STRIJDEND NEDERLAND

De historica Lydia Winkel (Semarang, 4 mei 1913 – Guignes, 12 april 1964) schreef in 1954 het standaardwerk ‘De ondergrondse pers 1940-1945’. In de jaren 1941-1942 was zij betrokken bij het verzetsblad Vrij Nederland. In die periode kwam ze in contact met prof. N.W. Posthumus, die haar vroeg om mee te helpen bij het verzamelen en bewaren van Nederlandse illegale bladen en pamfletten uit de Tweede Wereldoorlog. Daardoor kwam Winkel direct na de bevrijding als eerste medewerkster in dienst van het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Ze bracht een imposante collectie van illegale bladen en pamfletten bijeen. Van 1176 titels (zowel bladen als pamfletten) had ze één of alle uitgaven achterhaald, maar ook steeds zoveel mogelijk feiten bijeen gesprokkeld omtrent het ontstaan en de verdere geschiedenis van de titels. Tijdens het schrijven van het boek kwamen er nog 14 titels bij. In een herziene uitgave in 1989 was het aantal illegale publicaties gestegen van 1190 naar bijna 1300 titels. Een van die 1.300 titels is Strijdend Nederland; het contact met de vrije wereld, dat vanaf 1 augustus 1943 tot 17 april 1945 in Kampen werd uitgegeven, drie keer per week en in een oplage tussen de 14 en 600 exemplaren. Initiatiefnemer voor het blad was Roelof Jan Dam, rector van het Gereformeerd Gymnasium van Kampen en vertegenwoordiger van de verzetskrant Trouw voor de vier noordelijke provinciën.

Trouw was op 18 februari 1943 voor het eerst verschenen. Dat eerste nummer heette Oranje-Bode vanwege de geboorte van prinses Margriet (19 januari 1943). Het blad werd in Meppel gedrukt bij drukkerij Veenstra & De Vries door Henk Veldhuis, Gerard Jansen en Hendrik Lenstra. Trouw ontstond op initiatief van een groep orthodox-protestantse verzetsmensen, waarvan enkele eerder actief waren geweest bij het illegale blad Vrij Nederland, dat al in 1940 verscheen. Zij hadden Vrij Nederland in 1942 verlaten na een conflict tussen dr. Sieuwert Bruins Slot en Henk van Randwijk over de politieke lijn. Trouw nam als vanzelfsprekend de plaats van De Standaard, het antirevolutionaire dagblad dat vanaf 1872 onder redactie van ARP-leider Abraham Kuyper verscheen en vanaf 1920 een tijdlang Hendrikus Colijn als hoofdredacteur had. De Standaard bleef in de oorlog verschijnen omdat het neutraal wilde blijven, omdat een christelijk dagblad gehoorzaam moest zijn aan een overheid, ook als het een bezettende macht betrof. In de oorlog was de NSB’er Max Blokzijl echter ‘toezichthoudend redacteur’ geworden, wat voor velen onverteerbaar was. Er was dus ruimte voor de illegale concurrent Trouw voor het gereformeerde volksdeel. In 1944 werd De Standaard vanwege papierschaarste verboden.

Honderden medewerkers van Trouw werden tijdens de oorlog opgepakt. In augustus 1944 werden in één keer opgepakt 130 man opgepakt. De Duitsers stelde het ultimatum dat deze mannen zouden worden gefusilleerd indien niet werd opgehouden met ‘dit ophitsende geschrift’. Men besloot niet te wijken, waarna 23 mannen in Kamp Vught werden neergeschoten. De Duitsers hadden dat besluit al genomen, ongeacht hoe de Trouw-bestuurders zouden reageren. Trouw bleef tot het eind van de oorlog landelijk in een oplage van meer dan 250.000 exemplaren verschijnen. Ze kregen hierbij de hulp van katholieken, hervormden als humanisten, die hoopte dat het blad na mei 1945 een algemene krant zou worden. Na de oorlog werd het blad echter tot frustratie van die anderen de spreekbuis voor de Gereformeerde Kerken in Nederland en hun politieke partij, de ARP Anti-Revolutionaire Partij.

In mei 1943 verordonneerde de bezetter dat de radio’s moesten worden ingeleverd. In verzetskringen werd gevreesd dat dit nadelig kon uitpakken voor de verzetsgeest onder de bevolking. In Kampen namen Roelof Jan Dam, Gerard Spanhaak en Arend Scholten het initiatief om regelmatig een nieuwsbulletin te laten verschijnen, mimimaal drie per week en verder zo vaak het nodig werd gevonden. De inhoud van de bulletins bestond voornamelijk uit algemene artikelen en nieuwsberichten, opgepikt van het illegaal luisteren naar radiozenders. Om de herkomst niet te verraden werd afgesproken dat er geen lokaal nieuws in de krant werd opgenomen. Het eerste nummer verscheen op 2 november 1943. Aanvankelijk werden de bulletins veertien keer getypt en aan veertien invloedrijke personen gegeven, met de voorwaarde dat zij de berichten verder zouden verspreiden. Na enkele maanden wilden echter steeds meer mensen een abonnement. Dam vond in een kleine plaats als Kampen het risico op grootschalige verspreiding te groot , maar ging uiteindelijk akkoord met het gaan stencilen van het blad in een oplage van honderd exemplaren.

Op het moment had initiatiefnemer Dam zich al min of meer teruggetrokken uit de redactie, omdat hij te druk was met andere verzetsactiviteiten. De redactie van Arend Scholten en Gerard Spanhaak werd toen aangevuld met Toon Slurink, die vanaf begin 1942 tot medio 1943 in Kampen het illegale blad God zal het doen gelukken had uitgegeven, een naam die was ontleend aan een oude geuzenkreet. Het is niet uitgesloten dat de initiatiefnemers van Strijdend Nederland aan deze publicatie een voorbeeld hebben genomen. Het betrof ook een gestencild blad in een beperkte oplage van 100 exemplaren dat in de antirevolutionaire geest voorlichting gaf over de Arbeidseinsazt en andere actuele problemen. Kort nadat Slurink tot de redactie van Strijdend Nederland toetrad, beëindigde hij de uitgave van het eigen blad. Binnen deze redactie nam Spanhaak het redactionele gedeelte voor zijn rekening, verzorgde Slurink het technische gedeelte en was Scholten verantwoordelijk voor de organisatie. Dit ging zo goed dat de invloedssfeer zich tenslotte over de Noord-Veluwe, de kop van Overijssel en tot Hengelo en Meppel uitbreidde. Van de inkomsten werd een derde gedeelte aan Trouw afgestaan.

Dat ging goed tot de Duitsers in de nacht van 31 januari op 1 februari 1944 een inval deden. Daarbij werden ongeveer twintig medewerkers aangehouden, waaronder Arend Scholten. Gerard Spanhaak, een van de andere initiatiefnemers, logeerde op dat moment ergens anders en ontsprong de dans. Hij dook eerst onder in Zwolle. Daar maakte hij de kopij voor het nummer van 1 februari verder af. Dat nummer moest absoluut verschijnen vond men om de gearresteerden te ontlasten. Spanhaak week toen verder uit naar Wolfheze en legde tijdelijk het werk voor de krant neer. Van de redactie bleef slechts Slurink ter plaatse actief. Zijn werk werd toen aangevuld met dat van Wolter van de Kamp, de voorzitter van de LO-organisatie, die de hoofdartikelen schreef, maar had het verder te druk met zijn andere illegale activiteiten. Jacob de Goede en P. Schaart, twee ondergedoken gemeenteambtenaren uit Zwartsluis, waren bereid de redactie te versterken. De oplage werd verder verhoogd; de exemplaren werden verzonden in enveloppen van de gemeente en het Rijksarbeidsbureau.

In het najaar van 1944 vond hij in IJsselmuiden een nieuwe onderduikplek en werd weer actief voor Strijdend Nederland. Nadat in november 1944 Scholten uit gevangenschap kwam, nam het oude driemanschap de leiding weer op zich. Wel werd nu de pers om veiligheidsredenen scherp van het overige illegale werk gescheiden. Op 5 januari 1945 werd Slurink gearresteerd, enkele dagen later werden De Goede en Schaart op heterdaad betrapt bij het stencilen. Ondanks het feit dat belangrijke medewerkers waren uitgevallen, bleef het blad verschijnen, maar vanaf eind januari 1945 in een nieuwe opzet. Dam verdween vanwege zijn andere verzetswerk naar de achtergrond. Spanhaak en Scholten waren de enige leiders, hun medewerker Siero zou de stencils afdrukken en het contact tussen de drie mannen werd onderhouden door één koerierster, Aafke Wilhelmina Pel.

Op 12 april 1945 verscheen een speciaal op oranje papier gedrukt bevrijdingsnummer, dat al vanaf september 1944 had klaargelegen. Vijf dagen later, toen Kampen als laatste stad in Overijssel werd bevrijd, verscheen vanwege het overlijden van president Roosevelt een aangepaste versie. In Vollenhove, Hengelo en Elburg verschenen zelfstandige edities van Strijdend Nederland Na de bevrijding werd de uitgave legaal voortgezet als dagblad voor Kampen, de noordwesthoek van Overijssel, de Noordoostpolder en de noord-Veluwe. In 1949 hield het blad op te bestaan.

Betrokken personen
.
Roelof Jan DamRoelof Jan Dam (Barneveld, 18 november 1896 – Assen, 10 april 1945) studeerde in 1922 af toen hij al twee jaar docent klassieke talen aan het gereformeerde gymnasium in Kampen was. Van 1925-1930 gaf hij les op het christelijke lyceum in Zutphen, waarna hij weer terugkeerde naar Kampen als rector. Dat jaar behaalde hij cum laude zijn doctorsgraad aan de rijksuniversiteit in Utrecht. Dam was zeer calvinistisch en rechtlijnig. Hij was ouderling van de gereformeerde kerk in Kampen en was een volgeling van Klaas Schilder en volgde hem in de Vrijmaking in augustus 1944. Tijdens de oorlog werd hij in 1941 actief voor de ondergrondse Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en leidde in Overijssel regelmatig politieke bijeenkomsten. Onder de schuilnaam Dr. Maas werkte hij voor de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en de Landelijke Knokploegen. In 1943 werkte Dam mee aan een Trouw-manifest De vijand heeft thans het masker volledig afgeworpen en ging vanaf oktober 1944 als redacteur voor Trouw werken voor hun regionale edities in noord- en oost-Nederland. Hij was een van de drie oprichters van de Kampense verzetskrant Strijdend Nederland. In maart 1945 werd hij bij toeval op straat gearresteerd. Tijdens zijn verhoor probeerde hij een revolver van een SD’er te pakken te krijgen en raakte daarbij gewond. Nadat hij hiervan was hersteld, werd hij op 10 april 1945 in het Asserbos bij Assen gefusilleerd, een paar dagen voor de stad door de Canadezen zou worden bevrijd. De Nederlandse SS’er Klaas Carel Faber, na de oorlog vanwege zijn vele oorlogsmisdrijven en na zijn ontsnapping naar Duitsland tussen 4 september 2011 en 20 april 2012 bovenaan de lijst van meest gezochte oorlogsmisdadigers van het Simon Wiesenthalcentrum, was een van degenen die bij de executie aanwezig was. Roelof Jan Dam werd begraven op de Algemene Begraafplaats in IJsselmuiden. In 1946 nam zijn weduwe het Verzetskruis 1940-45 in ontvangst dat hem postuum was toegewezen.

Gerard Spanhaak (Zwolle, 26 december 1919 – Apeldoorn, 27 juli 2002) groeide op in een hervormd middenstandsgezin als oudste van vier kinderen. Na de middelbare school kwam hij als leerling-journalist in dienst van het Kamper Nieuwsblad. In de winter van 1939-40 begeleidde hij de burgemeester van Kampen, Herman Martinus Oldenhof, over een bevroren ijsvlakte naar Urk, waarbij hij een zware bronchitis opliep waarvan hij maar moeizaam herstelde. Eind 1940 keerde Spanhaak terug bij de krant. Daar moest hij onder meer films recenseren die een steeds antisemitischer karakter kregen. In die tijd verspreidde hij al zijn gedicht Vliegers die geen genade kennen, een protest tegen het bombardement van Rotterdam. Door verraad van een collega belandde hij toen enkele dagen n de cel. In 1942 werd hij werkloos, omdat het Kamper Nieuwsblad een verschijningsverbod kreeg. Door contact met Izak van der Horst en Roelof Jan Dam raakte hij betrokken bij het verzet. Zo schreef hij een verslag over de april-meistaking van 1943 en voor verzetsman Hilbert van Dijk ontwikkelde hij een boekje met codes dat gebruikt kon worden voor het uitwisselen van gegevens voor het onderbrengen van onderduikers. Vanaf de zomer van 1943 werd Spanhaak koerier en reisde door het hele land om bonnen en documenten af te leveren op verschillende adressen van het verzet. Met Dam begon hij het illegale blad Strijdend Nederland. Na de oorlog bleef Spanhaak hoofdredacteur van Strijdend Nederland verschijnen en schreef daarnaast voor De Zwerver, het weekblad van Stichting LO-LKP. Nadat in 1949 Strijdend Nederland ophield te bestaan werd hij buitenlandredacteur bij de Nieuwe Apeldoornsche Courant. In 1962 trad hij aan als directeur bij het krantenconcern Wegener, waar hij later president-commissaris werd. Spanhaak kreeg in 1984 het Verzetsherdenkingskruis.

Jacob de Goede (Zwartsluis, 18 oktober 1908 – Woeste Hoeve, 8 maart 1945) volgde de ULO en werd later in Zwartsluis gemeentesecretaris en dus de rechterhand van de burgemeester. Na het uitbreken van de oorlog hielp hij vel personen aan valse papieren. In juni 1942 moest De Goede echter vluchten, maar zijn vlucht via Frankrijk naar Zwitserland mislukte. Van januari 1943 tot januari 1944 zat De Goede ondergedoken bij zijn broer, maar hij vertrok daarna naar Kampen omdat hij nog steeds in het politieblad vermeld stond en in Zwartsluis het risico op herkenning te groot was. In Kampen werd De Goede actief in de plaatselijke LO-afdeling, waarvoor hij vanwege zijn accuratesse zich ging bezighouden met het vervalsen van persoonsbewijzen. Samen met J.M. Schaart trad hij toe tot de redactie van Strijdend Nederland. Op 20 januari 1945 werden Schaart en De Goede gearresteerd terwijl ze een nummer van Strijdend Nederland aan het stencilen waren. De Goede nam alle schuld op zich, waardoor Schaart niet ter dood werd veroordeeld. Hij werd vastgezet in het Huis van Bewaring in Zwolle. Als represaille voor een mislukte aanslag in de nacht van 6 op 7 maart 1945 bij Woeste Hoeve op Hanns Albin Rauter werden 117 verzetsmensen geëxecuteerd, waaronder Jacob de Goede en Toon Slurink. De Goede werd na de oorlog in Zwartsluis herbegraven.

Toon Slurink (Zwartsluis, 2 augustus 1916 – Woeste Hoeve, 8 maart 1945) groeide op in een groot gereformeerd gezin in Zwartsluis dat niets van het nationaalsocialisme moest hebben. Al in 1941 hield het gezin Slurink zich bezig met het verspreiden van Vrij Nederland, die ze kregen via Arie Stoppelenburg (Lekkerkerk, 5 juli 1901 – Waalsdorpervlakte 23 februari 1942). Die was lid van de verzetsgroep rondom de Delftse professor Schoemaker. Stoppelenburg werd door verraad van Antoon van der Waals op 25 juni 1941 gearresteerd wegens het verspreiden van Vrij Nederland en andere illegale bladen en later gefusilleerd. In juni 1941 werden ook drie broers van Toon Slurink gearresteerd. Herman Slurink nam alle schuld op zich, waardoor zijn twee broers vrij kwamen. Herman zou de rest van de oorlog in de gevangenis doorbrengen. Ook Toon Slurink zat in het eerste oorlogsjaar drie maanden vast wegens verzetsactiviteiten. Direct na zijn vrijlating ging hij weer aan de slag. Hij was actief binnen de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers en hielp onderduikers en politieke gevangenen. Zijn zus Lies was daarbij koerierster. In 1942 begon hij met het uitgeven van het illegale blad God zal het doen gelukken, maar stopte daarmee in de loop van 1943 om over te stappen naar Strijdend Nederland. In de nacht van 31 februari op 1 februari 1944 werd hij samen met anderen gearresteerd, maar kort daarna weer vrijgelaten omdat een snel gedrukte uitgave hem en anderen ontlastte. Het werk werd daarna voortgezet. Op 5 januari 1945 werd hij opnieuw gearresteerd toen hij de bakkerij van verzetsman Hilbert van Dijk bezocht, waar de Landwacht net een huiszoeking deed. Slurink kwam vragen of de oudste zoon van Van Dijk voor hem groente wilde halen in IJsselmuiden, wat vanwege een Duitse controlepost onderweg voor hem gevaarlijk was. Slurink werd meegenomen en vastgezet in het Huis van Bewaring in Zwolle. Als represaille voor een mislukte aanslag in de nacht van 6 op 7 maart 1945 bij Woeste Hoeve op Hanns Albin Rauter werden 117 verzetsmensen geëxecuteerd, waaronder Jacob de Goede en Toon Slurink. De Goede werd, net als plaatsgenoot Jacob de Goede, na de oorlog in Zwartsluis herbegraven. Op 8 maart 2020, precies 75 jaar na Slurinks overlijden, werd voor Slurinks huis aan de Marktgang in Kampen een Stolperstein gelegd.

Aan Strijdend Nederland zijn, behalve de al hierboven genoemden, de namen van Wolter van de Kamp, P. Schaart, Siero, Schraa, Hendrikus Hulst, Arend Scholten en Aafke Wilhelmina Pel verbonden. Een paar van hem zijn als gevolg van het illegale perswerk gevallen. Er is van sommigen niets meer te achterhalen, van deren zijn wat summiere gegevens te vinden. Van Arend Scholten is slechts te achterhalen dat hij van origine sigarenmaker was, die door zelfstudie was opgeklommen en zorgde voor de verspreiding van Strijdend Nederland. Aafke Wilhelmina Pel was de echtgenote van predikant ds. Johannes François Hey, met wie ze volgens een bericht in het Kamper Nieuwsblad van 22 september 1945 in het huwelijk was getreden. Ze heeft veel gevaarlijk koerierswerk gedaan. Een artikel over het calvinistisch verzet meldt dat ‘….. tal van jongere en oudere inwoners en inwoonsters zich aan het verzetswerk hebben gegeven, zo bijvoorbeeld meisjes, die het dikwijls gevaarlijke koerierswerk verrichtten, met name mevrouw Heij-Pel, echtgenote van de Amersfoortse predikant, ds. J. F. Heij’.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: