002 – SLOT ABCOUDE, 6 NOVEMBER 1672
Vernielde dorpen en kastelen in het Rampjaar 1672, deel 1
Veldmaarschalk Johan Maurits van Nassau, die het bevel voerde over het Staatse leger dat gelegerd was van Muiden tot Abcoude, bezette op 19 juli 1672 het Slot Abcoude, waarvan voor her eerst melding werd gemaakt tijdens de verwoesting door Gijsbrecht van Amstel in 1274. Johan Maurits was in 1668 toen een oorlog met Frankrijk al dreigde weer veldmaarschalk geworden en was in 1672 de belangrijkste raadgever voor stadhouder Willem III. Hij had goede contacten met zowel de Hollandse bestuurders als met de keurvorst van Brandenburg-Pruisen, dus de ideale persoon om het contact met de belangrijkste bondgenoot van de Republiek te onderhouden. Hij zorgde ervoor dat Slot Abcoude gaat dienen als legerplaats voor de Staatse groepen. Hij moest ervoor zorgen dat de Franse troepen niet op schepen de Vecht konden afzakken. De doortocht door de Angstel, een meanderend riviertje van ongeveer tien kilometer, werd versperd door vaartuigen die met geschut waren bewapend. Alle riviertjes en vaarten waren op dezelfde manier bewapend, waardoor de weg naar Amsterdam was afgesloten.
Slot Abcoude zou het verste punt op de route Utrecht-Amsterdam worden dat de Fransen wisten te bereiken. Op 6 november 1672 werd het dorp Abcoude door Franse troepen in brand gestoken. Op 17 november 1672 gaf de hertog van Luxemburg, de Franse legeraanvoerder, aan honderdvijftig man de opdracht het dorp geheel te ruïneren. De Fransen marcheerden in een dag naar Abcoude en het slot, en staken in het dorp veel in brand. Op 30 november kwamen ze terug om alles wat nog overeind stond verder af te branden. Intussen was de verdediging van het slot versterkt, zodat het verzet erg heftig was en de verdedigers erin slaagden veel Fransen gevangen te nemen. Vanuit het slot werd door een aantal waaghalzen van het garnizoen van de Republiek nog een uitval gedaan. In een trekschuit voer men in alle stilte naar Breukelen, namen daar negentien Fransen gevangen, namen daar ook hun buit uit plunderingen in beslag en voeren weer terug naar het slot. Wat er althans resteerde van het slot, dat na de diverse gevechten onbewoonbaar was.
De restanten van het vervielen in de jaren daarop. Kanunnik Theodorus de Leeuw kocht het slot van de Staten van Utrecht, knapte het op en woonde er tot zijn dood in 1744. Daarna werd het kasteel echter opnieuw zwaar verwaarloosd. In 1860 werd het gesloopt. Er zijn nog maar enkele fundamenten zichtbaar in het weiland, met daar omheen de herstelde slotgracht. Later onderzoek bevestigde dat de hoofdburcht een onregelmatige zeshoekige vorm had, zoals aangegeven op de tekening uit 1646 van Roelant Roghman.
Op 17 maart 1840 houdt dominee Langenberg, predikant te Abcoude, een redevoering over de manier waarop de Fransen in november 1672 huis hielden in Abcoude, waaruit dit uittreksel bewaard is gebleven:
Ons kleine vaderland had zich door moed en volharding in den strijd tegen Spanje onafhankelijk gemaakt en was in de 17e eeuw tot een hoogen trap van aanzien en voorspoed gestegen. Dit echter wekte den nijd der naburige volken op. Frankrijk in zonderheid was het, gelijk later Engeland dat de val van dit gemeenebeste scheen besloten te hebben. In het jaar 1672 verklaarde Lodewijk de XIV onder nietige voorendeel den oorlog, zijne legers overstroomde het land, en reeds in Juli van dat jaar hadden zij Brabant, Gelderland ende stad Utrecht bemagtigt, het machtige Amsterdam alleen hield moedig stand, daardoor intussen geraakte het Slot en dorp Abcoude in eene moeilijke en gevaarlijke stelling. De Prins van Oranje Willem de IIIe, aan wien het opperbeleid van slands zaken weder toevertrouwd was, zag het gewicht in van Abcoude als een voorpost voor Amsterdam. Reeds den 18e Juni had hij eene bezetting op het Slot gelegd onder bevel van Graaf Johan Maurits van Nassau, en het zelve met kanon en andere krijgsnoodwendigheden voorzien, Het werd zoo veel mogelijk in staat van tegenweer gebracht en, om voor overrompeling veiliger te zijn, werde het Zandpad, de tegenwoordige straatweg naar Baambrugge afgegraven, zodat nauwelijks een man aldaar kon passeren. De Fransen trekken, na de bemachtiging van Utrecht, welhaast voort langs de Vecht en namen achtervolgens Maarssen, Breukelen, de Nieuwersluis en het Slot Kronenburg te Loenen in. Het laatste niet zonder moedigen tegenstand der bezetting. Overal brachten zij roof, plundering en verwoesting mede. Nu had ook Abcoude het ergste te vrezen en wat men vreesde gebeurde maar al te zeer. Het was op den 7den November 1672, dat 500 Fransen met trekschuiten vande zijde van Utrecht kwam en in het holst van de nacht overvielen zij het dorp, op eene vreselijke wijze werden de inwooners door de mare en het gezicht der vijanden uit den slaap gewekt. Aan verdediging viel niet te denken. Ter nauwernood konden de meesten landwaarts in de vlucht nemen, mannen, vrouwen, kinderen, alles stroomde door elkander, de verwarring rees ten top, en vielen op door het moord gedoe der Fransen, hun baldadige hand sloeg aan het roven en plunderen en staken eindelijk op verschijdene plaatsen het dorp in brand. De bezetting op het Slot, het zij door aanval verrast, het zij te zwak om hare post te verlaten kon geen hulp aanbrengen. Nu deed zij door seinschoten en vuren aan de omliggende plaatsende noodzakelijkheid van bijstand kennen, en gelukkig voor Abcoude dit hadde ten gevolge dat dadelijk uit de stad Weesp eenig volk aankwam. Nu gingen de Fransen op de vlugt en men kon nog bijtijds de brand in de kerk benevens eenige huisen, die reeds in vlam stonden blussen (voor dat in het jaar 1830 het hek van het koor der kerk geschilderd was, kon men nog duidelijk de brandvlakken daar aan zien) en een derde gedeelte van het dorp bleef nog behouden. Doch nog was het gevaar voor Abcoude niet geweken. Op den 30en November kwamen de Fransen weder om het overgebleven gedeelte van het dorp te verwoesten, thans echter was de bezetting, die intussen versterking had bekomen, beter tot tegenweer in staat, zij deed van het Slot een inval en sloeg met hulp der inwooners den vijand terug zodat zij onverrichter zake weder keerde en een dertig tal fransen gevangen genomen werden. De vijand dus het hoofd gestoten hebbende, beproefde de aanval niet weder en welhaast volgde de aftocht van alle Fransen legerbenden uit het Sticht. Zoo had dan ons slot andermaal eene gewigtige dienst bewezen aan Abcoude en aan Amsterdam en zelfs aan het vaderland, hier werd het doordringen van den vijand tot den hoofdstad belet. Hier stond de eindpaal van alle zijne aanvallen en verwoestingen op den vaderlandse grond.
Op Het Abcouder Slot een indrukwekkend overzicht van de ruïne van het slot
Isaac Sorious – Abcoude, verwoest door de Fransen in 1672