DE EXPEDITIE NAAR LUANDA EN SAO TOMÉ (3) – 006
De expeditie van Cornelis Jol naar Luanda en Sao Tomé
30 mei – 31 oktober 1641
Cornelis Jol volgde direct de instructies die inhielden dat, ongeacht of de aanval op Luanda nu wel of niet succesvol was geweest, vervolgens direct moest worden verdergegaan naar San Tomé om dit eiland voor de Compagnie op de Portugezen te veroveren. Nu de eerste helft van de opdracht zo goed was verlopen, kon snel worden begonnen met het tweede deel van de missie. Al op 17 september 1641 vertrok Jol met een deel van de vloot naar de Bocht van Guinée. Hert belangrijkste doel was de overmeestering van het fort/kasteel Sao Sebastiao, dat het enige verdedigingswerk van betekenis en was gelegen op een smalle landtong in het zuidelijk gedeelte van de baai van Anna de Chaves, de haven van San Tomé. Het was dan weliswaar het enige echte verdedigingswerk, maar met haar vier bastions, muren van bijna acht meter hoog en dertig bronzen kanonnen was het wel een van de sterkste forten aan de West-Afrikaanse kust. Jol moest na de verovering van dit fort er vooral voor zorgen dat de verbindingswegen van de Portugezen naar de zee werden afgesneden.
Een paar schepen bleven achter in Luanda, anderen keerden onder bevel van viceadmiraal Jacob Huygensz terug naar Brazilië. De nieuwe viceadmiraal werd nu Matheus Jansen van de Leeuwinne uit de Kamer Zeeland. Ook kwam eer een nieuwe schout bij nacht, Jan Fransen Groot van de Enchuysen omdat de Eendracht van de Kamer Op de Maze niet meevoer. De manschappen bestonden uit vijf compagnieën met blanke soldaten en drie compagnieën met de Braziliaanse hulptroepen. Ze stonden onder leiding van de kapiteins Valet, Dammert, Koin en Clant.
Kamer Amsterdam
…01 Amsterdam, admiraalsschip, met 93 gezonden en 11 zieken
…02 Leyden, met 71 gezonden en 8 zieken
…03 Swol, met 70 Braziliaanse hulptroepen
Kamer Zeeland
…04 Leeuwinne, viceadmiraalschip, met 90 gezonden en 8 zieken
…05 Mooriaen, met 41 gezonden en 4 zieken
…06 Soutelande, met 68 gezonden en 5 zieken
Kamer van het Noorderkwartier
…07 Groene Wijff, met 40 gezonden en 8 zieken
…08 Enchuysen, schout bij nacht, met 145 gezonden
Veroverde Portugese schepen
…09 Loanda, D’Haen, Henderson, Hasenwint en Vollenhoven, met 618 gezonden, 46 zieken en ongeveer 400 matrozen.
Zoals eerder bij de aanval op Luanda gaf Jol opnieuw de strikte order uit zich van ‘den omgang met vrouwen ende droncken drincken tonthouden, alsoo doordeselve gevaer loopen van gewisselijck om de hals te comen ende tot verlies van haer leven te geraecken’. Er dreigde echter een veel groter gevaar dan vrouwen en drank, waartegen men green verdediging had. San Tomé was berucht om haar koortsen (die later malaria bleken te zijn), die vooral in de regentijd van september tot juni het hardst toesloegen. Op 22 september ging de vloot voor anker in de baai van Loango, waar zich een factorij van de Compagnie bevond. Aanvullen van de watervoorraad moet zo snel nog niet nodig zijn geweest, dus het zal vooral wat vlagvertoon en een bezoek aan de factorij zijn geweest. Op 24 september werd de expeditie vervolgd om op 2 oktober bij San Tomé aan te komen. Op San Tomé was men een paar dagen al op de hoogte gebracht van de komst van de Hollanders door een passerend Engels schip, dat wist van de verovering van Luanda en nieuwe aanvalsplannen van Jol.
Jol zetten zijn troepen, versterkt met twee compagnieën matrozen aan land bij een kleine inham, de baai van S. Anna, twee mijl ten zuiden die van Anna de Chaves. Men sloeg haar kamp op bij de suikerplantage van S. Anna. Het plan was dat viceadmiraal Matheus Jansen met alle schepen zo dicht mogelijk onder het kasteel zou ankeren en pas het vuur zou openen zodra de vijand dat deed. In de tussentijd zouden de landingstroepen, waarvoor Jol hoogstpersoonlijk het commando op zich had genomen, naar de stad en het kasteel oprukken. Om ongeveer tien uur in de ochtend van 3 oktober ging de Hollandse vloot na een musketschot aan de voet van het fort voor anker. De Portugezen openden onmiddellijk het vuur, maar Matheus Jansen gaf direct een antwoord. Een half uurtje na het begin van de kanonnades spatte de Enchuysen geheel. Hert kan een voltreffer vanuit het fort zijn geweest, maar waarschijnlijk was het te wijten zijn geweest aan onvoorzichtigheid in de kruitkamer. Ongeveer vijftig matrozen en een paar vrouwen van de Braziliaanse mannen kwamen om het leven. De andere schepen liepen geen averij op.
Pas tegen de middag kwamen de landingstroepen in beweging. Onderweg hadden ze wat tegenstand gehad van gewapende burgers en negers. Ook hadden ze een redoute met 6 stukken geschut uitgeschakeld. De belangrijkste barrière was het dicht begroeide terrein tot vlak aan de zee. Jol liet de soldaten het kasteel bestormen, wat omdat men geen ladders bij had een onmogelijke opdracht was. Maar de manoeuvre veroorzaakte bij de verdedigers veel paniek, wat waarschijnlijk ook de bedoeling was. De aanvallers probeerden naar boven te klauteren via de uitstekende steenklompen, maar deze grove blokken gaven nauwelijks houvast. Bovendien daalde een stortbuit van stenen op hen neer. Degenen die boven geraakten vonden Portugese musketiers tegenover zich, zodat heel wat soldaten omlaag stortten. Na een uur gaf Jol opdracht weer terug te trekken, wat vanwege het aanhoudende vuur vanaf het fort veel doden en gewonden tot gevolg had. Er werd vervolgens hakt gemaakt op een plaats die buiten het bereik van de kanonnen lag. Behalve van de verwachte zware tegenstand vanuit het fort was er onverwacht veel hinder van het kleine fort Sao Joao. Kapitein Valet liet het daarop bestormen en met de grond gelijk maken.
Er werd besloten af te zien van verdere stormlopen en in plaats daarvan een batterij op te zetten bij de kleine kapel Sao Sebastiao, die niet al te ver van het fort aflag. Van de schepen moesten zoveel mogelijk matrozen komen om dit werk snel te kunnen uitvoeren. Na drie dagen ploeteren was de batterij gereed en kon een mortier worden opgesteld. Direct werd begonnen met een bombardement op het kasteel vanuit zee en vanuit de batterij. Omdat het resultaat tegenviel liet Jol zes stukken scheepsgeschut overbrengen naar de batterij. Door de constante regen van zware kogels op de muren begonnen grote brokken steen los te scheuren. De granaten die binnen het kasteel terechtkwamen zorgde daar voor veel vernielingen. De Portugezen verzetten zich heftig. Op 12 oktober lukte het hen de batterij helemaal in puin te schieten. Jol liet toen zes grote ankers van de schepen naar boven brengen, die voor het restant van de batterij werden geplaatst om als kogelvangers te dienen. Halverwege de batterij en het fort werd bovendien een schans opgeworpen van waaruit de vijandelijke musketiers die de Hollandse kanonniers beschoten onder vuur konden worden genomen. Jol wilde nog meer geschut aan land brengen, maar gedurende de avond van 15 oktober wierp de mortier een eerste vernietigende granaat in het kasteel. Toen de dag daarop opnieuw twee granaten het kasteel vol troffen, liet de Portugese commandant de witte vlag hijsen. Na een beleg van veertien dagen capituleerde fort Sao Sebastiao voor de Hollandse overmacht. Jol begeleidde de Portugese officieren die zo lang en dapper hadden verdedigd naar de ingang van het kasteel. De resterende zetting van 25 soldaten en 38 burgers en geestelijken kregen een vrije aftocht. Ze mochten zelfs de eigen wapens en persoonlijke bezittingen behouden. De soldaten en officieren mochten zich inschepen op een Engels schip dat hen naar Lissabon zou overbrengen.
