DUITSE KOLONIËN 1
Pas in 1871 verscheen Duitsland dus op het wereldtoneel. Andere Europese landen hadden in de voorgaande eeuwen vaak omvangrijke koloniale rijken opgebouwd. Gedurende een korte periode aan het einde van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw hadden enkele Duitse staten wel pogingen gedaan om koloniën te stichten, maar door de zware concurrentie van koloniale grootmachten zoals Groot-Brittannië, Frankrijk en de Nederlanden gingen deze na korte tijd weer verloren. De Brandenburgisch-Afrikanische Compagnie had vanaf 1682 koloniën (handelsposten) op de Goudkust gesticht. Met de plaatselijke bevolking werd een verdrag gesloten, waarna begonnen werd met de bouw fort Groß Friedrichsburg en de Brandenburgse rode adelaar kon worden geheven aan de kust van het huidige Ghana. In de nieuw gestichte kolonie werd vooral gehandeld in slaven, gom, ivoor, goud en zout. Frederik Willem, de heerser over Brandenburg-Pruisen, streed tot aan zijn sterfbed voor het behoud van ‘zijn’ koloniën, maar zijn kleinzoon, de zuinige Soldatenkoning Frederik Willem I van Pruisen, zag het belang ervan niet zo in en verkocht zijn Afrikaanse bezittingen in 1717 voor ‘7200 dukaten en 12 moren’ aan de Nederlanders. Ondanks de verkoop duurde het nog tot 1724-1725 voordat ze hun eigendom in bezit konden nemen, want het Afrikaanse Ahante-opperhoofd Jan Cunny aan wie Frederik Willem de bescherming van het fort had overgelaten, legde zich niet neer bij de verkoop. Pas na een lange, bloedige en dure strijd wisten de Hollanders het fort Gross Friedrichsburg te veroveren. Ze doopte het om tot Fort Hollandia en lieten het min of meer aan zijn lot over. In 1815 werd het verlaten en in 1872 kwam het in Engels bezit. De ruïne van het fort, een paar uur verwijderd van de Ghanese hoofdstad Accra, staat er nog steeds en bestaat uit een massieve vesting, een herenhuis en bunkers.
Boven en rechts: Gross Friedrichsburg
Frederik Willem pachtte in 1685 ten behoeve van de handel in slaven ook het Caribische eiland Saint Thomas van de Deense West-Indische en Guineese Compagnie. Tijdens zijn tweede reis in 1493 ontdekte Columbus een groep eilanden, die werden bewoond door Ciboney-, Carib-, en Arowakken-indianen. Ze werden de Maagdeneilanden genoemd naar Heilige Ursula en haar maagdelijke aanhangers. In 1672 lijfde de Deense West-Indische en Guineese Compagnie van die eilandengroep eerst Saint Thomas in; in 1694 werd Saint John bezet en in 1733 werd Saint Croix van de Fransen gekocht. In 1754 werden de eilanden verkocht aan de Deense koning, waardoor ze Deense kolonies werden. In de eerste dertig jaar van de kolonie Saint Thomas bestond een groot gedeelte van de blanke bevolking uit sprekers van het Nederlands, afkomstig uit Zeeland, West-Vlaanderen of het Caribisch gebied. Ondanks de officiële Deense overheid was de taal die de overheid gebruikte tot in de tweede helft van de achttiende eeuw het Nederlands, het zogenaamde Negerhollands. Van deze taal zijn verscheidene achttiende-eeuwse teksten overgeleverd. In 1833 verscheen het laatste gedrukte werk in deze taal en pas in 1987 overleed de laatste spreekster van de taal. Op Saint Thomas werd overigens in juli 1830 de impressionistische schilder Camille Pissaro geboren, die zijn gehele verdere leven behalve de Franse ook de Deens nationaliteit zou hebben. Tot de afschaffing van de slavernij in juli 1848 was het verbouwen van suikerriet de belangrijkste economische activiteit. In januari 1917, op het hoogtepunt van de duikbootoorlog in de Eerste Wereldoorlog, verkochten de Denen het eiland voor 25 miljoen dollar aan de Verenigde Staten, die vreesde dat de Duitsers het eiland zouden bezetten en vlakbij hun marinehavens er een onderzeebootbasis zouden vestigen. In 1927 kregen de inwoners van Saint Thomas het burgerschap van de Verenigde Staten. De Amerikaanse Maagdeneilanden gelden in de Verenigde Staten als een unincorporated territory, waarbij gebieden worden bedoeld die wel door de USA worden beheerd, maar die geen integraal onderdeel uitmaakt van de Verenigde Staten uitmaken (‘Under United States law, an unincorporated territory is an area controlled by the United States government that is not “incorporated” for the purposes of United States constitutional law. In unincorporated territories, the U.S. Constitution applies only partially. In the absence of an organic law, a territory is classified as unorganized. In unincorporated territories, “fundamental rights apply as a matter of law, but other constitutional rights are not available”. Selected constitutional provisions apply, depending on congressional acts and judicial rulings according to U.S. constitutional practice, local tradition, and law.[citation needed’). Een omschrijving die aangeeft dat Saint Thoma en de twaalf andere gebieden die onder de definitie vallen in wenzen een semi-koloniale status hebben.
Van 1685 tot 1721 hoorde ook Arguin tot de Deense koloniën. Het eiland, slechts 12 km² groot, lag in een baai van de Atlantische kust en was daardoor een aantrekkelijke uitvalsbasis voor de slavenhandel. Arguin werd in 1443 door de Portugezen ontdekt, die er direct ten behoeve van de slavenhandel een handelspost opzette. In februari 1633 werden de Portugezen echter verdreven door de West-Indische Compagnie die in naam van de Republiek der Verenigde Nederlanden het eiland veroverde en er een post voor de handel in gom opzette. Nadat eerder nog met succes een Engelse poging de boel over te nemen was verhinderd, werd het eiland in september 1678 door de Fransen overgenomen. Zij vernietigden echter alles wat bruikbaar was en verlieten het nog dezelfde maand. Tot oktober 1685 zou het eiland er verlaten bijliggen, toen het keurvorstendom Brandenburg er een handelspost bouwden. Op 7 maart 1721 veroverden de Fransen het opnieuw. Kort nam de West-Indische Compagnie het bestuur weer over (1722-1724), waarna de Fransen Arguin weer bezeten (1724-1728). In maart 1728 kwamen lokale bevelhebbers aan de macht, waaraan in 1902 een eind kwam toen de Fransen van Arguin en Mauritanië eerst een protectoraat en in 1920 een kolonie maakte. Arguin werd ingedeeld in een van de twaalf regio waarin het land werd ingedeeld. In 1960 zou Mauritanië haar onafhankelijkheid verkrijgen. De slavernij zou er pas in 1981 officieel worden afgeschaft, waarmee Mauritanië de laatste slavenstaat ter wereld was, en pas in 2007 werd slavernij er wettelijk strafbaar gesteld.
Van 1698 tot 1693 was Krabbeneiland een kolonie van het keurvorstendom Brandenburg. Het eiland was ook in 1493 door de Spanjaarden ontdekt, die er al spoedig op heftig verzet stuitte van de oorspronkelijke bewoners, de Taíno-indianen. Uiteindelijk werd bijna de voltallige bevolking uitgemoord, slechts enkelen werden gevangen gezet of als slaven verkocht. De Spanjaarden vertrokken al snel, waarna het eiland eeuwenlang het toevluchtsoord werd van outlaws en piraten. Verschillende landen probeerden het eiland toe te eigenen. De Schotten leken succesvol toen ze in 1682 in naam van de Company of Scotland Trading to Africa and The Indies het eiland bezette, maar de vreugde was van korte duur. Kort hierna arriveerde een Deens schip die de Schotten verdreef en het eiland toevoegde aan hun koloniën. Het werd vanaf 1689 tot 1693 door hen voor vijf jaar verpacht aan de Brandenburgisch-Africanisch-Americanische Compagnie (BAAC). In 1800 heroverde de Spanjaarden het eiland, die Viegues, zoals het eiland toen werd herdoopt, eerst toevoegde aan het gouverneurschap van Puerto Rico, dat Viegues in 1854 officieel annexeerde. In de loop van de negentiende eeuw werden duizenden overgebracht om op de suikerplantages te werken; sommigen als vrije economische migranten en velen als slaaf vanaf de omliggende eilanden in het Caribisch gebied. In 1898 kwam met de Spaans-Amerikaanse Oorlog een eind aan het Spaanse koloniale rijk, waarmee onder meer Puerto Rico onder Amerikaans bewind kwam. In de jaren twintig en dertig ging in Viegues de suikerindustrie definitief ter ziele. In 1941 vestigde de Amerikanen op het eiland een luchtmachtbasis voor hun marine, vooral bedoeld als veilige vluchthaven voor de Britse vloot ingeval de Britten de Slag om Engeland zouden verliezen. Het leidde in latere jaren tot massale protesten van de bevolking vanwege de grootschalige landonteigeningen, de schade aan het milieu en de dreigende gevaren voor de volksgezondheid. In 2003 werd de marinebasis opgeheven.
Tot slot was het keurvorstendom in 1696 kort actief op het eiland TerTholen in het Caraïbisch gebied en in 1700 in Whydah. De Spanjaarden ontdekte het onbewoonde eiland in 1493, maar besteedde er verder geen aandacht aan. In 1648 namen de Nederlanders het eiland in bezit, maar dat leidde tot constante conflicten bij de Spaanse buren. In 1672 annexeerde de Britten het, direct gevolgd door de Denen, die er van 1672 tot 1733 de baas waren. Vanwege de strategische ligging namen de Britten het nadien weer over. TerTholen dankte haar naam als verwijzing door de Nederlanders aan het Zeeuwse eiland Tholen. Onder de naam Tortola is het nu het grootte van de vier hoofdeilanden van de Britse Maagdeneilanden, een eilandengroep van meer dan vijftig eilanden en het grootste belastingparadijs ter wereld. De eilandengroep is een Britisch overseas territory, een van de veertien gebieden die onder de soevereiniteit vallen van het Verenigd Koninkrijk, maar geen deel uitmaken van het Verenigd Koninkrijk zelf.Vergelijkbaar dus aan de status van de Amerikaanse unincorporated terrotories. Omdat de inwoners de Britse nationaliteit hebben, worden ze ook beschouwd als inwoners van de Europese Unie, hoewel hun land geen deel uitmaakt van Europa. Hierin kan dus na de Brexit, als die ooit doorgaat, voor de bewoners wel eens een ingrijpende verandering komen. Ook in Whydah, dat momenteel als Ouidah in Benin bekend staat, waren de Brandenburg-Pruisen in 1700 even actief. Ze hadden er een klein steunpunt voor hun zeevloot, zoals ook de Britten en Nederlanders dat in het plaatsje hadden. De stad was namelijk in die periode voor diverse Europese landen belangrijk voor hun slavenhandel, vooral naar Brazilië. De Britse, Franse, Nederlandse en Portugese forten staan nog steeds in het plaatsje.