maar behielden wel dat recht in hun eigen taalgebied. Ze moesten daar echter wel steeds meer toestaan dat ook daar Tsjechisch de voertaal werd, omdat steeds meer Tsjechen zich in het Sudetenduits gebied vestigde. Aanvankelijk waren dat voornamelijk militairen en ambtenaren, in tweede instantie was er een grote instroom van boeren die zich op het door de staat onteigende grootgrondbezit vestigden. Veel voorheen Duitstalige gemeenten kregen als gevolg daarvan een tweetalig statuut, veel slechts Duits sprekende ambtenaren verloren hun positie en werden vervangen door tweetalige Tsjechen. De wens om zich alsnog aan te sluiten bij Duitsland of Oostenrijk werd daardoor steeds sterker.

De economische crisis van 1930 trof het Sudetenland onevenredig hard ten gevolge van de hoge graad van industrialisatie. Bij de inkrimping en sluiting van bedrijven werden verhoudingsgewijs ongeveer twee maal zoveel Duitsers dan Tsjechen met werkloosheid getroffen. De Duitslands oorlogsindustrie bood vanaf 1933 bood de Sudetenduitse vakmensen echter volop werk. Velen van hen werden grensarbeider en kwamen onder de invloed van de nazistische propaganda. Dat legde een basis voor de opkomst van de Sudetenduitse Partij onder Konrad Henlein, die eerst steun en vervolgens aansluiting bij de NSDAP in Duitsland zocht. In de laatste vrije, alhoewel door agressieve propaganda sterk beïnvloede, verkiezingen van 1936 behaalde de partij van Henlein tweederde van de uitgebrachte stemmen in de Sudetenduitse districten.

Als resultaat van het Verdrag van München werd de Landkreis Troppau op 20 november 1938 gesticht. De Landkreis werd op 15 april 1939 als Regierungsbezirk Troppau ingedeeld bij de nieuwe Reichsgau Sudetenland, niet nadat er enkele grenscorrecties met andere Landkreisen had plaatsgevonden. In 1943 werden een viertal aangrenzende gemeenten bij het Troppauer Land gevoegd. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Landkreis Troppau weer teruggegeven aan Tjecho-Slowakije, de overwegend Duitse bevolking werd in zijn geheel het land uitgewezen.

Jöckel werd dus in het najaar van 1939 commandant van het concentratiekamp Skrochowitz, in juni 1940 werd hij als lid van de Praagse Gestapo benoemd tot commandant van de Gestapo-gevangenis in de Kleine vesting Theresienstadt. Hij nam zelf actief deel aan de mishandeling en moord op de gevangenen, onthield de joodse gevangenen ook noodzakelijke medische zorg en deelde hen in bij de zwaarst mogelijke werkzaamheden in het kamp. In de eerste dagen van mei 1945, terwijl de Russen al bijna voor de poort stonden om het kamp te bevrijden, liet Jöckel 55 gevangenen terechtstellen. Op 5 mei 1945 verliet Jöckel, met vrouw en kinderen die in het kamp woonden, het kamp. Drie dagen later werd het kamp door het Rode leger bevrijd. Op de vlucht had Jöckel zich afgescheiden van de rest van zijn gezin. Uiteindelijk werd hij op 26 januari 1946 in Offenbach door de Amerikaanse spionagedienst gearresteerd en uitgeleverd aan Tsjechoslowakije. Vanaf die dag zat hij zelf in de gevangenis van de Kleine Vesting opgesloten, een paar dagen later voegden zijn vrouw en oudste dochter zich bij hem. Hij verbleef hier al de tijd gedurende zijn proces voor de Bijzondere Rechtbank in Litoměřice, het voormalige Leitmeritz. Wegens zijn oorlogsmisdaden werd hij ter dood veroordeeld. Op 26 oktober 1946 werd Heinrich Jöckel in Litoměřice opgehangen.

Dit item was geplaatst door Muis.

Plaats een reactie