DE BEVRIJDING VAN NEDERLAND EN BELGIË 10

9 mei 1945 – Veenendaal

Na de bevrijding van de laatste steden en streken in Noord- en Zuid-Holland resteerde op 9 mei 1945 nog maar twee steden op het vasteland die nog steeds in Duitse handen waren: Veenendaal en De Klomp. Treinreizigers kennen het waarschijnlijk vanwege het treinstation Veenendaal-De Klomp op het traject Utrecht-Arnhem. Die naam versluiert dat het dorp De Klomp onderdeel uitmaakt van de gemeente Ede en in de provincie Gelderland ligt, terwijl het slechts een paar kilometer verder gelegen Veenendaal in de provincie ligt. In augustus 1939, in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, waren vanwege de Nederlandse mobilisatie ongeveer tweeduizend soldaten gelegerd in en om Veenendaal. Na de Duitse inval op 10 mei 1940 werd de bevolking van Veenendaal geëvacueerd, want de stad lag vlakbij de Grebbelinie waar de verwachte grote confrontatie met de Duitse aanvallers zou plaatsvinden. Wat ook zo geschiedde.

Na de Duitse capitulatie bleven in eerste instantie de in Veenendaal gelegerde Nederlandse en Duitse SS’ers er de dienst uitmaken. Vanuit het hele land klonterden vluchtende Nederlandse SS’ers hier samen en terroriseerden de bevolking. Men was blijkbaar niet vergeten dat deze stad zo vlakbij de Grebbeberg voor hen goed verdedigbaar was. De SS’ers wisten dat ze in deze laatste dagen van de oorlog relatief veilig waren in Veenendaal. Niemand deed ze iets, maar ze wisten ook dondersgoed dat het einde naderde. Ze grepen daarom massaal naar de fles en zorgde daarna voor hele nare incidenten in de stad. Zo ging de toenmalige Vaartbrug bij de Kerkewijk op zondag 6 mei 1945 per ongeluk de lucht in. Twee jonge Nederlandse SS’ers, die blijkbaar erg aangeschoten waren, wilden de springladingen weghalen, maar deden dat erg onvoorzichtig. Er volgde een enorme knal waarbij ze beiden om het leven kwamen. Een paar straten verderop vonden bewoners in de dakgoot van hun huis een laars met een voet van een van hen. De explosie had nog veel meer levens kunnen eisen, want op last van de SS waren de kerktijden vervroegd. Tientallen kerkgangers liepen kort voor de ontploffing nog over de brug.

Op 7 mei 1945 voltrok zich op de Molenstraat een nieuw drama. De 14-jarige Dick van de Loosdrecht speelde met buurtkinderen op straat toen ineens SS’er Evert Verton opdook. In eerste instantie konden de kinderen niet zien wie er aankwam, want de Molenstraat lag op een heuveltje. Toen ze uiteindelijk de gevreesde SS-pet herkenden, zetten ze het op een hollen. De angst voor de oorlog en de SS‘ers zat er immers goed in. Van de Loosdrecht vluchtte een steeg in en verstopte zich. De overige kinderen renden de andere kant op en verstopten zich in een schuur. Verton liep achter hen aan en riep zo hard hij kon dat ze tevoorschijn moesten komen. Dat deden ze, maar een van hen bleef verstijfd van angst zitten. Toen opende Verton met zijn machinegeweer het vuur, dwars door de deur. Een andere SS’er kwam op het geluid af en kafferde Verton uit. De zwaargewonde jongen werd naar een nabijgelegen noodhospitaal gebracht en geopereerd. Hij overleefde de schietpartij, maar bleef tot zijn dood pijn hebben en aan een rolstoel gekluisterd. Evert Verton mocht twee dagen later, minzaam lachend, samen met de andere SS’ers de stad uitlopen. De moordenaar liep vooraan, in het midden. Extra wrang is het dan te lezen dat dezelfde Evert Verton en zijn broer Hendrik Verton, die ook als SS’er aan het Oostfront streed, momenteel openlijk in rechts-extremistische kring worden bejubeld als vriendelijke, open en eerlijke persoonlijkheden, die begrip hadden voor ieder zijn mening had. Blijkbaar zijn beiden er na 1945 in geslaagd zich aan het wettelijk gezag te onttrekken en nieuwe levens op te bouwen. Een paar jaar gevangenisstraf was echter wel het minste dat ze verdienden,

Het vlakbij gelegen plaatsen Wageningen en Ede waren op 17 april 1945 al door het Canadese leger bevrijd. Hier stonden de Canadezen klaar om door te drukken, maar het betrof hier artillerietroepen die niet getraind waren om huis-aan-huis straten te zuiveren. Ze wisten dat de oorlog bijna gewonnen was en wilden op het laatste moment geen mannen opofferen voor Veenendaal. Op 7 mei 1945 gingen verschillende leden van de Binnenlandse Strijdkrachten, waarschijnlijk op weg richting Den Haag, poolshoogte nemen maar ze kwamen direct terecht in een vuurgevecht met een groep zwaar bewapende SS’ers. Op het moment dat overal in Nederland al volop feest werd gevierd, verloren hier bij een kort maar fel vuurgevecht drie jonge BS’ers het leven. Aan feest werd op dat moment in Veenendaal niet gedacht. Een enkele optimist had al een de Nederlandse vlag uitgehangen, maar daar schoten de SS’ers gewoon gaten in.

Een dag later, op 8 mei 1945, trokken Canadese manschappen opnieuw op richting Veenendaal, maar voor de tweede maal mondde dat uit in gewapende schermutselingen. De manschappen trokken zich snel weer terug. Veenendaal en De Klomp werd pas bevrijd op 9 mei 1945, toen geallieerde Sherman-tanks en pantserwagens het stadje binnenreden. Pas op- dat moment konden ook in Veenendaal eindelijk de vlaggen worden uitgestoken. Uitzinnige Veenendalers verbrandden NSB-vlaggen en portretten van Hitler. Omdat de Vaartbrug bij de Kerkewijk was opgeblazen, werd het zuidelijk deel van Veenendaal pas op 10 mei 1945 bevrijd. Juist in dat deel van de stad hadden veel SS’ers zich in de sigarenfabriek verschransd. Pas op 10 mei 1945 konden de laatste SS‘ers ontwapend worden.

Voor de oorlog kende Veenendaal een kleine Joodse gemeenschap van 22 personen. Tijdens de oorlog waren die weggevoerd naar de Duitse kampen; twaalf van hen zouden terugkomen uit de vernietigingskampen. In Veenendaal was ds. Reinier Kok al tijdens de oorlog bekend voor zijn werk binnen kerkverband, de Gereformeerde Gemeenten, maar ook vanwege het feit openlijk op de kansel partij trok voor de Joodse medeburgers. Vaak bepreekte hij Bijbelgedeelten die over de redding van het Joodse volk gingen. Samen met drie ouderlingen beschermde hij het Joodse onderduikstertje Mirjam de Groot, dat elke zondag bij hem in de kerk zat, en tijdens een razzia in 1945 verstopte Kok het Joodse jongetje Izak Osnawitz in de kerk. ‘Japie’, zoals Izak toentertijd uit veiligheidsredenen werd genoemd, werd onder de preekstoel in de kerk verstopt bij acuut gevaar. Eerst hield dochter Aag hem daar gezelschap, later deed zoon Jan dat. Het verhaal van ds. Kok staat centraal in de jeugdroman ‘Vechten in Veenendaal’ van Jan Vermeulen.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: