EDUARD ALEXANDER LATUPERISSA
Door de nauwe onderlinge banden met de leiding van de Ordedienst ging de Schimmelpenninck-groep geruisloos in de Ordedienst op. Joan Schimmelpenninck zou in september 1941 na de arrestatie van Pierre Versteegh, die Johan Westerveld was opgevolgd als commandant, de leiding over de Ordedienst op zich nemen. Het zou van korte duur zijn, want Schimmelpenninck werd op 13 november 1941 thuis gearresteerd. Datzelfde lot was veel andere leden van zijn groep beschoren. Zestien van hen stonden net als Schimmelpenninck terecht bij de Tweede OD-proces, werden toen ter dood veroordeeld en werden op 29 juli 1943 op de Leusderheide bij Amersfoort geëxecuteerd. Een van de zeventien terechtgestelden was:
Eduard Alexander ‘Eddy’ Latuperisa (Koedoes, 9 april 1902), de kapitein van het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) die bij het uitbreken van de oorlog in Den Haag woonde, is meteen zeer actief in het verzet. Hij maakt deel uit van de Ordedienst, een groep van voornamelijk militairen, die de basis wil vormen van een nieuwe Nederlandse krijgsmacht na de oorlog. Deze Ordedienst moest bestaan om ongeregeldheden te voorkomen, die kunnen ontstaan na de oorlog, na het vertrek van de Duitsers. Onvermijdelijk ontwikkelt de Ordedienst zich vrijwel meteen tot verzetsorganisatie. Men wil bijvoorbeeld militaire steun bieden bij geallieerde landingen. Al in het eerste oorlogsjaar worden spionage- en sabotage-activiteiten gesteund en ondernomen. Kapitein Latuperisa staat in Den Haag in direct contact met een van de hoofdfiguren van de Ordedienst, jonkheer Johan Schimmelpenninck. In opdracht van deze Schimmelpenninck organiseert hij onder meer bridgeavonden, die in feite zijn bedoeld om cadetten van de officiersopleiding en adelborsten (aspirant zeemachtofficieren) tot de Ordedienst toe te laten treden. Hij trachten ook om wapens en een wapenopslagplaats te regelen, met geld van Schimmelpenninck.
Als een briefje uit de gevangenis is gesmokkeld over het transport van een gevangene is het Latuperisa die bij Schimmelpenninck aandringt een vrachtwagen te regelen om de gevangene (de Indische Johan Nout) te bevrijden. Latuperisa is ook betrokken bij de poging van drie mannen (Peter Tazelaar, Wiadi Beckman en Frans Goedhart) om in de nacht van 17 op 18 januari 1942 vanaf Scheveningen naar Engeland te vluchten. De poging mislukt, Tazelaar ontkomt, de andere twee worden opgepakt. Ook Latuperisa wordt op 13 maart 1942 aangehouden, twee maanden na het voorval op het Scheveningse strand. De aanklacht tegen de KNIL-kapitein luidt: ‘Sabotage, Feindbegünstigung (hulp aan de vijand), politischer Bestätigung und Wortbruch.’ De laatste aanklacht heeft betrekking op de eed die de Nederlandse officieren op 15 juli 1940 hebben moeten afleggen, waarbij zij hebben gezworen geen vijandelijkheden tegen de Duitsers te ondernemen. De gehele Ordedienst wordt in rap tempo opgerold. Het gevolg van het feit dat reeds gevangen verdachten doorslaan tijdens het verhoor. Bovendien zijn er waarschijnlijk ook een aantal verraders.
Eddy Latuperisa zit achtereenvolgens gevangen in het Oranjehotel (13 maart -6 november 1942), kamp Amersfoort (6 november 1942 – 2maart 1943), kamp Vught (2 maart – 11 maart 1943). Op 11 maart 1943 worden Latuperisa en 89 anderen overgebracht naar Haaren (Noord-Brabant) om berecht te worden door de Duitse krijgsraad. Het proces vangt aan op 15 maart en gaat de geschiedenis in als ‘het Tweede OD-proces’. Plaats van handeling is het door de Grüne Polizei streng bewaakte seminarie in het dorp. Latuperisa behoort tot de uiteindelijke groep van achtentwintig hoofdverdachten die worden berecht, de anderen worden weggevoerd naar concentratie- en krijgsgevangenenkampen. De KNIL kapitein behoort tot de hoofdverdachten. Hij geeft toe zich bezig te hebben gehouden met het organiseren van jongeren, maar naar zijn zeggen alleen om hen van onbezonnen daden te weerhouden. Dit wordt niet serieus genomen door openbaar aanklager dr. Klump, want Schimmelpenninck, eveneens onder de overgebleven aangeklaagden, heeft al te veel verteld. Zo heeft hij bijvoorbeeld gezegd ƒ400 aan Latuperisa te hebben gegeven voor de aankoop van wapens, hoewel hij later heeft begrepen dat Latuperisa het geld ergens anders voor heeft gebruikt. De kapitein vertelt de rechter daarop dat hij het geld inderdaad niet voor wapens maar voor zichzelf heeft gebruikt. Over die versie rijst weliswaar twijfel, maar het doet er niet toe. In de ogen van het hof is duidelijk dat Latuperisa zich met illegale, anti-Duitse handelingen heeft beziggehouden, duidelijk ook dat hij zijn erewoord van officier heeft gebroken. Hij wordt ter dood veroordeeld.
De kapitein draagt noch zijn vriend Schimmelpenninck noch de Duitser een kwaad hart toe, zoals in de laatste brief aan zijn gezin zal blijken – “(…) ik ga zonder eenige vijand hier op aarde achter te laten. Wil dus zoo lief zijn in mijn kennissenkring deze woorden over te brengen. (…) Hier moest ik even nog een laatste groet met Schimmelpenninck wisselen. We zitten hier tegenover elkaar en kunnen elkaar van tijd tot tijd zien door een luikje dat openstaat.”
Latuperisa ligt begraven op de Gemeentelijke Begraafplaats Rusthof te Amersfoort (vak 12, rij C, nummer 145)
(Tekst grotendeels van Herman Keppy,overgenomen van de website 4en5meiamsterdamzuidoost)