HENK RAAK
Henk Raak (Hollandscheveld, 21 juli 1920 – Overveen, 6 juni 1944) was een Nederlandse verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij werd geboren als een van de elf kinderen in een Nederlands-hervormd boerengezin dat woonde op het ‘Hoekje’ in het veendorp Hollandscheveld bij Hoogeveen. Hij was loket-beambte in het hoofdpostkantoor aan de Hoofdstraat in Hoogeveen en woonde bij zijn ouders in Hollandscheveld. Henk was een lange, zwijgzame jongen, die actief was in het bestuur van de plaatselijke voetbalclub HSC en met een aantal vrienden een muziekvereniging oprichtte. In mei 1940 was hij als militair gewond geraakt bij de gevechten aan de Grebbeberg. Zijn onderdeel moest helpen de Grebbelinie te verdedigen. Deze verdedigingslijn lag bij Wageningen en Rhenen, aan een van die plekken waar dagenlang hevig gevochten werd tussen het Nederlandse en het Duitse leger. In ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog citeert Lou de Jong een hoge Nederlandse officier: ‘Een soldaat die rechts van mij staat, merkt rustig op dat ook hij getroffen is en dat zijn oog eruit hangt. Desondanks hielp die soldaat de gewonde adjudant wegbrengen voor hij zelf medische hulp zocht.’ Die soldaat was Henk Raak, die een granaatsplinter in zijn rechteroog en vanaf dat moment dat oog moest missen. Bij de gevechten waarbij Henk was betrokken vonden 380 Nederlandse militairen de dood. Sindsdien was het gezin Raak fel anti-Duits.
Henk Raak (midden) met twee broers
hierboven (links) in militaire dienst
Henk Raak werd bij het verzet betrokken door zijn jongere zus Jannie Raak (Hollandscheveld, 5 juli 1922 – Assen, 29 juli 1957). De pas achttienjarige Jannie was werkzaam als koerierster voor het verzet. In de eerste jaren van de Duitse bezetting werkte Jannie Raak als bediende op het regionale distributiekantoor in Hoogeveen, waar stam- en bonkaarten werden uitgegeven aan de bevolking. In Hoogeveen waren veel schippers ingeschreven die meestal niet in het dorp waren. De kaarten die daardoor overbleven, werden door Raak en haar collega’s doorgespeeld aan verzetsmensen, waaronder Albert Rozeman (Victor). Zo kon de eerste nood worden gelenigd van onderduikers die zelf niet aan kaarten konden komen. Omdat haar buren in Hollandscheveld NSB’ers bleken te zijn en het gezin Raak door de Duitsers in de gaten werd gehouden, dook ze aan het eind 1941 onder en kwam ze op een opsporingslijst van de Sicherheitsdienst (SD). Haar plaats op regionale distributiekantoor werd in 1942 ingenomen door haar verloofde Jan Naber (Hoogeveen, 1923 – Orvelte, 29 juli 1957), die lid was van de in 1943 opgerichte verzetsgroep van Jan Gunnink, wat zou uitgroeien tot de latere KP-Meppel met leden als Fokke Jagersma, Albert Rozeman (Victor), Gerrit de Boer, Henk Potman en de drie zonen van Gunnink. Naber vormde samen met Rozeman de zogenaamde NV (Nico Victor). Hun verzetsnamen kozen ze omdat Victor in het Latijn overwinnaar betekent en de naam Nico komt van het Griekse Nikè, wat overwinning betekent. De NV was een begrip in het verzet. Ze werkten met zijn tweeën aan acties of sloten ze zich aan bij andere knokploegen. Zo werkten ze in 1943 samen met Johannes Post. Weldra trad ook Jannie Raak tot dit netwerk toe. Op 17 februari 1944 pleegden Naber, Rozeman en Henk Raak om vijf uur in de ochtend een overval op het hoofdpostkantoor in de Hoofdstraat van Hoogeveen. Hierbij werden 13.000 distributiekaarten buitgemaakt, waarmee onderduikers van eten konden worden voorzien. Vanaf dat moment zat de Sicherheitsdient hen nog feller op de hielen. De rest van de oorlog zou Jannie van het ene onderduikadres naar het andere zwerven, maar haar verzetswerk gewoon voortzetten. Ze was niet enkel koerierster, maar ook actief lid van een knokploeg en pleegde diverse overvallen. Na de oorlog trouwde ze met Jan Naber. Het echtpaar raakte op 29 juli 1957 betrokken bij een ernstig verkeersongeval in de buurt van Orvelte. Naber was op slag dood, Jannie Raak overleed in een ziekenhuis in Assen, de twee dochters van het echtpaar overleefden het ongeluk.
Jannie Raak en Jan Naber
Henk Raak dreef aanvankelijk in de eerste oorlogsjaren in zijn vrije tijd een drukkerijtje, waar officieel slechts visitekaartjes en familiedrukwerk werd verzorgd. Tussendoor werden echter verzetsblaadjes zoals Vrij Nederland en Je Maintiendrai gedrukt, die werden onder meer verspreid door Jannie Raak. Daartoe gestimuleerd door zus Jannie begon zijn verzetsactiviteiten door onderduikers van adressen te voorzien, maar pleegde later ook overvallen en deed divers ander verzetswerk. Henk Raak, Albert Rozeman en Jan Naber pleegde dus op 17 februari 1944 om vijf uur in de ochtend een overval op het hoofdkantoor in Hoogeveen.Henk Raak werkte op dat hoofdkantoor en had die ochtend vroege dienst. Aan het begin van zijn dienst werd hij overvallen. De overvallers namen 13.000 distributiebonnen mee. De Duitsers vonden het wel erg opvallend dat de overval precies op een moment plaatsvond dat er een enorme voorraad bonnen in het postkantoor was. Ze waren ervan overtuigd dat iemand de knokploeg een tip gegeven had en Raak, die bekend was met het vervoer van de distributiebonnen, was de voornaamste verdachte. Dezelfde dag nog werd Henk gearresteerd en overgebracht naar Assen. Hij werd drie weken lang ondervraagd, maar liet niets los. Hoewel de Duitsers hem nog steeds niet vertrouwden, lieten zij hem tenslotte gaan. De Sichterheitsdienst kon niets bewijzen, maar bleef hem in de gaten houden. Toen Albert Rozeman gearresteerd werd en na zware martelingen zijn naam noemde, werd Henk Raak in de nacht van 20 op 21 maart 1944 door de Sicherheitsdienst gearresteerd. Die waren eigenlijk bij een inval op zoek naar Jannie Raak, maar troffen daar slechts Albert Rozeman aan. Henk Raak werd weer overgebracht naar de gevangenis in Assen en werd daar wekenlang ondervraagd. Het zal er daarbij niet zachtzinnig aan toegegaan zijn. Hij werd daarna overgebracht naar Kamp Vught en daar door het Polizeigericht in Kamp Vught ter dood veroordeeld. Het moment van de uitvoering van de doodstraf moest hij afwachten in Kamp Amersfoort. In de nacht van 5 op 6 juni 1944 werd hij, samen met 28 anderen van Kamp Vught, naar de duinen bij Overveen gebracht en daar in de vroege ochtend doodgeschoten. Albert Rozeman was één van de 28 andere verzetsmensen die voor het executiepeloton stonden.