Op 13 oktober 1641 wapperde de Hollandse prinsenvlag op de kapot gebombardeerde muren van het fort ten teken dat San Tomé definitief was toegevoegd aan het bezet van de Compagnie. Dat definitief zou echter maar zeven jaar duren. De stad San Tomé was al op 3 oktober, de eerste dag van de aanval, geheel verlaten aangetroffen. In de magazijnen en huizen was nog niet ‘voor een waerdij van thien stuyvers’ aangetroffen, want de inwoners hadden alle koopmansgoederen, huisraad, kerkschatten en dergelijke in veiligheid gebracht. Jol wilde zich deze buit echter niet door de neus laten boren en liet de inwoners via een plakkaat weten dat hij binnen veertien zou verschijnen ‘omme met ons in alle vrientschap ende billicheyt te accordeeren’. Dat had het gewenste resultaat. De verwoesting van de stad en de 54 suikermolens werd afgekocht met 300.000 pond suiker en 5500 cruzados, dat binnen twee weken zou worden betaald.
Vooraf was al bekend dat er een ongezonde lucht was in Sao Tomé, maar het was vele malen erger dan men had gevreesd. Al twee of drie dagen na de overgave waren er onder de soldaten en matrozen de eerste ziekteverschijnselen. Na een week waren er al honderden doden te betreuren en het eind van de ziekten was nog lang niet in zicht.
Op 25 oktober werd Jol ziek, maar hem was niet het zeemansgraf gegund dat andere Hollandse zeehelden als Van Heemskerk, Piet Heyn, De With, Van Galen en De Ruyter wel kregen. Ook zou hij niet sneuvelen in een heroïsch gevecht, zoals de admiraals Pater en Loos. Ook zou hij niet sterven in de Caraïbische zee, waar hij zoveel successen kenden, maar in een ‘ellendigen uithoek aan de Afrikaansche kust streed Jol met een door ziekte en ontberingen gesloopt lichaam zijn laatsten strijd, een wanhopigen strijd tegen verraderlijke koortsen, en verloor’. Hij wees nog zelf zijn opvolger aan: Matheus Jansen, schipper van de Leeuwinne, werd de nieuwe admiraal en als viceadmiraal benoemde hij Jan Claesz. Cock, kapitein van het schip Leyden. De laatste berichtte de graaf en raden dat Jol op 31 oktober 1641 op Sao Toé was bezweken. Zijn stoffelijk overschot werd begraven in de kerk Nossa Senhora da Conceicao op het eiland. Volgens een oude overlevering zou de evenaar precies hier passeren. Op basis van deze legende schreef Casparus Barlaeus (1584-1648), de predikant-schrijver, in een lofrede op hem dat nu de evenaar het lichaam van Jol bezat. Maar toen enkele jaren later de Portugezen het eiland heroverden, was hun eerste maatregel om de kerken weer hun vroegere katholieke bestemming terug te geven. In deze gewijde grond was geen plaats voor protestantse ketters, dus werd ook het graf van Cornelis Jol opgegraven. Ergens in een vergeten hoek van het eeuwig groene eiland Sao Tomé vond Jol zijn laatste rustplaats.