EDZARD BOSCH VAN ROSENTHAL (59)

Edzard Jacob Bosch ridder van Rosenthal (Dordrecht, 27 mei 1892 – Almen, 2 april 1945) was een telg uit het geslacht Van Rosenthal, die vermoedelijk uit Wesel stamde en waarvan Hans Heinrich Conrrad von Rosenthal (1762-1822) in 1787 met hert Pruisische leger naar Nederland kwamen. Hij huwde in 1790 met Louisa Anna Bosch, dochter uit een Culemborgse familie. Sindsdien voerde deze Nederlandse tak van de familie de naam Bosch van Rosenthal. Twee van hun zonen werden in 1834 en 1843 ingelijfd in de Nederlandse adel. De mannelijke leden mogen de titel ridder voeren; de vrouwelijke leden jonkvrouw.

Edzard Bosch van Rosenthal was watergraaf van het Waterschap De Berkel in Oost-Gelderland. Het waterschap was in 1882 door de Provinciale Staten van Gelderland opgericht voor het waterbeheer van de rivieren de Berkel en de Groenlose Slinge. Het waterschap is in 1997 opgegaan in het Waterschap Rijn en IJssel. De Berkel ontspringt in Duitsland ontspringt, stroomt door de Achterhoek en mondt bij Zutphen in de IJssel. De Groenlose Slinge is een laaglandbeek die ontspringt achter Winterswijk en mondt tussen Lochem en Borculo uit in de Berkel. Hij woonde in Huis Den Dam te Eefde, een monumentaal landhuis dat vroeger een van de 36 erkende havezaten in het kwartier Zutphen was. Het is sinds 2015 een rijksmonument. Zijn broer L.H.N. Bosch van Rosenthal was de Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht en sinds 1944 voorzitter van het College van Vertrouwensmannen, dat door het kabinet-Gerbrandy I was ingesteld om vanaf de bevrijding tot de terugkeer van de regering in Nederland als haar vertegenwoordiger op te treden en zo te voorkomen dat er tijdelijk een gezagsvacuüm zou ontstaan. De door de regering aangewezen leden uit het bezet gebied waren voormalige politici en vertegenwoordigers van het verzet.

In de Achterhoek was Edzard Bosch van Rosenthal een van de belangrijkste stimulatoren van het verzet. Hij stond in contact met alle regionale en lokale verzetsgroepen van de Ordedienst (OD), de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), het Nationale Steun Fonds (NSF) en met de TD-groep, een verzetsgroep waarvan de letters ‘TD’ verwijzen naar het saboteren van de Tweede Distributiestamkaart, een activiteit waar de groep bekendheid mee verwierf. Voor het NSF was hij actief als districtshoofd en ook binnen het LO had hij en functie. In het voorjaar van 1943 begon Bosch van Rosenthal met het vormen van verzetsgroepen. In de jaren 1943 en 1944 was hij in Arnhem altijd aanwezig bij de wekelijkse vergaderingen van de lokale afdeling van het Nationaal Comité van Verzet, een verzetsorganisatie die verzetsactiviteiten op civiel gebied van diverse groepen wilden coördineren en informatie over de Duitsers wilde verzamelen. Na de oprichting van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) in september 1944 was hij voor deze organisatie chef-staf van Gewest 5.

Met zoveel activiteiten was het onvermijdelijk dat hij op een gegeven moment in het vizier moest komen van de Sicherheitsdienst. Deze bezat ook al een pasfoto en de nodige gegevens over hem. Op 23 december 1944 werd hij bij toeval in Zutphen aangehouden en na enkele stevige verhoren door de Gestapo in huis ‘t Onland bij Lochem overgebracht naar gevangenis de Kruisberg in Doetinchem, waar tussen 5 september 1944 en 27 maart 1945 honderden verzetsmensen en geallieerden door de Sicherheitsdienst gevangen werden gehouden, meestal als Todeskandidaten. Van hen brachten 72 personen hier hun laatste uren van hun leven door voordat ze werden gefusilleerd, 94 anderen werden per trein weggevoerd naar het Duitse kamp Neuengamme bij Hamburg. Van hen overleefde een enkeling. Op 1 februari 1945 werd ook Bosch van Rosenthal met 93 medegevangenen op transport naar Duitsland gezet, de leeftijden varieerden tussen 16 en 75 jaar. Een van anderen was William van de Wall Bake, een reserve-luitenant-kolonel in het leger, dir Bosch van Rosenthal al kende omdat ze beide voor het LO werkzaam waren. Door de Duitsers waren de ‘zwaardere gevallen’ op transport gezet, de ‘lichte gevallen’ mochten blijven, ongetwijfeld tot hun opluchting. In maart 1945 werden 46 van hen echter door de Duitsers gefusilleerd als represaille voor een aanslag op vier Duitse militairen.

De groep die op 1 februari vertrok werd zeer streng bewaakt en de stoet moet op weg te voet naar het station van Doetinchem heel wat bekijks hebben getrokken. Een tocht van ongeveer drie kwartier. Uit het dagboek van Van den Wall Bake: ‘Aan het station stonden 3 goederenwagens voor ons en een personenwagen voor de bewakers klaar. Wij werden ingeladen, maar de deuren bleven open en o wonder, langzamerhand werd allerlei publiek voor de wagens toegelaten en de gevangenen toegestaan met hun verwanten en bekenden te spreken en pakjes eten in ontvangst te nemen. Tegen donker gingen de mensen weg en de deuren dicht. De tijd werd gekort met het zingen van Vaderlandse liederen en ook Psalmen en Gezangen en verder met praten over wat men beleefd had en speculeren over wat men nog beleven zou.’

’s Nachts vertrekken drie goederenwagons vol gevangenen vanuit Doetinchem via Winterswijk en Zutphen naar Amersfoort. In de eerste uren van het transport weten zeventien gevangenen te ontsnappen door uit een rijdende goederenwagon te springen, waaronder Bosch van Rosenthal en Van den Wall Bake. ‘Op enkele stations werd gestopt, vermoedelijk Terborg, Ulft, Varsseveld en Aalten; men hoorde dan onmiddellijk de bewakers om de wagens lopen tot het commando “einsteigen”, waarna het treintje vertrok. Direct na het vertrek uit Winterswijk kwam plotseling Jaap bij mij met de verrassende mededeling, dat er achter in de wagen een luik was waar gemakkelijk iemand doorheen kon kruipen en er op die manier al verscheidene gevangenen uit de trein gesprongen waren. “Of wij mede deden?” Wat een vraag als er werkelijk kans bestond. Eindelijk bij de halte Beltrum – Zieuwent, reed de trein langzamer, steeds minderde de snelheid en steeds meer begon men achter mij te dringen, dat het tijd werd dat Jaap de sprong waagde. Eindelijk sprong hij, blijkbaar niets te laat want hij klapte meteen tegen de grond en op zijn gezicht, maar tegelijk stond hij ook weer op. Toen ik er uit, ook zonder jas; het viel mee, ik was spoedig op de buffers en kon meteen springen, want de snelheid was inmiddels nog verminderd. Het was intussen door de heldere maan zo licht, dat ik mij direct achter een bosje dood gras liet vallen uit angst gezien te worden. De trein was nl. geheel stil gaan staan, zodat ik niet anders dacht of de bewaking zou uitstappen en om de trein gaan lopen. Ik durfde mij niet te verroeren, want de trein was geen 100 m. van mij weg. Toen mij dan ook een gedaante naderde, dacht ik dat men mij inderdaad gezien had en mijn laatste uur geslagen was; wie schetst mijn verbazing toen die gedaante Bake bleek te zijn, die bijna op het moment van stilstand zich had laten zakken. Wij lagen doodstil achter het plukje gras, ieder ogenblik verwachtende de bewakers te zien uitstappen; het duurde seconden, minuten, niets bewoog zich. Eindelijk zagen wij het rode achterlicht van de trein bewegen. Wij waren vrij!’

Na enkele dagen lopen komen de beide mannen aan op hun onderduikadres, een ondergronds hol in de bossen tussen Ruurlo en Vorden. Na hun ontsnapping bleven ze actief in het verzet en zaten op verschillende adressen ondergedoken. De oorlog naderde inmiddels zijn einde, maar SS-Untersturmführer Heinrich Ludwig Heinemann (Wuppertal, 2 januari 1911 – Arnhem, 10 februari 1947) bleef fanatiek jacht maken op verzetsmensen en onderduikers. In maart 1945 was hij Bosch van Rosenthal op het spoor gekomen die op dat moment een rol speelde bij de vorming van het Dutch National Batallion, een gevechtseenheid van de Binnenlandse Strijdkrachten. Op 1 april 1945 verlieten de beide verzetsvrienden landgoed Het Onstein, een landgoed bij het Gelderse Vorden waar zij op dat moment ondergedoken zaten. Ze moeten zich redelijk veilig hebben gewaand, want de Canadese bevrijders stonden als het ware voor de deur. Op 2 april zou Vorden worden bevrijd. Het is onduidelijk wat op 2 april precies is gebeurd. De ene bron zegt dat hij op zoek naar zijn zoon Frans in Almen bij de Spitholterbrug dodelijk werd getroffen door een onbekende kogel. Zijn zoon trof hem daar die ochtend dood aan, beroofd van zijn papieren, trouwring en horloge. Een andere bron zegt echter dat Bosch van Rosenthal die dag ging optreden als gids voor de bevrijders. Toen hij bij het riviertje de Berkel vooruitging om Duitse officieren te overreden de strijd te staken, zou hij in de verwarring van het moment door vuur van eigen troepen zijn gesneuveld.

Op 25 juli 1952 werd Bosch van Rosenthal postuum per Koninklijk Besluit het Verzetskruis verleend. Het werd uitgereikt aan zijn weduwe Gertrude van Hasselt (1897-1991). Ook kreeg hij later postuum het Verzetsherdenkingskruis. Ter herinnering aan hem is in de voorgevel van zijn voormalig woonhuis Huis Den Dam een gedenksteen aangebracht. Hij werd begraven op de Algemene Begraafplaats te Vorden (vak A, 2e gedeelte, nr 31).

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: