ALBERT KEUTER (61)

Albert Keuter (Blokzijl, 7 januari 1892 – Bergen-Belsen, 10 maart 1945) was eerst predikant geweest in Oost- en West Graftdijk (1917), Twisk en Medemblik (1920) en Akkrum (1925), voordat hij predikant werd bij het Doopsgezinde Broederschap in Den Haag. Tot die dorpsgezinde gemeente behoorden ook de honorair consul van Finland A.J.Th. van der Vlugt en Lambertus Neher (Amsterdam, 13 september 1889 – Voorst, 22 augustus 1967), die vanaf 1935 directeur van het Haagse telefoniebedrijf. Hij werd in 1943 door de Duitsers ontslagen omdat hij zich actief ingezette bij een ambtenarenactie tegen de verplichte Arbeitseinsatz. Onder de verzetsnaam Dijkstra was Neher actief in het verzet. Als lid van het Nationaal Comité van Verzet zorgde hij voor de coördinatie van het inlichtingenwerk verzorgde. Voor de Ordedienst zette Neher een uitgebreid illegaal telefoonnet op en samen met Herman Jan van Aalderen zette hij een geheim telefoonnetwerk op via het seinwezen van de Nederlandse Spoorwegen. In de zomer van 1944 werd hij lid van de Contactcommissie van de Groote Advies-Commissie der Illegaliteit en ook was hij lid van het College van Vertrouwensmannen, die vanuit Londen werd opgezet.

In Den Haag werkte Keuter nauw samen met ir. Casper ter Galestin, die ook lokale verzetsgroep van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) leidde. Ook zijn zoon Barend Klaas (‘Jons’) was lid van deze verzetsgroep Ter Galestin die zich bezig hield met de coördinatie van de hulpacties voor bemanningen van neergeschoten geallieerde vliegtuigen. Elke week werden neergeschoten Britse piloten uit Friesland gesmokkeld. Dit gevaarlijke werk combineerde Keuter met het onderbrengen van joden en met zijn taak in de gemeente. Op 2 januari 1944 preekte hij met de tekst ‘Sta op en ga uit’, een felle aanklacht tegen de bezetter.

In 1943 verhuisde het gezin Keuter (vijf kinderen) naar Drente omdat het deel waarin ze in Den Haag woonde tot Sperrgebiet was verklaard vanwege de werkzaamheden aan de Atlantikwall. Het was en noodgedwongen verhuizing, maar Keuter realiseerde zich dat het voor vrouw en kinderen aanzienlijk veiliger was in Drente te wonen. Zelf bleef ds Albert KeuterKeuter in Den Haag omdat hij als dienstdoend predikant zijn gemeente niet wilde verlaten. In december 1943 werden Ter Galestin en leden van diens groep gearresteerd. Casper ter Galestin werd naar kamp Vught gebracht en gefusilleerd

Toen Albert Keuter op 4 januari 1944 zijn gezin in Drente wilde bezoeken om samen met hen zijn aanstaande 52e verjaardag te vieren, werd hij op het station van Meppel gearresteerd. Het station bleek hermetisch afgesloten te zijn. Het bleek dat zijn telegram dat hij een trein later zou komen was onderschept. Op hetzelfde uur werd Barend Klaas, student te Delft, samen met een paar piloten in Amsterdam gearresteerd. De groep was geïnfiltreerd door twee zogenaamde helpers. Vader en zoon Keuter werden overgebracht naar het Oranjehotel, in afwachting van het proces tegen hun groep. Ze zaten gescheiden van elkaar gevangen; soms kon Keuter een briefje uit zijn isoleercel smokkelen. Hij bracht veel vertrouwen over bij zijn medegevangenen. Er werd zelfs geschaakt. Het wachten was op berechting. Zijn oude kennis binnen de doopsgezinde gemeente, A.J.Th. van der Vlugt, slaagde er vanwege zijn diplomatieke status in de bezettende macht de geplande rechtszitting een tijd uit te stellen. In zijn tijd in de Scheveningse gevangenis was Keuter door zijn houding en geestelijke steun belangrijk voor veel van zijn lotgenoten.

Na 6 juni 1944, de dag van de geallieerde landingen in Normandië, werd een grote groep gevangenen door de Duitsers vanuit het Oranjehotel overgebracht naar het concentratiekamp Vught. Daar werden Keuter en zijn zoon weer verenigd, weliswaar onder afschuwelijke omstandigheden. Een tijd lang deden ze zwaar werk voor extra voedsel. Albert verrichtte veel geestelijke arbeid, met bijvoorbeeld heimelijke voordrachten. In Vught was de Doperse predikant André du Croix (Amsterdam, 31 oktober 1910 – Bergen-Belsen, 10 maart 1945) een medegevangene. Du Croix was lid geweest van de Nederlandsche Unie en nadat die partij werd verboden was hij in het verzet gegaan. Hij was districtleider van de Ordedienst te Winschoten en actief voor de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij werd op 15 april 1944 gearresteerd en was via de gevangenis in Groningen in Kamp Vught terechtgekomen. Toen Kamp Vught op 6 september 1944 werd ontruimd, werden de gevangenen als beesten in veewagens afgevoerd concentratiekamp Oraniënburg, waar ze dagen later totaal uitgeput aankwamen, werden kaalgeschoren en gestreepte gevangeniskleding kregen. Elke twee man moest een bed van 80 cm breed delen. Keuter gezondheid ging snel achteruit. Hij raakte ondervoed, ging moeilijk lopen, de zolen van zijn schoenen waren versleten. Vanwege ernstige verzwakking werden twintig gevangenen naar het concentratiekamp Sachsenhausen gestuurd, waar vader en zoon Keuter weer bij elkaar waren. Er leek een betere tijd aan te breken. Albert Keuter en André du Croix deelde samen een krib in het Quarantainelager Heinkel. Op 21 oktober 1944 werd Keuter in de Diplomatenbarak geplaatst, waar zich geestelijken van diverse kerkgenootschappen bevonden, waaronder drs. JL. Moonen, secretaris van de bisschop van Roermond. In deze barak waren niet meer aan mishandeling onderhevig en door het geven van verboden Engelse lessen aan Poolse gevangenen kon Keuter aan extra voedsel komen, zodat hij niet langer ondervoed raakte. Sachsenhausen werd op 5 februari 1945 in allerijl ontruimd toen de Russen het kamp naderden. De gevangenen werden op tansport gezet naar Advertentie Keuterhet concentratiekamp Bergen-Belsen. Daar verslechterde zijn gezondheid zo erg dat hij al snel zijn krib niet meer kon uitkomen. Daar overleed Albert Keuter op 10 maart 1945, vermoedelijk aan vlektyfus. Een Poolse priester waar hij in Sachsenhausen mee bevriend raakte, heeft hem in zijn laatste uren bijgestaan, kon hem nog de hand drukken en zorgde er zo voor dat hij niet alleen is gestorven. André du Croix overleed op dezelfde dag in Bergen-Belsen. Barend Klaas Keuter was er op 5 maart 1945 aan dysenterie overleden.

Alle drie zijn begraven in een van de vele massagraven in Bergen-Belsen. Albert Keuter werd postuum met het Verzetskruis onderscheiden.

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: