DIRK KROON (66)
Dirk Mara Rijk Hendrik Kroon (Den Haag, 27 mei 1909 – Limmen, 7 augustus 1945) verhuisde samen met zijn ouders in 1937 van zijn geboortestad Den Haag naar Soest. Hij was in mei 1940 dienstplichtig sergeant bij de Genie. Na de capitulatie keerde hij terug naar huis en vestigde zich als zelfstandig werktuigbouwkundige/ elektrotechnicus; hij was als vrijwilliger ook betrokken bij de (bos)brandweer. Vanaf 21 mei 1943 moesten alle jongemannen uit de geboortejaren 1922,1923 en 1924 zich verplicht melden bij de Arbeidsinzet. Burgemeester Loek des Tombe (De Bilt, 19 februari 1907 – Apeldoorn, 12 juni 1987), een CHU’er die vanaf oktober 1934 burgemeester was geweest van de gemeenten Abcoude-Baambrugge en Abcoude-Proostdij en in oktober 1939 tot burgemeester van Soest was benoemd, wist dat dit betekende dat de bezetter het bevolkingsregister zouden controleren en gaf aan brandweercommandant Groart de opdracht het register te verdonkeremanen. Groart gaf Gerbrand Zoetelief, Marinus de Moraaz Imans en Dirk Kroon, drie brandweermannen die hij volledig vertrouwde, de opdracht in het gemeentehuis in te breken en te zorgen dat het bevolkingsregister werd ‘gestolen’. Op 25 mei 1943 ging het drietal tot actie over, maar ze hadden hun taak wat te licht opgevat. Ze veronderstelden dat ze met een bakfiets alle persoonskaarten in één keer konden meenemen, maar ze moesten de route van gemeentehuis naar de woning van Kroon aan De Wieksloot twee keer afleggen. Het archief werd daar in een sloot begraven, waarbij Kroon werd geholpen door ‘Addie en Ellie’, twee onderduikers in zijn woning. Wachtcommandant Voet en agent Entrop van de politie, die op de hoogte was gebracht van de actie, hielden zich op de avond van de inbraak ‘doof en blind. De dag daarop konden inspecteur Voerman en rechercheur Meyer niets opmerkelijks vinden en de Rijksspeurhond Wanda nieste zich suf van de ruimschoots gestrooide peper. De bezetter voelde natuurlijk nattigheid en verhoorde korpschef Bakker, maar hij kwam er vanaf met twee jaar voorwaardelijke celstraf gekregen. Burgemeester des Tombe zou aansluitend weigeren werkkrachten aan te wijzen voor Duitse tewerkstelling. Als gevolg daarvan moest hij in oktober 1944 in de buurt van Soest onder te duiken. Al enkele uren na de bevrijding keerde hij terug in Soest, enthousiast onthaald door de bevolking.
Vanaf 1941 verleende Kroon hulp aan Joodse landgenoten. Hij bracht tientallen tijdelijk onder in het huis van zijn moeder in Soest, die sinds 3 januari 1944 weduwe was. Onder hen waren begin 1944 zijn latere verloofde Henriëtte Bernard en haar ouders. Al snel na hun intrede verloofde Dirk en Henriëtte. In juli 1944 deed een Duitser een inval in het huis van familie Kroon. Dirk was niet thuis en ook de ouders Bernard waren op dat moment al elders ondergebracht, maar Henriëtte wel ontdekt. De Duitser zou slechts hebben opgemerkt dat joden ook mensen zijn en verliet het pand weer. Het was wel het signaal dat het beter was Henriette weer te herenigen met haar ouders bij de familie Van Oordt in Bussum. Ook Dirk Kroon dook onder.
Tot de onderduikers hoorde ook een tijdje Hans Mogendorff, een joodse jongen die in 1922 in Düsseldorf werd geboren. Hans probeerde in 1943 samen met zijn vrouw Fieke de Winter (Nijmegen, 1916) naar Spanje te vluchten, maar ze worden aan de grens opgepakt. Toch hebben ze de oorlog overleefd en verhuisden naar Israël. Daar nam hij Nathan Megaan aan en schreef het boek Zwischen Abend und Morgenrot over zijn leven en vooral zijn periode als Palestinapionier en zijn werk in het verzet. Zijn ouders Julius Mogendorff en Ida Mogendorff-Weinberg zouden op 3 september 1942 in Auschwitz worden vermoord. Zijn broer Erich (Düsseldorf, 1911) werd waarschijnlijk in 1944 in Noorwegen gefusilleerd. Hans en Fieke gingen waarschijnlijk schuil achter de onderduiknamen ‘Addie en Ellie”. In elk geval vertelde Hans/Nathan bij een eenmalig bezoek in Soest in 1955 met zichtbaar genoegen over het laten verdwijnen van het bevolkingsregister.
Dirk Kroon verrichte ook spionagewerk voor de Ordedienst en later voor de Binnenlandse Strijdkrachten. Hij verkende Duitse verdedigingswerken en verboden Sperrgebiete in en rond Amsterdam, Haarlem, vliegveld Soesterberg en de Grebbelinie en maakte hiervan tekeningen. Hij werkte hierbij nauw samen met Johan van Hanxleden Houwert.
Dirk werd in november 1944 bij een razzia in Bussum gearresteerd, maar kon zich bij een corrupte ‘goede’ Duitser vrijkopen. Op 10 en 11 december 1944 werden Kroon en zijn 69-jarige moeder thuis gearresteerd. Zij waren na een heftige ruzie aangegeven door een vrouw die bij hen inwoonde. Kroon werd overgeleverd aan de Sicherheitspolizei en naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam gebracht. Hier werd hij op de lijst van Todeskandidaten gezet die in aanmerking kwamen voor fusillering bij represailles. Zijn moeder werd eveneens in Amsterdam gevangen gezet. Zij werd in januari 1945 vrij gelaten. Ze zou in 1950 verhuizen naar Amsterdam. In januari 1945 werd Kroons enige kind, zoon Dirk Mara, in onderduik in de Majellastichting in Bussum geboren.
Op 7 januari 1945 werd Kroon langs de provinciale weg Limmen-Uitgeest gefusilleerd, samen met negen anderen gevangenen, als vergelding voor een gedode Duitse soldaat. Dirk Kroon is begraven op de Eerebegraafplaats Bloemendaal (vak 34), zijn graftekst luidt: Moge het offer niet tevergeefs zijn. Te Castricum is een monument opgericht voor de herdenking van de fusillades op 7 januari en 6 april 1945. Na de oorlog kreeg Kroon postuum het Verzetskruis 1940-1945. Dirk Kroon heeft in 2007 postuum de onderscheiding The Righteous Among The Nations ontvangen op voordracht van zijn echtgenote Henrietta Schellenkens, geboren Bernard en hun zoon David Kroon.