DE BEVRIJDING VAN NEDERLAND EN BELGIË 8
8 mei 1945 – Alkmaar
In het kader van Operatie Chowhound vonden bij vliegveld Bergen voedseldroppings plaats om de hongerende bevolking van Alkmaar en de kop van Noord-Holland van eten te voorzien. Op 2 mei kwam de 452th Bombardment Groep (BG) met 13 vliegtuigen over en op dezelfde dag vloog ook de 490th BG met 7 vliegtuigen over. In totaal werd 161,1 ton voedsel gedropt. Op 3, 5 en 6 mei 1945 kwamen op een hoogte van 120-150 meter respectievelijk 20, 21 en 18 vliegtuigen van de 100th BG over om voedselpakketten af te gooien. Op 7 mei 1945 ten slotte kwam de 390th BG met 10 vliegtuigen om de laatste voedseldroppings te doen.
In april 1945 was het zuiden van Nederland al bevrijd en de geallieerden stonden aan de grenzen van de drie westelijke provincies. Daar was het leven in de steden verschrikkelijk slecht. De echte winter was weliswaar inmiddels achter de rug, maar door een enorm gebrek aan brandstof overheerste een gevoel van grote kou. Bovendien was er nog steeds een voedselschaarste. In de hongerwinter waren ruim 17.000 mensen overleden door honger en kou. Er moest dus snel hulp komen. De verstrekking van het zogenaamde ‘Zweeds wittebrood’ in maart 1945 had weinig verlichting gegeven. Eind januari 1945 werd door het Zweedse Rode Kruis met drie grote schepen (Noreg, Dagmar Bratt en Hallaren) in de haven van Delfzijl 7.700 ton graan aangevoerd, waarvan in Nederland brood werd gebakken en gedistribueerd. De Duitsers traineerden echter de bevoorrading, zodat het meel met grote vertraging in de bakkerijen in de Randstad aankwam en pas in maart 1945 het brood kon worden verstrekt aan de hongerende bevolking. Voor de bevolking was dat ‘Zweedsch wittebrood’ de bijgeleverde margarine een onvergetelijke ervaring. Na het erbarmelijke oorlogsbrood in de oorlog proefde men nu eindelijk weer kwalitatief goed brood. Brood waarvan men de smaak en geur bijna was vergeten. De overlevenden van de hongerwinter vertelden nog vijftig jaar later enthousiast over deze voedselhulp, die voor hen als een ‘gave des hemels’ uit de ‘lucht’ kwam vallen. In werkelijkheid kwam er helemaal geen Zweeds wittebrood uit de lucht vallen. In de herinnering werd dat witbrood uitgegooid door Amerikaanse en Britse bommenwerpers tijdens de operatie Manna, maar dat beeld is als mythe een eigen leven gaan leiden.
Na maanden van moeizaam overleg tussen de geallieerden en de Duitsers werden op 28 april en 30 april twee overeenkomsten gesloten over voedselhulp aan West-Nederland, het zogenaamde Akkoord van Achterveld (een dorp vlak bij de frontlijn, net achter Amersfoort). Een nevendoel van de geallieerden van de besprekingen was om de Duitsers te overreden te capituleren. Aan de onderhandelingen namen de hoogste geallieerde generaals uit de Verenigde Staten, Canada, Verenigd Koninkrijk, Rusland en Nederland deel. Vanwege de moeilijke distributie van het Zweedse graan hadden de geallieerden aangedrongen de voedseltransporten voornamelijk met vliegtuigen te laten gebeuren. Het leidde tot de opzet en uitvoering van Operatie Manna en Chowhound (voor de voedseldroppings). Er werd op 28 april 1945 niet alleen afspraken gemaakt over deze voedseldroppings, maar ook werden er regelingen getroffen voor het openstellen van het gehele luchtruim boven Nederland plus het vrijmaken van de Nieuwe Waterweg en de waterweg via Dordrecht. Verder werd afgesproken dat vanuit het geneutraliseerde Rhenen per dag 1.000 ton levensmiddelen over de weg mocht worden aangevoerd, wat bekend zou worden onder de naam Operatie Faust (voedseltransport over de weg).
Sommigen zien het akkoord dan ook als de aanloop van de ‘capitulatiebespreking in Wageningen’. In deel 1 en 2 is al betoogt dat de echte capitulatie op 4 mei op de Lüneburger Heide werd getekend en niet de dag daarop te Wageningen. Daar werden de capitulatie van een dag eerder slechts uitgewerkt in concrete afspraken.
De Duitsers hadden ermee ingestemd dat de voedseldroppings uit bommenwerpers vanaf geringe hoogte zouden worden afgeworpen. Om er zeker van te zijn dat tijdens deze wapenstilstand uit deze vliegtuigen geen parachutisten werden afgeworpen, beval het Duitse opperbevel in het geheim de samentrekking van FLAK-afweergeschut en ook de Sicherheitsdienst steekproeven nemen om vast te stellen of de afgeworpen zendingen inderdaad alleen voedsel bevatten en geen illegale wapenzendingen. Het was de bedoeling dat nog op de dag van eerste ondertekening de voedseldistributie zou plaatsvinden, maar vanwege het slechte weer moest dat een dag worden uitgesteld. Seyss-Inquart wilde afzien van vernielingen, executies en inundaties in West-Nederland en de voedseldroppings en -transporten toestaan, op de voorwaarde dat de geallieerden de Randstad niet zouden aanvallen. Geen probleem voor de geallieerden, want die zaten bepaald niet te wachten op een militaire verovering van de Randstad met veel burgerdoden en doden onder de eigen manschappen.
Op 4 en 5 mei drongen uiteraard ook in Alkmaar de berichten door dat de Duitsers een capitulatieverdrag hadden ondertekend en dat Nederland dus eigenlijk vrij was. De stad was echter nog steeds bezet en vonden moeizame besprekingen plaats met de Duitsers om de onvermijdelijke overdracht te regelen. De twee illegale bladen, De Vrije Pers en De Vrije Alkmaarder, beschreven de vreugde en verwarring gedurende de eerste dagen. Er liepen immers nog steeds gewapende Duitse soldaten door de stad en de geallieerde bevrijders leken nog ver weg te zijn. Pas toen de vlag uitging bij het Politiebureau en de klokken van de Waagtoren luidden, ging de driekleur overal uit en durfden iedereen zich eindelijke te ontspannen. Het verzet kwam bovengronds, de illegale krantjes werden legaal en de ‘jongens van de Binnenlandse Strijdkrachten verschenen openlijk op de straten. Op 7 mei 1945 trokken manschappen van het Eerste Canadese Leger Noord-Holland binnen. Op 8 mei 1945 arriveerden de bevrijders van de Brits-Canadese Tweede Divisie vanuit Heiloo Alkmaar binnen. Het was het begin van een lange periode van uitzinnige vreugde, maar ook van verdriet en van verwarring. Vlak na de bevrijding vielen er in de chaotische situatie nog doden. Twee mannen uit Alkmaar (Jan Baas, 19 jaar en Jan Smit, 29 jaar) kwamen om het leven bij een schietpartij tussen nog bewapende Duitse soldaten en een ongewapende patrouille van de Binnenlandse Strijdkrachten. Een derde BS-lid (Piet Sijm) raakte zwaargewond maar overleefde de beschieting. Er was ook nog grote onzekerheid wat er was gebeurd met de mannen die In Duitsland waren tewerkgesteld, met degenen die vanwege verzet en illegaliteit waren afgevoerd naar de Duitse kampen, met de 213 Joodse bewoners die de stad kenden. Voor velen stonden de bevrijdingsdagen dus in het teken van groot verdriet en/of onzekerheid.
Voor de meeste bewoners was 8 mei echter de dag van grote vreugde. De uit ballingschap teruggekeerde burgemeester Kinschot en de geallieerde bevrijders werden uitbundig onthaald. Juichend staat de burgemeester in een open auto de bevrijding en zijn terugkeer te vieren. De militairen en hun wagens werden bedolven onder enthousiaste mensenmassa’s en de jongelui verzamelde handtekeningen van de bevrijders. Zorgvuldig bewaarde sigaren worden opgestoken, er werd Hollandse jenever geschonken en de vaderlandse driekleur wapperde trots aan de gevels. Alkmaarder J.W. Wagenaar maakte een aantal films van de intocht en de feestelijkheden, waarin te zien is hoe tientallen voertuigen richting centrum passeerden en jongens en meisjes op de auto sprongen. Het werden rijdende mensenbergjes. In de avond van de intocht werd er een zangdienst gehouden in de Grote Kerk van Alkmaar. Toen de verduisteringsvoorschriften werden opgeheven, werden er vreugdevuren gestookt van het nu overbodige verduisteringsmateriaal. En nog dagenlang werden allerlei feesten voor de jeugd georganiseerd.
Onderdeel van de feestvreugde was ook in Alkmaar het kaalscheren en beschimpen van ‘moffenmeiden’. De Vrije Alkmaarder schatte op 3 juli 1945 dat in Almaar zeker 800 moffengrieten hadden gewoond, waarvan er 66 werden gearresteerd. Het voormalige Alkmaarse illegale blad De Vrije Pers protesteerde krachtig tegen deze wrede praktijk en eiste onmiddellijke stopzetting van deze ‘ongehoorde schanddaden en treurige praktijken’. Tot in 1946 waren er echter advertenties te vinden waarin om huishoudelijke hulp werd gevraagd, met de toevoeging: ‘geen moffengrieten’.
Andere Alkmaarse collaborateurs werden door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten naar de Industrie- en Huishoudschool in de Emmastraat, onder veel feestgejuich van omstanders. In afwachting van hun berechting werden ze later opgesloten in provisorische gevangenkampen. In eerste instantie in een kamp aan de Westerweg. Later werden hier de vrouwelijke gevangenen ondergebracht en verhuisden de mannen naar kamp Rochdale aan het dr. Schaepmanplantsoen.
.