GINA KAUS – DIE SCHWESTERN KLEH (1933)
Gina Kaus (Wenen, 21 oktober 1893 – Los Angeles, 23 december 1985) was een Oostenrijkse schrijfster, vertaalster en auteurs van draaiboeken voor films. Haar oorspronkelijke naam was Regina Wiener; ze was de dochter van geldhandelaar Max Wiener. Haar halfzuster was Stephanie Richter (1891-1972), die later een twijfelachtige reputatie kreeg als een van de topspionnen van het Derde Rijk. Deze Stefanie werd geboren als de dochter van Johann Sebastian Richter, die als openbare aanklager verbonden was aan de Weense rechtbank. Max Wiener bleek echter de biologische vader te zijn. Door haar huwelijk kreeg ze de fraaie naam Stéphanie Maria Veronika Juliana Prinzessin zu Hohenlohe-Waldenburg-Schillingsfürst en de Hongaarse nationaliteit. Ondanks haar half-Joodse afstemming werd ze een van Hitlers favoriete vrouwen. Regina bezocht in Wenen een ‘Höhere Töchterschule’. Nog voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog trouwde Regina in 1913 met de muzikant Josef Zirner. Die sneuvelde in 1915; Regina bleef wonen bij haar schoonouders, die een juwelierszaak hadden. Daar leerde ze een bekende van de Zirners kennen, Joseph Kranz. Kranz was bankdirecteur en betrokkenen bij allerlei zakelijke deals en daardoor een van de centrale figuren in de Joodse gemeenschap in Wenen. Ze werd zijn geliefde en liet zich op een gegeven moment vanwege de financiële zekerheden die daaraan waren verbonden door hem adopteren. Vanaf dat moment droeg ze de achternaam Zirner-Kranz.
In deze periode begon ze ook met schrijven. In 1917 werd haar komedie Diebe im Haus opgevoerd in het Wiener Burgtheater. In Café Herrenhof werd ze daarna opgenomen in de literaire kring rond Franz Blei en via hem leerde ze de schrijver en psycholoog Otto Kaus kennen, waarmee ze in 1920 trouwde. Ze kregen twee zonen, Otto en Peter. Ze schreef in de tijd ook voor onder meer de Vossische Zeitung, Die Dame en de Wiener Arbeiter-Zeitung. In de daarop-volgende twintig jaar verschenen van haar diverse boeken, zoals de novelle Der Aufstieg (1920), het drama Der lächerliche Dritte (1926), het drama Toni (1926), de romans Die Verliebten en Die Front des Lebens (beiden in 1928) en de romans Die Überfahrt/Luxusdanpfer en Morgen um Neun (beiden in 1932). Ze stond in die jaren midden in het literaire leven in Berlijn en Wenen. In 1933 belanden haar boeken echter op de brandstapels van de nazis. Op 14 mei 1938 ontvluchtte ze samen met haar twee zonen en haar nieuwe levenspartner Eduard Frischauer Wenen om via Zwitserland en Parijs terecht te komen in Zuid-Frankrijk. Op 1 september 1939 konden ze de boot naar New York nemen; in november 1939 komen ze aan in Hollywood. Enkele boeken van Gina Kaus zijn dan in de VS al goed verkocht, dus kan ze als redelijk bekende en in elk geval gewaardeerde schrijfster direct aan de slag in de filmindustrie. Vanaf dat moment hield ze zich vooral bezig met het voor de film bewerken van vertalen. Na de oorlog bezoekt ze nog wel een kaar keer haar geliefde Berlijn en Wenen, maar een definitieve terugkeer is nog voor op geen enkel moment een optie. Ze sterft in december in Los Angeles op 92-jarige leeftijd.
In Die Schwestern Kleh (1933) kijkt een gouvernante terug op de jeugd van het kind dat aan haar was toevertrouwd, de dochter van juwelier Kleh in Wenen. Met die dochter was het niet goed afgelopen. De zusjes Irene en Lotte waren erg sterk met elkaar verbonden, maar ze konden toch ook niet tegengestelder aan elkaar zijn. Waar Irene in alles voorbestemd te zijn op een onderdanig leven als echtgenote en toegewijde moeder, droomt de temperamentvolle Lotte van een romantische liefde, van grote reizen en een leven in de schijnwerpers als toneelspeelster. Bij de verloving van Irene, ontmoet Lotte voor de eerste de aanstaande bruidegom. Vanaf het allereerste moment zijn beide straalverliefd op elkaar. Op aandrang van de gouvernante onderdrukken beiden echter hun gevoelens voor elkaar en zorgen ze ervoor dat hun wegen zich scheiden. Het noodlot laat zich echter niet om de tuin leiden. Gina Kaus vertelt dit liefdesdrama vol verwikkelingen en levensvragen, een verhaal dat loopt van de eeuwwisseling tot het begin van de grote economische crisis in de dertiger jaren. Volgens de schutbladen: Een levendig portret van ‘de nieuwe vrouw’ an het begin van de twintigste eeuw.
Verlag Allert de Lange geeft in 1933 binnen haar Duitstalige bibliotheek Die Schwestern Kleh uit.