02 – KANAAL ALMELO-NORDHORN (1)
Het Kanaal Almelo-Nordhorn verbindt de Nederlandse stad Almelo met de Duitse stad Nordhorn. Soms wordt ook wel de naam Almelo-Nordhornkanaal gebruikt en in Duitsland hanteert men Nordhorn-Almelo-Kanal, wat dan gemakshalve wordt afgekort tot NAK. Tegenwoordig is het niet meer erg zichtbaar, maar Almelo was een stad die vroeger met het water leefde. Niet echt verwonderlijk, want bij de stad, in het diepst gelegen deel van Twente, kwamen vroeger meerdere riviertjes bij elkaar. Op oude kaarten is dat nog goed zichtbaar. In de 17e en 18e eeuw was de stad dan ook voor het achterland een belangrijke overslaghaven. Over de Almelose Aa kwamen de de platbodems vanuit Zwolle aanvaren. Dat waren ondiepe boten, 2.70 breed en door hun lengte van circa 12 meter bezaten ze voortreffelijke zeileigenschappen. De stad kende twee havens: één haven was eigendom van de heer van Almelo en lag tegenover het toenmalige stadhuis (nu Wetshuys) en één haven lag tussen de Schuttenstraat en Prinsenstraat. Deze haven was eigendom van de stad. In de 19e eeuw voldeed het tonnage van de vrachtschepen, zompen van 12 ton, niet meer voor de opkomende textielindustrie. Deze industrie vereiste een grotere vaarweg en die kwam er in 1855 door het graven van het kanaal Almelo-Zwolle. Dit kanaal eindigde in een nieuwe haven in Almelo, ongeveer tegenover het huidige pand van café Nielz. Deze haven heeft 100 jaar bestaan en was buitengewoon handig met zijn loswal, direct gesitueerd aan de markt.
In de jaren tachtig van de 19e eeuw begon men een verbinding te graven naar Nordhorn, die aanvankelijk het Nieuwe Kanaal geheten, maar al snel officieel het Kanaal Almelo-Nordhorn heette. Voor het uitgraven werden ruim tweehonderd arbeiders ingezet die betaald werden per kubieke meter zand dat ze hadden weggegraven. Via dit kanaal werden stenen voor de bouw en turf voor de stad vervoerd. Het kanaalvak van Almelo tot de grens bij Denekamp werd in 1886 in gebruik genomen. Het laatste gedeelte, de verbinding met het Eems-Vechtkanaal in Nordhorn, kwam gereed in 1902. Aanleiding van de aanleg was een verdrag tussen de Nederlandse en Pruisische regering uit 1876, dat gesloten werd omdat men hoge verwachtingen had van verbindingen tussen waterwegen in Duitsland en Nederland. Veel gebruik is er echter nooit van gemaakt omdat in de periode dat het de verbinding met Duitsland gereed was, de schepen eigenlijk al te groot waren en het kanaal niet diep genoeg was voor deze vrachtschepen. In het topjaar 1912 telden de sluiswachters nog geen vijfhonderd schepen, minder dan twee per dag. Dit aantal nam nog verder af na de opening van het Twentekanaal. In 1960 voer het laatste (turf-)schip door het kanaal. Enkel aan Duitse zijde is het kanaal voor kleine boten nog bevaarbaar.
Het kanaal had een lengte van 37,6 kilometer, een oorspronkelijke breedte van 13,9 meter aan de oppervlakte en 7,5 meter aan de bodem en kon bij benadering 200.000 m³ water bevatten. Bij Almelo lag het kanaal op een hoogte van tien meter boven NAP, bij de grens met Duitsland was dat 21,5 meter boven NAP. Er waren dus sluizen nodig om dit hoogteverschil te overbruggen. Oorspronkelijk waren er zes sluizen en tien ophaalbruggen, maar de meeste daarvan zijn niet behouden. Zo bevonden zich van oorsprong bij Almelo, Albergen en Reutum sluizen in het kanaal. De eerste is vervangen door een stuw. Bij Reutum betreft het een koppelsluis. Tussen Weerselo en Fleringen doorkruist de provinciale weg 343 het kanaal en hier is de oude ophaalbrug vervangen
door een afgesloten stuw. Bij Harseveld, ten noordwesten van Denekamp, staat het monumentale Schuivenhuisje, dat de rivier de Dinkel onder het kanaal doorvoert (het kreeg enige bekendheid door een reclame-spotje van de beschuitbakkerij Bolletje). Het Schuivenhuisje is een stuw die het kanaal Almelo-Nordhorn voedt met water uit de Dinkel. Het huisje heeft een lengte van ongeveer vijftien meter, is anderhalve meter breed en ongeveer drie meter hoog. Het werd gebouwd in 1887, toen de scheepvaart op het Kanaal Almelo-Nordhorn nog groeiende was. Door het ophalen van de stalen schuiven werd de waterstand met behulp van de Dinkel op peil gehouden, waardoor het kanaal ten tijde van droge zomers niet droog kwam te staan. Toen in 1960 het kanaal Almelo-Nordhorn werd afgesloten voor scheepvaart, verloor het Schuivenhuisje zijn functie en raakte het in verval. In 2005 is het echter geheel gerestaureerd. Vlak bij de Nederlands-Duitse grens ligt de Sluis Frensdorfer Haar, die in 1905 in gebruik werd genomen. De sluis, met een lengt van 62 meter en doorvaartbreedte van 6,5 meter, is de enige sluis aan Duitse zijde en ze wordt ook wel de Grenzschleuse genoemd wordt. Omdat de waterstand van het kanaal aan de kant van Nordhorn overeenkwam met (en dus ook varieerde met) de waterstand van de rivier de Vecht, werd de sluis aan beide zijden van een dubbel paar sluisdeuren voorzien. Zo kon de waterstand aan de oostelijke zijde hoger of lager worden gehouden. Bovendien werd zo een grote waterstroom in het kanaal voorkomen. Sinds het beëindigen van de actieve scheepvaart op het kanaal in 1960 heeft de sluis geen functie meer en heeft het kanaal aan beide zijden van de sluis hetzelfde waterpeil. In Nordhorn bevindt zich de Klukkert-Hafen, die in 1904 geopend werd. In de dertiger jaren verloor de haven definitief aan belang en na vruchteloze pogingen tot hergebruik heeft het nu definitief een monumentale status gekregen. Bij Nordhorn is het Kanaal Almelo-Nordhorn verbonden met de Vecht en via een verbindingskanaal aangesloten op het Eems-Vechtkanaal.
Nevenstaande foto verscheen in 1930 in een uitgave van Eigen Erf en toont brug nr. 10 of wel de Agelerbrug op de plaats waar de Rossummerstraat het kanaal passeert en de brugwachterwoning van waaruit de bediening van de brug werd verzorgd. Wanner een schip passeerde, moest de brugwachter eerst over de brug naar de andere kant om van daaruit de brug op te trekken of te draaien. Hij kreeg daarvoor 25 cent per schip. De mensen of paarden die het schip trokken, liepen steeds aan de noordelijke kant van het kanaal over het jaagpad. Tijdens de ruilverkaveling eind jaren zestig verdween de ophaalbrug, evenals het karakteristieke huisje.
Sinds de sluiting voor de scheepvaart in 1960 heeft het kanaal zich tot een mooi natuurgebied ontwikkeld met vele soorten bloemen, vissen en vogels. Er zijn wel plannen ontwikkeld om een deel van het kanaal geschikt te maken voor de grensoverschrijdende motorische recreatievaart, maar vanwege de onvermijdelijke achteruitgang voor de natuur en een toename van de hoeveelheid verstoring van de rust is hierop ook veel kritiek. Verder wordt het kanaal met alle bruggen, sluizen en Schuivenhuisje ook beschouwd worden als een industrieel monument uit de tweede helft van de 19e eeuw, met een vormgeving die sinds 1886 grotendeels ongewijzigd gebleven. Wat veranderd is dat het kanaal door de natuurontwikkeling smaller is geworden. Ter hoogte van Volthe in de gemeente Dinkelland, slechts enkele tientallen meter van het kanaal verwijderd maar wat aan het zicht onttrokken, ligt de Hunenborg, een ringwalburcht die nu bestaat uit de beboste restanten van een hoofdburcht en een voorburcht die nauwelijks nog zichtbaar is. Zo’n ringwalburcht (of walburcht) is een type versterking uit de prehistorie op een makkelijk te verdedigen plaats, meestal omringd door houten of aarden wallen en geulen.