FORT BATENSTEIN (1652-1871) – 009
In de periode 1482-1786 werden langs de Afrikaanse Goudkust (Ghana) een groot aantal kastelen, forten en versterkte handelsposten gebouwd door (onder andere) Portugezen, Britten, Nederlanders, Spanjaarden, Denen, Zweden en Duitsers. Al die bouwwerken verrezen toen door de Europese ontdekkingsreizen allerlei nieuwe handelsactiviteiten en kolonies ontstonden. Dat ging gepaard met veel onderlinge conflicten en strijd met de Afrikaanse mogendheden. De verdedigingswerken kwamen tot stand om de eigen handel, die grotendeels bestond uit handel in goud en slaven, te beschermen. Veel van die forten en kastelen staan nu op de Werelderfgoedlijst van UNESCO, variërend van in uitstekend onderhouden staat tot bouwvallen en ruïnes.
Een daarvan betrof Fort Batenstein in het dorp Buttre aan de kust in de bossen van Ahantaland ten oosten van de kaap Three Points. In 1598 bouwde de West-Indische Compagnie in de omgeving een factorij in het bos. Zo’n factorij was een kleine nederzetting als steunpunt voor overzeese handel, die werd bestuurd door een afgevaardigde namens de WIC. Vaak bestond een factorij uit een paar pakhuizen, woningen voor het personeel, een kerk en een hoofdkantoor, soms met een garnizoen en een versterking of fort om de handelspost tegen indringers of aanvallers te kunnen verdedigen.
Halverwege kreeg ook de Zweedse Afrikaanse Compagnie interesse in de plek. De WIC stookte toen de lokale bevolking op tegen de Zweden. Die Zweedse Afrika Compagnie was in 1649 met koninklijke Zweedse goedkeuring opgericht door Louis de Geer en zijn zoon Laurens, die in feite de hele onderneming runde. Deze Louis de Geer (Luik, 1587 – Amsterdam, 1652) was een grote, protestantse kanonnenproducent die ook voor de Nederlandse admiraliteit, de VOC en WIC werkte. Hij hoorde zowel in Nederland als in Zweden tot de elite. Vanaf 1657 was De Geer betrokken bij de Nederlandse slavenhandel van Guinee op Curaçao, samen met Philip van Hulten (1632-1692), de Amsterdamse koopman die rond 1680 gold als de belangrijkste slavenhandelaar in de West. Met de Zweedse Afrikaanse Compagnie ging De Geer dus de concurrentie aan met zijn Amsterdamse vrienden. De onderlinge onvrede duurde tot 1663 toen de Zweedse Afrika Compagnie werd opgeheven nadat de WIC de Zweden een schadevergoeding van 350.000 gulden had betaald voor het verlies van drie forten.
In 1656 hadden Nederlandse soldaten het gebied op de heuvel van Butre op de Zweden veroverd en bouwde er een eigen fort dat zij Batenstein noemden. Het fort diende niet zozeer voor handelsactiviteiten, maar om te verhinderen dat de Zweden zouden proberen terug te komen. In het fort werd op 27 augustus 1656 door de WIC en de Ashanti het Verdrag van Butre getekend, waarmee het gebied een Nederlands protectoraat werd. De bepalingen waren echter zodanig dat de Ashanti het eeuwenlang als een vriendschapsverdrag zagen. Het was een klein fort, dat niet erg stevig op zijn fundamenten moet hebben gestaan. Om die reden stonden er ter verdediging maar elf lichte kanonnen. De vrees was dat het fort anders onder het gewicht zou bezwijken. Er is zelfs de mythe dat als er maar met een geweer werd geschoten, men het fort kon voelen trillen. Het fort was dus moeilijk te verdedigen, dus makkelijk te veroveren. In 1818 veroverden de Britten het fort op de Nederlanders, maar ze verloren door de afschaffing van de slavernij de belangstelling. De Nederlanders konden het weer innemen, maar verlieten het in 1871 toen ook Nederland de slavernij verbood. Het fort werd sindsdien ernstig verwaarloosd. Het staat er nu slecht bij: scheefgezakt en niet meer dan een bouwvallige ruïne. In 1837 was nog wel een oorlog tussen de Nederlanders en Ashanti uitgebroken, waarna Fort Batenstein ineens een belangrijke functie kreeg om haar belangen aan de Goudkust te verdedigen. Pas toen werd her gebied als protectoraat bestuurd en werd geprobeerd bij Butre een mijn te openen, die echter geen grammetje goud zou opleveren. In 1872 verkocht Nederland al haar belangen aan de Goudkust aan de Britten, maar dat resulteerde in 1873 in een opstand tegen de nieuwe heersers, waarbij met Nederlandse vlaggen werd gezwaaid om te laten zien waar de sympathie lag en geweerschoten werden afgevuurd om dat sentiment te versterken. In oktober 1873 werd Butre zelfs aangevallen vanuit Dixcove, een voormalige Britse handelspost, waarna de Britten uit wraak Butre bombardeerden. In 1874 lijfde de Britten her hele gebied in als Britse Kroonkolonie en trokken ten strijde tegen het koninkrijk Ashanti, de voormalige handelspartner van Nederland. In 1901 werden de Ashanti definitief verslagen.