DE BEVRIJDING VAN NEDERLAND EN BELGIË 7

8 mei 1945, Amsterdam

Amsterdam werd in de oorlogsjaren door twee grote rampen getroffen: de deportatie van ruim 60.000 joodse bewoners en de Hongerwinter van 1944-1945 toen 2.300 burgers stierven door het gebrek aan voedsel, brandstof, medicijnen. In de laatste oorlogsdagen kwam daar nog een kleine ramp bij.
Op vrijdagavond 4 mei 1945 werd de officiële capitulatie ondertekend en was de oorlog officieel ten einde, maar het zou nog vier 4 dagen duren voordat de grote troepenmacht van de geallieerden Amsterdam binnen zou trekken en de stad officieel was bevrijd. Op zaterdag 5 mei trokken duizenden Amsterdammers al richting Amstellaan (Vrijheidslaan) en Berlagebrug om feestelijk uitgedost de bevrijders te verwelkomen. Dat was rijkelijk vroeg, want de uitwerking van het capitulatieverdrag werd pas op 5 mei in Wageningen overeengekomen. Een van de afspraken daarbij was dat de geallieerden legers pas op maandag 7 mei 1945 het nog bezette deel van Nederland zouden binnentrekken. Op een enkele geallieerde patrouille na bleef die 5e mei een grote intocht in Amsterdam dus uit en dat zou ook op 6 mei en 7 mei het geval zijn. Daardoor bleef de situatie behoorlijk gevaarlijk, want de bezetter weigerde zich over te geven aan de BS (Binnenlandse Strijdkrachten) en de andere gewapende ondergrondsen. Enerzijds had dat met enig dedain ten opzichte van de BS te maken, maar een andere belangrijke reden was dat men vreesde dat die BS en de verzetsbewegingen zouden overgaan tot represailles. Zij wilden daarom de wapens alleen neerleggen bij de geallieerden van wie men een eerlijkere behandeling verwachten.

Op 7 mei 1945 omstreeks 13.00 uur bereikte een kleine  verkenningseenheid de stadsgrens van Amsterdam. De groep van 32 man, waaronder twee oorlogscorrespondenten, bleven echter aan de stadsgrens staan. De Nieuwe Amsterdammer schreef hierover in haar editie van 8 mei onder de titel ‘In edelen wedijver naar Amsterdam”: ‘Wilde geruchten deden gisterenochtend de ronde in de stad. Ze komen wèl…. ze komen morgen…. ze komen vanavond. De hardnekkigen, die ondanks deze geruchten al bij het ochtendkrieken aan de Berlagebrug postgevat hadden, kregen gelijk. Om half één rolde het eerste geallieerde legervoertuig de stad binnen, onder een enthousiasme, dat waarlijk onbeschrijfelijk was. Het was een kleine patrouille bestaande uit enkele Brenguncarriers en wat motoren behoorende tot de verkennings afdeeling van het 49ste regiment van het eerste Canadesche leger. De manschappen zijn echter Engelschen, die bij dit leger, dat onder bevel van generaal Crerar staat, zijn ingelijfd. Een oogenblik spreken wij met één hunner. We hadden Canadeezen verwacht. De Engelsman lacht onder zijn wijnroode baret. Wij zijn ze te vlug af geweest, zegt hij. Morgen of vannacht komt ‘the bulk’, de hoofdmacht. De opdracht van de allereerste bevrijders, die de hoofdstad binnen reden luidt, dat zij te Amsterdam moeten blijven in afwachting van hun wapenbroeders.

Tegen alle afspraken waren ’s morgens vroeg op het Stationsplein al ongeveer vierhonderd Duitsers aangehou-den, ontwapend en in treinen geduwd. Dat alles werd gezien door de SS’ers in het Victoria hotel en een door Duitsers bezet deel van het station zelf. Het kan niet anders dan dat onderdelen van de Binnenlandse Strijdkrachten die morgen al vroeg actief waren, waarmee ze de sfeer wel op scherp zetten. De Duitsers vertrouwden niet langer dat de afspraken van 5 mei in Wageningen zouden worden nageleefd en vreesden allerlei represailles. Ze zouden dat in de loop van de dag steeds meer bevestigd zien, met noodlottige gevolgen.

Intussen hadden zich al duizenden mensen op de Dam verzameld om een spontaan bevrijdingsfeest te beginnen. De bevrijders stonden immers aan de stadsgrens en men verwachten dat elk moment de Canadezen naar het stadscentrum zouden doortrekken. Er was muziek van draaiorgel ‘Het Snotneusje’ en mensen dansten in het rond. De stad was echter nog vol met gewapende Duitse militairen en milities van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS). Maar aan die BS was door de geallieerden opgedragen om geen Duitsers te ontwapenen en zich niet gewapend op straat te vertonen. Rond drie uur ’s middags werd plotseling door Duitse militairen geschoten vanaf het balkon van De Groote Club, op de hoek van de Kalverstraat. Het is altijd onduidelijk gebleven waarom de Duitse militairen begonnen aan deze schietpartij die ongeveer twee uur duurde. Er is de mythe dat de schietpartij werd begonnen door gefrustreerde dronken soldaten, die het Duitse verlies niet konden verwerken, wellicht aangespoord door de beelden van kaalgeschoren ‘moffenhoeren’ en de vrees dat zij weleens konden worden gelyncht. Een serieuze theorie zegt de BS twee leden op de hoek van de Paleisstraat en Spuistraat aanhielden en wilden ontwapenen, waartegen en van hen zich verzette. Hij werd daarop door een BS-man doodgeschoten, wat voor een aantal Duitse zeemiliciens op het dak van De Groote Club de aanleiding was te schieten in de richting van deze BS’ers.  

De menigte op de Dam vluchtte in paniek uiteen. Velen probeerden zichzelf in veiligheid te brengen door naar het Damrak en de aanliggende straten te rennen. Een aantal kwam daarbij in het schootsveld terecht of werd onder de voet gelopen. Een aantal mensen zocht dekking achter lantaarnpalen, een tweetal kleine kiosken en het draaiorgeltje. Er vielen volgens lang gehanteerde cijfers tweeëntwintig doden, gebaseerd op toenmalige krantenartikelen waarbij dit aantal het vaakst werd genoemd. De aantallen in de krantenartikelen varieerden  tussen negentien en veertig slachtoffers, maar volgens in 2013 aan het licht gekomen feiten waren er 31 doden en werd niet uitgesloten dat het er nog meer zijn geweest. Ook het aantal gewonden is niet exact bekend. Krantenartikelen hadden het over honderd tot honderdtwintig gewonden. Op 7 mei 2016 werden op de Dam 31 naamstenen onthuld van degenen waarvan zeker was dat ze aan het bloedbad waren overleden. Een jaar later werd er een steen aan toegevoegd met een 32ste naam.

Na zo’n twee uur hield het schieten op. Er is al evenveel onduidelijkheid hoe de beide partijen tot een staakt het vuren kwamen. Volgens journalist Auke Kok hebben de Duitse commandant en de commandant van de BS gezamenlijk de schietende partijen tot kalmte kunnen brengen. In een artikel in Vrij Nederland van 28 maart 1981 werd echter beweerd dat een van oorsprong Oostenrijkse immigrant, de embryoloog dr. H.A.L. Trampusch, het schieten weten te beëindigen door de commandant in De Groote Club aan de telefoon te krijgen en hem te hebben meegedeeld dat hij voor de krijgsraad zou worden gesleept als niet onmiddellijk met schieten zou worden gestopt. Anderen beweren echter dat de Nederlandse majoor Carel Frederik Overhoff, een BS-commandant, met gevaar voor eigen leven tijdens de schietpartij heeft ingegrepen, waarvoor hij later de Militaire Willems-Orde ontving.

Verhalen over de schietpartij op de Dam bereikten BS’ers elders in de stad. Die waren buiten zinnen en belust op wraak. Een Duitse eenheid ontvluchtte de Dam en hoopte via het Centraal Station weg te kunnen komen. De Duitsers waren dus in paniek en bezette een deel van het station. In het Victoria Hotel zaten gewapende SS’ers, terwijl er dus ook vanaf het Damrak nog schietende Duitsers het Stationsplein naderden. De Binnenlandse Strijdkrachten waren inmiddels alom aanwezig. Die kwamen enerzijds vanaf het Damrak, achter de vluchtende Duitsers aan, van de kant van de St. Nicolaaskerk werd er geschoten door BS’ers die uit oost waren gekomen. Vanaf de Martelaarsgracht kwamen er tot overmaat van ramp Duitsers richting het CS. Die waren daar op de vlucht geslagen na schermutselingen met BS’ers. Daar werden Duitsers gevangen gezet in het Paleis op de Dam. Pas om 16.50 uur kwam een wapenstilstand tussen de Binnenlandse Strijdkrachten en de Duitse soldaten tot stand. Er kwam hier in totaal negentien man om het leven: zeventien Duitsers, Jan de Jongh, een 33-jarige wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee en lid van een verzetsgroep, en Willem Hendrik Zeeman, een 22-jarig verzetsman. Zeeman had geprobeerd de Duitsers ervan te overtuigen dat het zinvol was de strijd te staken maar stierf op het station door een Duitse kogel in de rug. Op 22 september 1984 werd een plaquette onthuld in een hal van het Centraal Station voor deze vergeten held. Voor de Jongh is bij Hotel Victoria een herinneringsmaquette aangebracht.

Algemeen is men heden ten dage er wel van overtuigd dat de Binnenlandse Strijdkrachten schuld aan de schietpartijen hadden door zich niet aan de capitulatievoorwaarden te houden en zich bovendien erg provocerend richting de Duitse militairen te hebben gedragen. Deze Duitsers werden op 9 mei 1945 door de Canadezen vanuit De Groote Club afgevoerd, de dag na de officiële bevrijding van de stad. Op 8 mei 1945 trokken de Canadese bevrijders via de Berlagebrug de stad binnen. Die dag liepen de Amsterdammers massaal uit om de bevrijders te begroeten. Hiermee begonnen de bevrijdingsfeesten, die de hele zomer zouden voortduren.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: