MOORDKRUIS DRUTEN

Op de Waalbandijk bij Afferden staat al sinds mensenheugenis een kruis in de berm, dat in de plaats bekend staat als ‘het stenen kruis’. Volgens de overlevering is het een aandenken aan de moord op een pater in 1542. Op de dag voor Kerstmis liep de Franciscaner pater Fidelis, waarschijnlijk afkomstig van het Franciscaner klooster ‘Onze Lieve Vrouw op de Holtmeer dat op de grens van Bergharen en Horssen lag, over de dijk bij Afferden.Hij was op weg naar Kasteel Druten om aan een stervende de laatste sacramenten toe te dienen. Hij trof op de dijk twee vechtende ridders aan. De pater wees beide edelen erop dat ze de kerst niet met bloedvergieten moesten ontheiligen. De strijders wilden echter niet luisteren en gingen door met het bloedige duel. De pater sprong tussenbeide om een eind aan het gevecht te maken. In het strijdgewoel werd de pater door de zwaarden dodelijk getroffen. Onmiddelijk waren de beide edelen eensgezind. Met hun zwaarden maken ze in de berm van de weg en begroeven daar de ongelukkige pater-monnik. ook zorgde ze ervoor dat op de plaats een zogenaamd moordkruis werd geplaatst. Op het kruis staat een oude afbeelding van een miskelk, een duidelijke verwijzing naar een geestelijke. Volgens de overlevering waren de ridders zo geschrokken van hun wandaad dat beide het klooster ingingen om te boeten voor hun zonde. in de loop der eeuwen was het kruis gebroken, maar met ijzeren banden werd het kruis weer hersteld. In 2005 werd het kruis door de gemeente Druten gerestaureerd en herplaatst.
Een mooi verhaal en het is niet onwaarschijnlijk dat het verhaal (grotendeels) waar is. Het plaatsen van zo’n moordkruis was namelijk eeuwenlang een goed gebruik. Een moordkruis (ook wel boetekruis, doodslagkruis, memoriekruis of zoenkruis genoemd) werd als monument door de dader of diens familie geplaatst als blijvend aandenken voor het slachtoffer van een moord of een doodslag. Het werd beschouwd als een blijk van respect van de dader voor het slachtoffer. Het gebruik heeft wellicht zijn oorsprong bij de Germanen, waarbij de bloedwraak door de dader kon worden afgekocht bij de nabestaanden van het slachtoffer. Als bewijs hiervan werd een gedenkteken opgericht. In het Duitse Rijk en de graafschappen Vlaanderen, Holland en Zeeland was het gebruikelijk dergelijke kruizen op de plaats van het delict te plaatsen. Nog in de zeventiende eeuw kon een rechter in de Nederlanden een veroordeelde als bijkomende straf de verplichting opleggen tot het oprichten van een ‘zoenkruis’. Soms vermeldt het gedenkteken naast de naam van het slachtoffer iets over de toedracht van de daad en/of een oproep tot gebed. In de 19e en 20e eeuw werden nog steeds moordkruisen geplaatst door nabestaanden van slachtoffers, maar het aspect van boetedoening was toen verdwenen; de kruisen dienden alleen maar als eerbetoon aan de slachtoffers en als markering van de plaats waar het delict heeft plaatsgevonden.