PIETER JANSZOON JONG
Pieter Janszoon Jong (Lutjebroek, 24 februari 1842 – Montelibretti, 13 oktober 1867) was een Nederlands soldaat die naam maakte bij gevechten in Italië. Hij stond bekend als de reus uit Lutjebroek en nam als jongeman dienst bij de Pauselijke Zoeaven, die de Kerkelijke Staat moesten verdedigen tegen de Garibaldisten, die een onafhankelijk en verenigd Italië nastreefden. Giuseppe Garibaldi (Nice, 4 juli 1807 – Caprera, 2 juni 1882, een Italiaans generaal, politicus en generaal, speelde een centrale rol in de Italiaanse eenwording, de Risorgimento. Vanaf 1860 streed hij met zijn Roodhemden om alle diverse staatjes te verenigen. Het was onvermijdelijk dat hij hierbij stuitte op de machtige Kerkelijke Staat, die grote delen van het land onder haar controle had en dat niet zonder slag of stoot wilde afgeven. Het streven naar eenwording werd door de Kerkelijke Staat, met paus Pius IX voorop, al direct opgevat als een tegen hen en tegen het katholieke geloof gerichte opstand.
Om de prille beweging neer te slaan werd in 1861 het Korps der Pauselijke Zouaven opgericht. Graaf Becdelievere, de oprichter van het korps, was erg onder de indruk van de Noord-Afrikaanse kledij van de stam Kabylen, die door de Fransen zouaves genoemd. Hij nam de naam over, maar ook de kledij: blauwgrijze pofbroek, rode buikband, blauwgrijs vest en bolero-jasje met rode versiering. Jonge katholieken mannen werden door heel Europa gerecruiteerd om voor de Paus de vechten. In de periode 1861-1870 hebben er zeker meer dan 11.000 vrijwillige jonge mannen zich aangemeld. Hiervan was een opvallend groot deel Nederlands, 3.181 man om precies te zijn. De strijdlustigen kwamen uit heel Europa, maar ook uit Canada, Rusland, Amerikanen. Er was zelfs een wat verdwaalde Chinees bij. De zouaven kregen een strenge medische keuring in Brussel, waarna ze met de boot vanaf Marseille vertrokken naar Rome. Daar kregen ze een opleiding en werden ze verspreid over Rome en omgeving. Daar werden ze ingezet tegen de eveneens rondtrekkende Garibaldisten, maar werd er in de met een Rooms sausje overgoten propaganda aan toegevoegd: ‘… ze vochten niet alleen voor de Paus, ze joegen ook op bandieten, hielpen dorpen waar de cholera was uitgebroken en ontfermden zich over vondelingen.’ Hun hoofdtaak was echter wel om Garibaldisten de hersens in te slaan.
De katholieke emancipatie was in de tijd tot bloei gekomen, de Nederlandse katholieken waren steeds zelfbewuster geworden, wat zowel binnenlands als buitenlands tot uiting kwam. Dit zelfbewustzijn gold erg sterk in plaatsen als Lutjebroek, die eeuwenlang katholieke enclaves vormden in door protestanten bewoonde streken. Nederland leverden in 1866 dus een contingent van 3.181 man. In de slag bij Monte Libretti op 13 oktober 1867 nam Pieter Jong het op tegen de Garibaldisten, Toen zijn munitie op was, wist hij eerst nog een veertiental Garibaldisten te doden door hen met de kolf van zijn geweer de schedel in te slaan. Uiteindelijk sneuvelde ook hij. Hij werd vereerd in Lutjebroek, waar bij de Sint Nicolaaskerk een monument ter zijner nagedachtenis werd geplaatst, een straat naar hem werd vernoemd en later de lokale voetbalvereniging de naam De Zouaven aannam. Zijn avontuur was ook lang een vast onderdeel van de lessen in vaderlandse geschiedenis op de Nederlandse katholieke lagere scholen. Zelf kan ik herinneren dat dat begin zestiger jaren van de vorige eeuw, toch een eeuw na Jongs ‘heldendaden’, op onze lagere school in Roosendaal een schoolplaat van Pieter Janszoon Jong prominent werd uitgestald en zijn ‘heldendaad’ als stichtelijk voorbeeld werd aangehaald. ‘Slag op slag is raak en verplettert den kop van den Garibaldist’ zou erop kunnen hebben gestaan of anders wel een soortgelijke vermelding.
Het Zouavenmuseum in Oudenbosch heeft tal van originele uniformen en vaandels, plus een collectie van inschrijfregisters, brieven, dagboeken, bidprentjes en foto’s. Ook heeft men de registers van de Nederlandse zouaven, waaronder veel persoonlijke informatie vermeld zoals lichaamslengtes, ouders en overlijdensdatum. De zouaven lieten zich graag portretteren, die ze aan hun familie opstuurde om te laten zien dat ze trots waren op hoe ‘gezond en frisch‘ ze eruit zagen en sterk waren om het zwaard te trekken tegen de vijand. Die collectie brieven geven een goede kijk geven op hun leven en motivatie. Toen Italië in 1871 een eenheid werd met Rome als hoofdstad, waren de zouaven niet meer nodig en ze keerden terug naar hun vaderland, maar de onwetende Nederlandse zouaven waren stateloos geraakt omdat zij zonder toestemming van de koning in een buitenlands leger gingen dienen.