004 – HELPMAN, JULI-AUGUSTUS 1672

Vernielde dorpen en kastelen in het Rampjaar 1672, deel 2

Helpman was een dorp gelegen op de Hondsrug tussen Groningen en Haren, dat in 1245 voor het eerst werd genoemd in een oorkonde onder de naam Heltman. Later heette het dorp ook enige tijd Helpen. Het dorp was een van de dertien oorspronkelijke kerspelen en buurtschappen van Gorecht, het rechtsgebied rond de stad Groningen. Het oorspronkelijke dorp Groningen lag zelf ook in het Gorecht, maar had een eigen positie en werd op den duur als stad een eigen rechtsgebied. Kerkelijk was het Gorecht oorspronkelijk een parochie die onder de Sint Maartenskerk (Martinikerk) in Groningen viel. Die kerk geldt als moederkerk van alle kerken in het Gorecht.

Het Middelnederlandse woord kerspel had normaliter betrekking op een gebied dat onder het gezag stond van een bepaalde (parochie)kerk en maakte op die manier ook deel uit van de kerkelijke organisatie van een bisdom. Een kerspel beschikte over een kerspelkapel, die door de omwonende gelovigen moest worden bekostigd en onderhouden. Zij betaalden ook voor het levensonderhoud van de dienstdoende geestelijke. De kerspelkapel had niet de volledige zielzorg van de parochianen, want de bevoegdheden van de dienstdoende geestelijke werden beperkt door de stoolrechten (privileges) van de parochiepastoor. In de kapel werden geen sacramenten toegediend en voor de doop, het vormsel, een huwelijk of een begrafenis moest men naar de parochiekerk. Er mocht wel een mis worden opgedragen, godsdienstonderwijs worden gegeven, het naamfeest van de patroonheilige mocht worden gevierd en andere religieuze ceremoniën konden er worden gevierd. Ook in Helpman moet vroeger een kapel zijn geweest, maar daar zijn verder nooit sporen van gevonden.

Groningen_en_OmmelandenkopieVan 1422 tot 1599 stond ter hoogte van Helpman ‘up der zuetzyde by der were’ het Sint Jurgensgasthuis, het leprozengasthuis van Groningen. Er werd ook een kapel bij het gasthuis gebouwd, die, omdat de Sint Maartenskerk in Groningen te ver verwijderd was, diende als parochiekerk voor de inwoners van Helpman. De dagelijkse leiding van het Sint-Jurgensgasthuis was in handen van twee huismeesters en een moeder. Een knaap mocht iedere dag bedelen, de zieken zelf op drie ochtenden in de week. Lepralijders werden naar het gasthuis verwezen, maar konden een contra-expertise vragen in Keulen en later ook in Haarlem. De exacte plaats is nooit met zekerheid vastgesteld. In de loop van de 16e eeuw nam het aantal leprozen af, waarna het steeds meer een gewoon gasthuis werd. In 1599 werd het eigendom gevoegd bij het Rode Weeshuis.

De kapel van het leprozengasthuis was speciaal gewijd aan het heilig sacrament. De bouw in 1485 hing samen met de vondst van drie hosties, twee kelken en een ciborium die daar door een dief waren begraven na een diefstal uit het klooster van Aduard. De plek waar de hosties werden gevonden werd bekend als Heilige Stede (er staat nu de monumentale Villa Hilghestede, die in 18954 werd gebouwd) en werd als snel een bedevaartsplaats. In 1495 werd in Kampen een bedevaart naar de Heilige Stede als straf opgelegd. De weeskinderen van het Roode en Groene Weeshuis in Groningen gingen elk jaar in een plechtige optocht naar de Heilige Stede om ‘eenen vrolijken feestdag’ te vieren.

De ligging buiten de Groningse stadswallen veroorzaakte regelmatig vernielingen. Bij Helpman bevond zich ook het oude kasteel van de Heren Coenders van Helpen. Op de hoogste delen van Helpman kon je in het noorden de vestingwerken van de stad Groningen zien liggen. Groningen werd daarmee goed beschermd, maar Helpman kreeg regelmatig te maken met optrekkende vijanden. Zo werd het dorp in 1504 door de Saksen geplunderde en een jaar later werd het kasteel door soldaten van de Oostfriese graaf Edward verwoest. Het werd snel hersteld, maar in 1506 en 1514 waren de Saksen er opnieuw. Ze stonden toen weer voor de poorten van Groningen en ondernamen tot onder meer Helpman diverse strooptochten. Daarbij kwamen veel Saksische soldaten weliswaar om hert leven ‘door het grof geschut der stad’. Opnieuw werd het slot opgeknapt. Toen het geslacht Coenders echter in de tweede helft van de achttiende eeuw uitstierf, verviel het kasteel. In 1845 stond op de plaats van het slot een ‘herberg of lustplaats‘, eigendom van een landbouwer. Nog steeds bevindt zich hier café-restaurant De Coendersborg.

Op 1 juni 1672 begon de Tweede Münsterse Oorlog, een oorlog tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de bisdommen Münster en Keulen. De oorlog die pas in 1674 eindigde was een onderdeel van de Hollandse Oorlog (1672-1678). Bernhard von Galen, prins-bisschop van Münster, en Maximiliaan Hendrik van Beieren, bisschop van Keulen, vielen toen als bondgenoot van Frankrijk de Republiek aan. De Franse minister van oorlog, Markies van Louvois, zag Münster en Keulen als huurlingen, maar hij gaf hen de vrije hand bij het plunderen. Von Galen had van Louvois ook toezeggingen gekregen over de heerlijkheid Borculo en omliggende enclaves in de graafschap Zutphen, zoals de heerlijkheid Groningen 2Lichtenvoorde, de heerlijkheid Bredevoort en Anholt. Binnen korte tijd veroverde de 30.000 man sterke troepen van Von Galen, Van Beieren, aangevuld met heel wat Franse soldaten, bijna het gehele oostelijke en noordelijke deel van de Republiek.

Nadat de strategische maar sterk verwaarloosde vesting Coevorden op 11 juli was gevallen, werd de verdediging van de drie noordelijke provincies gereduceerd tot de binnenste verdedigingsgordel, bestaande uit moerassen en uitgestrekte veengebieden, die door inundatie aan de noordzijde aanzienlijk was versterkt. Tegen de verwachting in trok Münster niet op naar het amper verdedigde Friesland, maar besloot via Assen de stad Groningen aan te vallen. Door de Republiek werd daarop door inundaties het gebied bij de vesting Bourtange in Westerwolde in een moerasachtig gebied veranderd. Het leger van Von Galen moest daardoor Groningen vanuit het zuiden aanvallen. De stad had zich echter onder leiding van de 70-jarige Bohemer Carl von Rabenhaupt goed voorbereid. De vestingwerken waren verbeterd en de bruggen aan de zuidkant van de stad afgebroken.

Vanaf 24 juli 1672 bestookte de bisschop Groningen met zijn leger van nog 24.000 soldaten met stinkbommen, granaten en gloeiende kogels. Op veel plaatsen in het zuidelijke deel van de stad ontstonden branden. De Münsterse troepen deden tevergeefs diverse aanvallen, maar moesten zich steeds op hun stellingen terugtrekken, wat met behoorlijk wat plundering gepaard ging. In Groningen werden zeventien zeesluizen opengezet en bij Delfzijl werd een zeedijk doorgestoken. Steeds werden alle aanvallen van Münster en trawanten afgeslagen. Op 27 augustus 1672 bemerkten verkenners van de Stad dat de loopgraven dichtbij de stadswal verlaten waren. Een dag later bleek dat de hoofdmacht van het bisschoppelijk leger, dat z’n kampement had opgeslagen tussen Helpman en Haren, op de terugtocht was. De helft van zijn leger was gesneuveld, gevangengenomen, gedeserteerd of door ziekte uitgeschakeld. Na het beleg trof men in Helpman in een boerenschuur ongeveer 1.400 gewonden aan, die werden verpleegd door zes Franse chirurgijns. Met onherstelbare gewonden werd korte metten gemaakt door hen uit het lijden te verlossen.

Helpman had zwaar te leiden gekregen door de aanwezigheid van de soldaten van Bommend Berend. Drie jaar eerder vond de Groninger synode het gewenst dat Helpman een aparte gemeente zou worden. Los van de Stad en met een eigen kerk. De synodale deputaten zouden dit advies bij Gedeputeerde Staten aanhangig maken en bevorderen. In 1672 stonden de zaken er inmiddels drastisch anders voor. Begin 1673 lieten de gedeputeerden weten: ‘In de sake van Helpen heeft gansch niet konnen gedaen worden, vermits dese plaetse in de belegeringe van Groningen door de Ceulsche en Munstersche troupen ten meestendeele geruïneert is geworden, en diensvolgens van haer meeste inwoonders ontbloot.’ Er kwam dus niet terecht van het mooie voornemen. Helpman moest nog eeuwen wachten op zijn eigen kerk.

In de periode 1698-1700 werd ten noorden van Helpman bij de Kempkensberg (nu het noordelijke deel van het Sterrebos in de stad Groningen) een verdedigingslinie or de stad Groningen gebouwd. Vanaf die hoogte had in 1672 de artillerie van Bernhard von Galen, de bisschop van Münster, de versterkte stad gebombardeerd. De linie bestond uit een serie van bastions, redoutes en bolwerken met ervoor een ‘droge’ gracht en een ‘natte’ horizont. In 1695 werd begonnen met het graven van de gracht van de Helperlinie. Het uiteindelijke ontwerp voor de linie werd in 1698 gemaakt door Menno van Coehoorn (1641-1704) volgens de principes van het Nieuw Nederlands Vestingstelsel. Ten noorden van deze Helperlinie (ten zuiden van het Sterrebos en ten noorden van Helpman) werd in 1698 nog begonnen met het aanleggen van een tweede waterlinie gegraven, de Griffelinie (zuidelijk van de stadsgrachten en ten noorden van de Helperlinie), maar dit werk werd snel gestaakt omdat de Helperlinie strategisch veel belangrijker werd gevonden. De Helperlinie liep van het Hoornsediep naar het Schuitendiep, compleet met redoutes, bastions en muren.

De linie hoefde nooit in gebruik ge worden genomen. Tussen 1786 en 1806 werd het Helperdiep gegraven als uitbreiding van de linie naar het zuiden, maar ondertussen lag de linie in een gebied dat steeds populairder werd voor de Stadjers. In 1767 had het stadsbestuur om die reden nog een jachtverbod voor het gebied tussen de stadswallen en de linie uitgevaardigd. Begin 19e eeuw was van de militaire functie al zo weinig meer over dar de minister van Oorlog toestemming gaf om in het gebied vijf woningen te laten bouwen. In de jaren 1843-1852 werd in de gracht zelfs een badinrichting voor militairen aangelegd. Toen in 1871 de Frans-Duitse oorlog uitbrak, werd de linie voor het laatst in staat van paraatheid gebracht, maar dat zal in de praktijk weinig om het lijf hebben gehad. Toen in 1874 de Vestingwet in werking trad, werd in 1878 begonnen met het slechten van de linie. Op de vrijgekomen grond verrezen enkele leger- en rijksinstellingen, zoals de Rabenhauptkazerne, de gevangenis (later de Van Mesdagkliniek), het Huis van Bewaring en de Rijkskantoorgebouwen; ook werd het Sterrebos uitgebreid naar het zuiden. Momenteel zijn nog enkele oude vestingwallen en – muren bewaard gebleven en is in de Groningse wijk Helpman de loop van de linie nog redelijk goed herkenbaar

Eind zeventiende eeuw kwamen Helpman en omgeving in trek bij welgestelde stadjers. Er werden diverse buitenplaatsen gebouwd, zodat de wijk Helpman ook bekend werd door de landgoederen Groenendaal, Groenestein en Coendersborg. In 1840 omvat het gehucht Helpman 44 huizen met 220 inwoners. In 1884 en 1914 werd Helpman in twee etappes toegevoegd aan de gemeente Groningen. Tegenwoordig omvat de wijk ruim 5.000 huizen met ongeveer 12.000 inwoners.

Beleg_van_Groningen_-_Siege_of_Groningen_by_Bernhard_von_Galen_(1672)

Dit item was geplaatst door Muis.
%d bloggers liken dit: