MIMI HAMMINCK SCHEPEL

Mimi Hamminck Schepel (Venlo 15 december 1839 – ‘s-Gravenhage, 25 september 1930) was een vrijdenkster, schrijfster, vertaalster en onderwijzeres. Ze is echter vooral bekend omdat ze gehuwd was met de schrijver Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli (Amsterdam, 2 maart 1820 – Ingelheim am Rhein, 19 februari 1887). Mimi  was een dochter van de militair Johannes Christiaan Pieter Hamminck Schepel (1808-1870) en Maria Volck (1815-1863), als oudste in een gezin van vijf meisjes en twee jongens (zie foto hieronder). Haar vader had simpelweg besloten zijn laatste doopnaam aan zijn achternaam toe te voegen aan zijn achternaam, waarna het weinig deftige ‘Schepel’ ineens werd gewijzigd in het adellijk klinkende ‘Hamminck Schepel’.  Vanwege de vele verplaatsingen die een militaire loopbaan met zich meebracht, verhuisde het gezin veel. Omstreeks 1860 woonde Mimi in Den Haag, waar ze dat jaar een eerste onderwijsakte haalde, in 1861 volgden de lagere akten voor Frans en Engels en op 11 april 1863 de akte als hoofdonderwijzeres. In die jaren volgde zij ook de lidmatencatechisatie (voortgezet godsdienst-onderwijs voor leden van een bepaalde protestante kerk) van de ‘moderne’ predikant J.C. Zaalberg. In die periode maakte ze via de feministische schrijfster Marie Anderson kennis van de Minnebrieven (1861) van Eduard Douwes Dekker (Multatuli), met daarin de revolutionaire ‘Geschiedenissen van gezag’. Uit eigen beweging schreef zij de schrijver een brief. Daarop deed Multatuli bij de aflevering van zijn Ideën van 22 april 1862 een oproep aan haar om een postadres aan hem bekend te maken: ‘Zijzelve kan begrijpen dat ik haar iets te zeggen heb’.

Het leidde tot een briefwisseling tussen beiden, met soms stormachtige episoden, wat is af te leiden uit de van Douwes Dekker bewaarde brieven. Die van Mimi zij allen vernietigd. In 1862 ontmoetten ze elkaar enkele malen, maar Mimi verbrak herhaaldelijk het contact omdat zowel dominee Zaalberg als haar vader bezwaar maakten tegen hun omgang. Na de dood van haar moeder op 9 juni 1863 vertrok Mimi naar het buitenland. In oktober 1863 krijgt haar vader bezoek van de echtgenote van Douwes Dekker, Tine van Wijnbergen, om voor Mimi omgangsrecht met haar man te bepleiten. Mimi was toen als gouvernante werkzaam in Duitsland, Zwitserland en Frankrijk. Waarschijnlijk heeft ze Douwes Dekker eind 1864 in Parijs ontmoet; zeker is dat zij en het echtpaar Douwes dekker gezamenlijk in Brussel waren. In maart 1865 bivakkeerden Mimi en Multatuli enkele dagen in Amsterdam op een zolderkamer van R.C. d’Ablaing van Giessenburg (1826-1904), een uitgever die onder de naam R.C. Meijer ook als journalist werkzaam was. Douwes Dekker had toen al een tijdlang een zware creatieve impasse, reden voor Mimi een baan te aanvaarden als secondante op de eerste kweekschool voor meisjes in Arnhem om in het levensonderhoud te voorzien. Toen men echter ontdekte dat zij contact had met Multatuli, werd ze ontslagen. In de tussentijd was Douwes Dekker weer eens in een conflict verzeild geraakt. Op 1 december 1865 was hij aanwezig in de Salon des Variétés in de Amsterdamse Nes, waar het café chantant-gezelschap van Hubert Sauvlet optrad. Douwes Dekker stoorde zich aan het onbeleefde gedrag van een paar toeschouwers, die zich vrolijk maakten over het uiterlijk van mevrouw Sauvlet-Zerr, de sopraan op het toneel. Hij riep de heren achter hem tot de orde en deelde daarbij een paar rake klappen uit. Deze heren deden enkele dagen later bij de politie aangifte van mishandeling. Op 8 januari 1866 ontving Douwes Dekker een dagvaarding om op 18 januari op de arrondissementsrechtbank te verschijnen. Een al geplande reis naar Duitsland werd daarvoor even uitgesteld. Stipt op tijd verscheen de schrijver ter zitting, die uiteraard grote belangstelling van de media trok. Hij moest daar echter wachten tot de zaak vóór hem was afgedaan en daar had hij geen zin in. Hij vertrok weer direct, waarna de zaak bij verstek werd behandeld. Het vonnis – “een gevangenisstraf van 15 dagen, in eenzame opsluiting te ondergaan, en tot betaling van twee geldboetes van acht guldens elk…” – vernam hij pas veel later in Duitsland. Hij was nu wel gedwongen om daar te blijven. De ballingschap zou ruim twee jaar duren, tot 3 maart 1868 toen de straf en het vonnis hem werden kwijtgescholden nadat hierover met de regering een overeenkomst was afgesloten.

Mimi had toen al een schriftelijke trouwbelofte van Dekker. Vanaf het moment dat hun ballingschap inging, begon voor Mimi Hamminck Schepel een kommervol bestaan, met geldgebrek en talloze verhuizingen. Dit werd behoorlijk in de hand gewerkt door de gokverslaving van Douwes Dekker en zijn halsstarrige pogingen aan de speeltafel de bank te laten springen. In De Groene Amsterdammer verscheen in 2001 on der noemer ‘Ik ben zeer verdrietig’ een treffende beschrijving van zijn armoedige omstandigheden en de bedelbrieven die de beroemde schrijver van de Max Havelaar moest schrijven. In april 1867 vertrok Mimi met geld van haar vader naar Wenen voor studie of werk, in november was ze weer terug. Multatuli schreef aan Tine, die inmiddels in Italië woonde, dat Mimi hem in leven hield en zijn ellende deelde. Ze hielp hem bij zijn correspondentschap voor de Opregte Haarlemsche Courant, waar hij als broodschrijverij van juli 1866 tot en met december 1869 vrij uitgebreide en redelijk betaalde samenvattingen schreef over hetgeen de Duitse kranten zoal te melden hadden. Nu was daar in die tijd zeer veel aan de hand; de vereniging van tientallen koninkrijken, hertogdommen en staatjes in het keizerrijk Duitsland was in de maak. Nu had Douwes Dekker over eigenlijik alles wel een mening, maar in de brave stukjes voor zijn Haarlemse krant kon hij die eigen mening niet kwijt. Om die toch te kunnen spuien, voegde hij aan  het vaste rijtje kranhten waaruit hij citeerde (de Coblenzer Zeitung, het Frankfurter Journal, de Kölnische Anzeiger, het Norddeutsch Volksblatt, de Provincial-Correspondenz, de Zeidlersche Correspondenz en Die Zukunft) een verzonnen krant toe, de Mainzer Beobachter. De stukjes die hij schreef uit deze krant zijn later apart in boekvorm verschenen. Onder de naam Mainzer Beobachter wordt een dagelijks blog bijgehouden, dat overigens voornamelijk over de Oudheid gaat.

Mimi vertaalde ook Max Havelaar in het Duits, maar publicatie bleef uit. Haar vader was inmidde4ls hertrouwd en uit Den Haag vertrokken. Met haar deel van de erfenis kocht ze een huis in Den Haag. Eind februari ook Tine en de kinderen vanuit Italië en trokken bij hen in. Vijftien maanden voerden Douwes Dekker, Tine en Mimi zo een gemeenschappelijk huishouden. In april 1870 vertrok Multatuli om gezondheidsredenen naar Mainz en een maand later vluchtte Tine terug naar Italië. Mimi zelf bleef in Nederland achter omdat haar vader in Hilvarenbeek op sterven lag. Na zijn begrafenis en de daarbij horende zaken te hebben afgehandeld, reisde zij naar Duitsland om zich weer te voegen bij Douwes Dekker. In november1870 vestigden het paar zich in Wiesbaden. De schrijver was inmiddels over zijn creatieve impasse heen en zijn uitgever (Funke) bezorgde Mimi vertaalwerk. Nadat Tine op 13 september 1874 in Venetië was overleden, kon het stel eindelijk trouwen. Zij trouwden op 1 april 1875 in Rotterdam; Mimi noemde zich voortaan trots Mevrouw Douwes Dekker-Hamminck Schepel. Omdat zij geen kinderen kon krijgen – ze had hiervoor al in 1873 een vrouwenarts geconsulteerd – nam zij in maart 1878 een Duitse pleegzoon aan: Eduard (Wouter) Bernhold (1876-1945), waarover dit interessant verhaal de ronde doet. Adoptie bleek later onmogelijk. In 1879 verhuisde het gezin Douwes Dekker naar Geisenheim en in 1881 naar een villa in Nieder-Ingelheim, die ze dank zij een mecenas hadden kunnen kopen. Daar stierf Eduard Douwes Dekker op 19 februari 1887.

Na Multatuli’s dood verkocht Mimi het huis in Nieder-Ingelheim en keerde terug naar Nederland. Tot haar schrik was gebleken dat de echte kinderen recht hadden op het grootste deel van de erfenis. Met veel steun van vrienden werd er een ‘Wouterfonds’ opgericht om de studie van haar pleegzoon te bekostigen. In juni 1887 verhuisde Mimi met de twaalfjarige Wouter naar een Amsterdamse woning, waar Willem Paap (1856-1923) bij haar introk. Deze romancier, advocaat en Multatuliaan bezorgde haar weer enige levenslust en trad op als haar adviseur, terwijl zij de huishouding deed. Meteen na Multatuli’s dood was geharrewar ontstaan over zijn nagelaten correspondentie. Uitgever Elsevier zat op het vinkentouw vanwege een verleend voorschot en dus loste Mimi die schuld af door snel een paar uitgaven te verzorgen, waaronder de door Multatuli steeds geweigerde bloemlezing uit de Ideën: Woutertje Pieterse (1890). Met hulp van Paap verscheen de uitgave van de Brieven van Multatuli. Voor de brieven sloot Mimi een draconisch contract met uitgever Versluys, voor eerst zes, later nog eens vier delen (30 oktober 1891 en 18 juni 1895). Als opdrachtgeefster had zij beslissingsbevoegdheid in alles en Versluys had recht op een overeengekomen deel van de winst, maar droeg ook alle het risico. Gelukkig voor Versluys liep de reeks meer dan uitstekend. Paap wist haar ervan te overtuigen veel over het leven van Douwes Dekker prijs te geven, wat wel tot veel woede en verontrusting leidde bij familie en vrienden van de schrijver. Vanaf 1899 verschenen in Duitsland vele vertalingen die de Duitse vertaler en Multatuli-volgeling Wilhelm Spohr in samenwerking met Mimi had gemaakt. Zij stond hem bij met documentatie en volgde zijn werk, maar niet kritiekloos.

In 1904 verhuisde mevrouw Douwes Dekker-Hamminck Schepel naar Scheveningen en later naar Den Haag, samen met mejuffrouw A.C. Everts (1879-1956), die 26 jaar lang haar huisgenote en verzorgster was. Op 25 september 1922 werd zij benoemd tot erelid van de Vereeniging ‘Het Multatuli-Museum’. Op haar negentigste verjaardag in 1929 werd zij in haar Haagse woning in de Archimedesstraat uitbundig geëerd. Een jaar later, op 25 september 1930, overleed ze in aan een longontsteking. Ze werd enkele dagen later gecremeerd, net als haar echtgenoot, die de eerste Nederlander was geweest die ooit was gecremeerd. Voor Eduard Douwes Dekker en Mimi Hamminck Schepel is in 1948 een monument opgericht bij het crematorium Westerveld, omdat beiden vooraanstaande pleitbezorgers van crematie waren.

Vergeten wordt vaak dat ze sinds 1872 veel boeken vertaalde van Fanny Lewald, Leopold von Sacher Masoch, Elisa Lynn Linton en James Payn in Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië en Het Vaderland. Tevens schreef zij verhalen voor Nederland en De Nederlandsche Spectator en onder het pseudoniem Heloize produceerde ze later ook eigen werk schreef, waaronder – hoe kan het anders – een bloemlezing uit Multatuli’s werken. Het leven van Mimi Hamminck Schepel heeft geheel in het teken gestaan van haar toewijding aan Eduard Douwes Dekker en na diens dood het verzorgen van zijn literaire nalatenschap. Ze bezorgde veel uitgaven van Multatuli’s werken, voorzien van voor- of nawoorden. Haar dagboekaan-tekeningen vormden bijna een schaduwdagboek van dat van Multatuli. De nog steeds talrijker Multatulianen mogen haar dankbaar zijn, maar er was en is ook veel kritiek, want ze heeft ook veel weggelaten en voor altijd vernietigd.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: